ECLI:NL:RBNNE:2023:809

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
LEE 23/827
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening bij woningsluiting op grond van de Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 3 maart 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die zijn woning gesloten zag worden op basis van artikel 13b van de Opiumwet, toegewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Assen om zijn woning voor drie maanden te sluiten, nadat er drugs en wapens in de woning waren aangetroffen tijdens een politie-inval. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten, maar dat de sluiting in dit geval onevenredig is. Verzoeker was niet aanwezig tijdens de inval en er zijn geen meldingen van drugsoverlast of andere feiten die wijzen op een langdurige verstoring van de openbare orde. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester zijn doel ook met minder ingrijpende maatregelen kan bereiken, zoals een voorwaardelijke sluiting of een last onder dwangsom. De voorzieningenrechter schorst het besluit van de burgemeester tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar en wijst de burgemeester aan tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/827

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 maart 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. A.S. Schollaardt),
en

de burgemeester van de gemeente Assen

(gemachtigden: F. Ferinathe, S. van Gils en H.J. Tuin).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester om op grond van artikel 13b van de Opiumwet zijn woning te sluiten voor de duur van drie maanden.
1.1.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2. De voorzieningenrechter gaat uit van het volgende.
2.1.
Verzoeker huurt een studio/appartement op de eerste verdieping van het pand aan [adres]. Deze ruimte wordt hierna als ‘de woning’ aangeduid.
2.2.
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek is de woning op 29 november 2022 betreden door de politie. Uit de bestuurlijke rapportage van de politie van 10 januari 2023 blijkt dat verdovende middelen (heroïne, cocaïne en hasjiesj) met verpakkingsmaterialen en twee weegschaaltjes zijn aangetroffen. Daarnaast zijn een vuurwapen met munitie, een alarmpistool en gestolen goederen aangetroffen. Verzoeker was tijdens het betreden van de woning niet aanwezig. Wel zijn twee andere personen aangetroffen in de woning, waaronder een vriend van verzoeker. Verzoeker is volgens de bestuurlijke rapportage geen verdachte in het strafrechtelijke onderzoek.
2.3.
De burgemeester heeft op 27 januari 2023 aan verzoeker meegedeeld dat hij diens woning voor drie maanden wil sluiten. Verzoeker heeft hierop een zienswijze ingediend.
2.4.
Op 14 februari 2023 heeft de burgemeester besloten om de woning van verzoeker te sluiten van 21 februari 2023 om 14:00 uur tot 21 mei 2023 om 14:00 uur. Dit is het bestreden besluit.
2.5.
De burgemeester heeft op 22 februari 2023 aangegeven te wachten met sluiting tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.

