Op 2 april 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en poging tot invoer van cocaïne. De verdachte, geboren in 1974, was aanwezig tijdens de zitting en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.M. Rombouts. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. G. Veenstra. De zaak is onderdeel van onderzoek Druif, waarin meerdere verdachten betrokken zijn bij de invoer van cocaïne van Zuid-Amerika naar Nederland. In deze zaak zijn procesafspraken gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, waarbij de verdachte zich heeft gecommitteerd aan een gevangenisstraf van 15 maanden, mits de rechtbank de procesafspraken volgt.
De rechtbank heeft de procesafspraken beoordeeld en vastgesteld dat de eerder geuite bezwaren tegen deze afspraken niet meer van toepassing zijn. De verdachte heeft verklaard dat hij de gemaakte afspraken begrijpt en vrijwillig heeft gekozen om mee te werken aan het afdoeningsvoorstel. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten vastgesteld op basis van de beschikbare bewijsmiddelen en heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, die onvoorwaardelijk zal worden uitgevoerd.
De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan in overeenstemming met de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, die van toepassing zijn op de feiten die de verdachte zijn ten laste gelegd.