ECLI:NL:RBNNE:2024:1052

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
LEE 24-493
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhavend optreden en bouwstop in het kader van omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, handelend onder de naam [verzoekster], heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen verzocht om handhavend op te treden tegen werkzaamheden die volgens haar in strijd zijn met de verleende omgevingsvergunning. Het verzoek om handhaving is ingediend op 28 november 2023, gevolgd door een verzoek om een bouwstop op 29 december 2023. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de relevante regelgeving, waaronder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), van toepassing is, en dat de Omgevingswet op dat moment nog niet van toepassing was.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een overtreding van een wettelijk voorschrift. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoekster, waaronder de stelling van valsheid in geschrifte en de onrechtmatigheid van de omgevingsvergunning, niet overtuigend geacht. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de werkzaamheden conform de verleende omgevingsvergunning worden uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om handhaving en het verzoek om een bouwstop zijn afgewezen, en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De zaak benadrukt de noodzaak voor verzoekers om voldoende bewijs te leveren voor hun claims in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
locatie Groningen
zaaknummer: LEE 24/493
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 maart 2024 in de zaak tussen
[verzoekster], handelend onder de naam [verzoekster], te [plaats], verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, verweerder,
(gemachtigde: L.A. Berkedam).
Als
derde-partijheeft aan het geding deelgenomen: [derde-belanghebbende], te [plaats], derde-belanghebbende.
Procesverloop
Bij besluit van 16 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek om handhaving van verzoekster van 28 november 2023 alsmede haar verzoek om het opleggen van een bouwstop van 29 december 2023 afgewezen.
Tegen het bestreden besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter bij brief van 1 februari 2024 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 19 maart 2024. Verzoekster is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde,
S.M.S. Heerens en W.H. Boekelo (bouwinspecteur). Derde-belanghebbende is zonder kennisgeving niet verschenen.
Feiten en omstandigheden
1. Bij haar oordeelsvorming betrekt de voorzieningenrechter de navolgende feiten en omstandigheden.
1.1. Verzoekster is woonachtig op het perceel [adres] te [plaats]. Dit perceel ligt tegenover de percelen [adres].
1.2. Verweerder heeft bij besluit van 2 maart 2022 aan derde-belanghebbenden een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor het verbouwen en het plaatsen van een kapverdieping op het hoekpand op de percelen [adres] te [plaats]. Dit besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning heeft formele rechtskracht gekregen.
1.3. De ingangen van de winkels bevinden zich in de te realiseren situatie aan de [adres], de ingang van het trappenhuis voor de appartementen bevindt zich in de te realiseren situatie aan de [adres]. Op 2 maart 2022 zijn tevens door de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (hierna: de BAG) de huisnummers [adres] voor de appartementen aan de [adres] toegevoegd.
1.4. Verzoekster heeft verweerder bij brief van 28 november 2023 verzocht om handhavend op te treden jegens derde-belanghebbende. In dit verzoek om handhaving heeft verzoekster verweerder verzocht om (1) de verleende omgevingsvergunning in te trekken en (2) per direct handhavend op te treden. In dit verzoek heeft verzoekster erop gewezen dat er sprake is van valsheid in geschrifte omdat de feitelijke werkzaamheden niet plaatsvinden op de huisnummers [adres], maar op niet bestaande huisnummers [adres]
1.5. Op 5 december 2023 heeft een bouwinspecteur van de gemeente Groningen een inspectie uitgevoerd op voormelde percelen waarbij is geconstateerd dat de werkzaamheden conform de verleende omgevingsvergunning worden uitgevoerd. Deze bouwinspecteur heeft zijn bevindingen neergelegd in een rapport van bevindingen, inclusief bouwtekeningen en foto’s, van 6 december 2023.
1.6. Verzoekster heeft verweerder bij brief van 29 december 2023 verzocht om (1) een bouwstop op te leggen, (2) de verleende omgevingsvergunning in te trekken en (3) de bouwstop te handhaven. In dit verzoek heeft verzoekster erop gewezen dat onjuiste dan wel corrupte informatie is verstrekt bij de aanvraag om omgevingsvergunning, zodat deze omgevingsvergunning ten onrechte is verleend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het verzoek om handhaving van verzoekster van 28 november 2023 alsmede haar verzoek om het opleggen van een bouwstop van 29 december 2023 afgewezen.
