Uitspraak
derde-partijheeft aan het geding deelgenomen: [derde-belanghebbende], te [plaats], derde-belanghebbende.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, handelend onder de naam [verzoekster], heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen verzocht om handhavend op te treden tegen werkzaamheden die volgens haar in strijd zijn met de verleende omgevingsvergunning. Het verzoek om handhaving is ingediend op 28 november 2023, gevolgd door een verzoek om een bouwstop op 29 december 2023. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de relevante regelgeving, waaronder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), van toepassing is, en dat de Omgevingswet op dat moment nog niet van toepassing was.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een overtreding van een wettelijk voorschrift. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoekster, waaronder de stelling van valsheid in geschrifte en de onrechtmatigheid van de omgevingsvergunning, niet overtuigend geacht. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de werkzaamheden conform de verleende omgevingsvergunning worden uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om handhaving en het verzoek om een bouwstop zijn afgewezen, en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De zaak benadrukt de noodzaak voor verzoekers om voldoende bewijs te leveren voor hun claims in bestuursrechtelijke procedures.