ECLI:NL:RBNNE:2024:1162

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
C/18/232698 KG RK 24-77
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen rechter mr. E.Th.M. Zwart-Sneek

Op 19 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland het wrakingsverzoek van een verzoeker afgewezen. Het verzoek was gericht tegen mr. E.Th.M. Zwart-Sneek, de rechter die belast was met de behandeling van een civiele procedure. De verzoeker betoogde dat hij twijfelde aan de onpartijdigheid van de rechter, omdat hij meende dat deze al op voorhand bevooroordeeld was. Daarnaast stelde de verzoeker dat hij geen bewijs mocht weerleggen, terwijl de eisende partij wel de gelegenheid had gekregen om nadere stukken aan te leveren.

De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek onvoldoende concrete feiten of omstandigheden bevatte die de vrees voor vooringenomenheid van de rechter objectief gerechtvaardigd zouden maken. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker was niet voldoende om tot wraking over te gaan.

Bovendien werd opgemerkt dat het wrakingsverzoek zich ook richtte tegen een procedurele beslissing van de rechter, waarover de wrakingskamer geen oordeel kan vellen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een uitzonderlijk geval waarin de beslissing van de rechter als blijk van vooringenomenheid kon worden opgevat.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure met zaaknummer 10778241 CV EXPL 23-5940 voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/232698 KG RK 24-77.
Beslissing van 19 maart 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de verzoeker
strekkende tot de wraking van
mr. E.Th.M. Zwart-Sneek
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 maart 2024;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 5 maart 2024;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 11 maart 2024.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het wrakingsverzoek strekt tot wraking van mr. E.Th.M. Zwart-Sneek, kantonrechter, die is belast met de behandeling van de civiele procedure met zaaknummer 10778241 \ CV EXPL 23-5940. In voornoemde procedure is [eiser] de eisende partij en verzoeker de gedaagde partij.
2.2.
De verzoeker heeft blijkens het schriftelijke wrakingsverzoek, kort samengevat, aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij twijfelt aan de onpartijdigheid van de rechter. Daartoe heeft de verzoeker aangevoerd dat naar zijn oorddeel de rechter reeds op voorhand bevooroordeeld was. Tevens heeft de verzoeker aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij geen bewijs mocht weerleggen, terwijl aan de eisende partij de gelegenheid is geboden om zowel ter zitting als na de zitting nadere stukken aan te leveren.
2.3.
De rechter heeft op het verzoek gereageerd en heeft laten weten niet in de wraking te berusten.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
3.2.
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv en artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening gehouden worden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank volgen uit het schriftelijke wrakingsverzoek alsmede uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 maart 2024 onvoldoende concrete feiten of omstandigheden waaruit de vooringenomenheid van de rechter, of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, kunnen worden afgeleid.
3.4.
Het wrakingsverzoek richt zich mede tegen de beslissing van de rechter om de eisende partij in de procedure in de gelegenheid te stellen een nadere akte te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank betreft dit een gangbare procedurele beslissing, waarover de wrakingskamer geen oordeel toekomt. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt met zich dat een rechterlijke (tussen)beslissing nooit een grond kan vormen voor wraking. [1] Dit is alleen anders indien (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid. Van een dergelijk uitzonderlijk geval is in casu naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Bovendien blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling dat de rechter de verzoeker tevens in de gelegenheid heeft gesteld om een week later bij antwoord akte te reageren op de door de eisende partij te nemen akte.
3.5.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het verzoek af;
4.2.
bepaalt dat de procedure met zaaknummer 10778241 \ CV EXPL 23-5940 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevond;
4.3.
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan:
- de verzoeker;
- mr. E.Th.M. Zwart-Sneek;
- de betrokken partijen.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. C.W. Couperus-van Kooten en mr. H.J. Idzenga, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.A. Toussaint, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2024.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413.