Toepasselijke regelgeving
3. De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Overwegingen
Overgangsrecht Omgevingswet
4. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet (Ow) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet, volgt dat in deze procedure nog het oude recht (waaronder de Wabo) van toepassing is, omdat het verzoek om handhaving is ingediend voor de inwerkingtreding van de Ow.
5. Gesteld voor de vraag of er aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
6. Gelet op het feit dat het verzoek om het opleggen van een bouwstop is afgewezen, acht de voorzieningenrechter het spoedeisende belang aan de zijde van verzoekster in dit geval gegeven.
Het geschil
7. Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht het verzoek om handhaving alsmede het verzoek om het opleggen van een bouwstop heeft afgewezen. Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Overtreding
8. Verzoekster betoogt dat er sprake is van valsheid in geschrifte omdat de feitelijke werkzaamheden niet plaatsvinden op de huisnummers [adres] maar op de niet bestaande huisnummers [adres]. Daarnaast betoogt verzoekster dat het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning voor wat betreft de optopping van het bestaande pand in strijd is met het bestemmingsplan, zodat die omgevingsvergunning onrechtmatig is. Voor zover de bezwaren tegen de verleende omgevingsvergunning te laat zijn ingediend, wijst verzoekster erop dat zij vanwege een hersenbeschadiging niet eerder in de gelegenheid is geweest om te reageren en dat er om die reden sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
8.1. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er in dit geval geen sprake is van een overtreding van een wettelijk voorschrift, zodat er geen bevoegdheid tot handhavend optreden bestond. In dit verband wijst verweerder erop dat bij besluit van 2 maart 2022 aan derde-belanghebbenden een omgevingsvergunning is verleend voor het verbouwen en het plaatsen van een kapverdieping op het hoekpand op voormelde percelen te Groningen en dat dit besluit formele rechtskracht heeft gekregen.
8.2. De voorzieningenrechter overweegt dat het besluit van 2 maart 2022 tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het verbouwen en het plaatsen van een kapverdieping op het hoekpand voormelde percelen te [plaats] formele rechtskracht heeft gekregen. Dit brengt met zich dat van de juistheid van dit besluit dient te worden uitgegaan in deze procedure. In hetgeen verzoekster zonder een enige vorm van onderbouwing naar voren heeft gebracht met betrekking tot haar medische problematiek, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om tot de conclusie te komen dat de termijnoverschrijding van verzoekster in dit geval verschoonbaar moet worden geacht. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter evenmin aanleiding om de rechtmatigheid het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning alsnog te beoordelen. Aangezien er in dit geval sprake is van bouwwerkzaamheden op grond van een rechtmatige omgevingsvergunning en verzoekster ook anderszins niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een overtreding van een wettelijk voorschrift, heeft verweerder zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht op het standpunt gesteld dat er geen bevoegdheid tot handhavend optreden bestond. Gelet hierop bestaat er naar het oordeel van de voorzieningenrechter in zoverre geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt in zoverre afgewezen.
Bouwstop
9. Verzoekster betoogt dat bij de aanvraag om omgevingsvergunning onjuiste dan wel corrupte informatie is verstrekt, zodat deze omgevingsvergunning ten onrechte is verleend. In dit verband voert verzoekster aan dat de feitelijke werkzaamheden niet plaatsvinden op de huisnummers [plaats], maar op niet bestaande huisnummers [adres]
9.1. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit het rapport van bevindingen van
6 december 2023 van de bouwinspecteur blijkt dat de werkzaamheden op de percelen [adres] te Groningen conform de verleende omgevingsvergunning worden uitgevoerd. In dit verband wijst verweerder erop dat uit de tekeningen bij de aanvraag voor de verleende omgevingsvergunning blijkt dat met het bouwplan de ingang voor de nieuw te realiseren appartementen aan de [adres] wordt gerealiseerd. De benodigde huisnummers aan de [adres] zijn op 2 maart 2022 - dezelfde datum als waarop de omgevingsvergunning is verleend - toegevoegd door de BAG. Hoewel de bouwtekeningen suggereren dat de appartementen in de [adres] zouden krijgen, heeft de BAG ervoor gekozen om - rekening houdend met al bestaande huisnummers - [adres] toe te kennen. Dit betreft in de visie van verweerder slechts een administratieve wijziging. Volgens verweerder blijft de feitelijke situatie ongewijzigd en in overeenstemming met de verleende omgevingsvergunning. Omdat de werkzaamheden conform de verleende omgevingsvergunning worden uitgevoerd bestaat er naar de mening van verweerder geen aanleiding om in dit geval een bouwstop op te leggen.
