Uitspraak
RECHTBANK Noord-Nederland
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de rolbeslissing van 13 september 2023
2.De verdere beoordeling
€ 6.397,77
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 7 februari 2024, betreft het een erfrechtelijk geschil tussen de eiser en twee gedaagden over een geldleningsovereenkomst. De rechtbank had in een eerder tussenvonnis bepaald dat gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], een advocaat moesten stellen om bewijs te leveren dat [gedaagde sub 1] zijn betalingsverplichtingen jegens de erflaatster had nagekomen. Ondanks deze opdracht hebben de gedaagden geen advocaat gesteld, waardoor zij niet konden voldoen aan de bewijsopdracht. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering van de eiser op [gedaagde sub 1] ter zake van de geldlening van € 75.000,00 nog steeds openstaat.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de nalatenschap van de erflaatster bestaat uit verschillende activa en passiva, waaronder een vordering op [gedaagde sub 1] en een banksaldo. De rechtbank heeft de verdeling van de nalatenschap vastgesteld, waarbij [gedaagde sub 1] geen recht heeft op een deel van de nalatenschap vanwege zijn inbrengverplichtingen. De rechtbank heeft ook de beslagkosten en proceskosten toegewezen aan de eiser, aangezien de gedaagden grotendeels in het ongelijk zijn gesteld. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagden onmiddellijk aan de veroordelingen moeten voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.