Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
- voor recht zal verklaren dat de grondgebruikersverklaring een voorovereenkomst tot het aangaan van een pachtovereenkomst is ( [verpachter] spreekt van een ‘pactum de contrahendo’);
- met betrekking tot de percelen schriftelijk (primair) een geliberaliseerde pachtovereenkomst (artikel 3:397 lid 1 BW) dan wel (subsidiair) een reguliere pachtovereenkomst zal vastleggen, ingaand op 1 januari 2015 dan wel 1 januari 2014 en eindigend op 31 december 2015 dan wel 31 december 2014 tegen een pachtprijs van € 7.500;
- [pachter] in de proceskosten zal veroordelen.
4.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
- dat [pachter] hem jaarlijks vroeg of hij de grond weer mocht gebruiken;
- dat [verpachter] enkele keren aan het sluiten van de nieuwe pachtovereenkomst voor de duur van één jaar/teeltseizoen de voorwaarde heeft verbonden dat er een hogere pachtprijs moest worden betaald;
- dat de grond zijn pensioenvoorziening was en dat hij deze te gelegener tijd wenste te verkopen;
- feiten en omstandigheden waaruit blijkt, althans kan worden afgeleid, dat de grondgebruikersverklaring een voorovereenkomst was.
5.De beslissing
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum 25 september 2018,waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;