9.2. De bevoegdheid van verweerder om al dan niet een bouwstop op te leggen staat in artikel 5.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In dit artikel staat dat een besluit tot last onder bestuursdwang of last onder dwangsom ook kan inhouden dat het bouwen, gebruiken of slopen van een bouwwerk wordt gestaakt. De intentie van een op te leggen bouwstop is dat niet met de uitvoering van het gehele project wordt doorgegaan totdat de uitvoerder van de werkzaamheden daarover overleg heeft gevoerd met verweerder. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS), onder meer kenbaar uit ECLI:NL:RVS:2013:BZ4953, volgt dat een bouwstop een spoedmaatregel is die wordt opgelegd in afwachting van mogelijke te treffen handhavingsmaatregelen.
9.3. De voorzieningenrechter overweegt dat het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning ziet op het verbouwen en het plaatsen van een kapverdieping op het hoekpand op de percelen [adres]. Verder overweegt de voorzieningenrechter dat uit het rapport van bevindingen van 6 december 2023 van de bouwinspecteur van de gemeente Groningen kan worden afgeleid dat de werkzaamheden op de percelen conform de verleende omgevingsvergunning en de daarvan deel uitmakende bouwtekeningen worden uitgevoerd. In hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht met betrekking tot de gestelde gebrekkige fundering en de onrechtmatige optopping van het pand, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om tot de conclusie te komen dat het rapport van bevindingen van 6 december 2023 is gebaseerd op onjuiste uitgangspunten of anderszins onzorgvuldig tot stand is gekomen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de toezichthouder Boekelo van verweerder ter zitting heeft aangegeven dat ook nadien controles zijn uitgevoerd naar aanleiding van de bouwwerkzaamheden en dat daarbij niet is geconstateerd dat in afwijking van de verleende omgevingsvergunning wordt gebouwd. Inhoudelijk heeft verzoekster dit niet weersproken, zodat verweerder de rapportage en de bevindingen van de bouwinspecteur aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Gelet op de voorgaande overwegingen heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen bevoegdheid bestond om in dit geval een bouwstop op te leggen. Gelet hierop bestaat er naar het oordeel van de voorzieningenrechter in zoverre geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt in zoverre afgewezen.
Conclusie
10. Gelet op de voorgaande overwegingen dient de houdbaarheid van het bestreden besluit in de bezwaarfase als overwegend positief te worden ingeschat. Gelet hierop bestaat er geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt afgewezen.
11. Aangezien het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. Evenmin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om te bepalen dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht dient te vergoeden in verband met de gestelde tegenwerking in het voortraject.
Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.L.A. van Kats als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:81
1. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningen-rechter van de bestuursrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
(…).
Artikel 5:1
1. In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
2. Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
Artikel 5:2
1. In deze wet wordt verstaan onder:
a. bestuurlijke sanctie: een door een bestuursorgaan wegens een overtreding opgelegde verplichting of onthouden aanspraak;
b. herstelsanctie: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding;
(…).
Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5:32
1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk.
(…)
Artikel 5.17
Een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom gericht op naleving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wet kan inhouden dat het bouwen, gebruiken of slopen van een bouwwerk wordt gestaakt of dat voorzieningen, met inbegrip van het slopen van een bouwwerk, gericht op het tegengaan of beëindigen van gevaar voor de gezondheid of de veiligheid worden getroffen.