ECLI:NL:RBNNE:2023:935
Rechtbank Noord-Nederland
- Verstek
- H.J. Idzenga
- G. Groothuis
- Ir. J.P. Emmens
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schriftelijke vastlegging van een pachtovereenkomst in een verstekzaak
In deze zaak vordert eiser [A] schriftelijke vastlegging van een pachtovereenkomst met gedaagde [B]. De procedure is gestart met een dagvaarding op 6 januari 2023. De pachtkamer van de Rechtbank Noord-Nederland heeft op 7 maart 2023 vonnis gewezen in verstek, omdat gedaagde niet is verschenen. De vordering van [A] is afgewezen omdat de pachtovereenkomst en de gemaakte afspraken onvoldoende duidelijk zijn. De pachtkamer oordeelt dat er niet voldaan is aan de vereisten voor een pachtovereenkomst zoals gedefinieerd in artikel 7:311 van het Burgerlijk Wetboek. De rechter heeft vastgesteld dat de stukken en stellingen van [A] niet voldoende zijn om de overeenkomst vast te leggen. Hierdoor is het niet mogelijk om de vordering toe te wijzen. [A] wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op nihil, aangezien [B] niet heeft geantwoord. De uitspraak is gedaan door de pachtkamer, bestaande uit mr. H.J. Idzenga, kantonrechter-voorzitter, en de leden G. Groothuis en Ir. J.P. Emmens.