Verzoek

3. Verzoeker verzoekt de voorzieningenrechter het bestreden besluit te schorsen totdat inhoudelijk op het bezwaar is beslist.
3.1.
Verzoeker bestrijdt dat de burgemeester bevoegd is tot toepassing van artikel 13b van de Opiumwet, nu hij niet kan worden aangemerkt als feitelijke overtreder en er evenmin sprake is van functioneel daderschap. Verzoeker verwijst hierbij naar de conclusie van de advocaat-generaal van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [1] Verder is de sluiting volgens verzoeker niet noodzakelijk. Er is geen loop op de woning waargenomen en er zijn geen meldingen van drugsoverlast. Als er al een noodzaak zou zijn, dan is die er nu niet meer doordat er sinds de constatering op 29 november 2022 inmiddels drie maanden zijn verstreken. Ten slotte betoogt verzoeker dat de sluiting hem onevenredig treft. Verzoeker stelt niets van de activiteiten van zijn vriend te weten. Hij kon ook geen toezicht uitoefenen, omdat hij herstellende was van een operatie. Verzoeker geeft aan niet voor een periode van drie maanden bij anderen, zoals zijn vriendin, te kunnen verblijven en hij is bang dat de verhuurder gevolgen verbindt aan de sluiting en dat hij daardoor zijn woning verliest. Omdat zijn inkomen beperkt is – verzoeker staat onder bewind – is het moeilijk een andere woning te vinden. Verzoeker voelt zich veilig en thuis in zijn woning en is gedwongen daar te slapen na nachtdiensten, mits zijn gezondheid dat toelaat.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4.1.
Niet in geschil is dat verzoeker, gelet op de aard van de zaak, een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek aan de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
4.2.
Het wettelijk kader staat in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4.3.
Bij een beoordeling van een woningsluiting op grond van artikel 13b Opiumwet geldt op basis van de rechtspraak een beoordelings- en toetsingskader. Allereerst moet worden vastgesteld of de burgemeester bevoegd is om tot sluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet over te gaan. Vervolgens moet worden beoordeeld of de sluiting evenredig is. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet in dit kader worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich er ten slotte van te vergewissen dat de sluiting evenwichtig is, ook als de duur zoals in dit geval in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. [2]
4.4.
In het kader van deze voorlopige voorzieningsprocedure beoordeelt de voorzieningenrechter of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Zij doet dat aan de hand van het onder 4.3 opgenomen toetsingskader en de gronden die verzoeker heeft aangevoerd.
Bevoegdheid
5. De voorzieningenrechter overweegt dat de enkele aanwezigheid van drugs in de woning onvoldoende is om de woning te sluiten. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" in de tekst van artikel 13b van de Opiumwet, moeten de drugs met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen voor verkoop, aflevering of verstrekking. Niet in geschil is dat er meer dan 0,5 gram harddrugs, het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik, is aangetroffen in de woning. Het gaat in totaal om bijna 89 gram heroïne, bijna 2,6 gram cocaïne en 0,43 gram MDMA/cocaïne. Daarmee staat in beginsel vast dat het de bedoeling was de drugs te verkopen, af te leveren of te verstrekken. [3] Verzoeker heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
5.1.
Bij artikel 13b van de Opiumwet is sprake van een pandgerichte aanpak. De sluitingsbevoegdheid is gekoppeld aan hetgeen in een pand aan aanwezige stoffen en voorwerpen is aangetroffen, Naast de overtreder kunnen ook de rechthebbenden worden aangeschreven. Niet relevant is of verzoeker als overtreder kan worden aangemerkt en of hem een verwijt kan worden gemaakt. [4] De mate van verwijtbaarheid speelt wel een rol bij de vraag of de sluiting evenwichtig is. De voorzieningenrechter ziet in de conclusie van de advocaat-generaal geen reden om af te wijken van de rechtspraak op dit punt, mede gelet op de hierna volgende overwegingen die zien op de evenredigheid.
5.2.
De voorzieningenrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat de burgemeester de bevoegdheid heeft om op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten. Alleen als de sluiting evenredig is, kan deze bevoegdheid daadwerkelijk worden toegepast.
Evenredigheid
6. Het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dat de sluiting van de woning verzoeker onevenredig treft.
6.1.
De burgemeester wil met het bestreden besluit drugshandel op straat en vanuit de woning tegengaan. Enerzijds om kwetsbare personen en groepen te beschermen, anderzijds om het signaal af te geven dat handel vanuit woningen niet genormaliseerd kan worden en ook niet acceptabel is. Het doel is om een veilige leefomgeving te waarborgen, de illegale situatie te herstellen en daarmee de openbare orde te beschermen. De burgemeester wil de woning als schakel in de handel van (hard)drugs voor langere tijd wegnemen. Bij de sluiting is het Damoclesbeleid en de daarin opgenomen handhavingsmatrix gevolgd.
6.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de feiten die in de bestuurlijke rapportage zijn opgenomen in beginsel een sluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet kunnen dragen. De voorzieningenrechter ziet in dit specifieke geval echter aanleiding om te oordelen dat de burgemeester zijn doel ook met een ander, voor verzoeker minder ingrijpend, middel kan bereiken.
6.3.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is aangegeven leidt de voorzieningenrechter af dat de vriend van verzoeker met de aangetroffen drugs in verband wordt gebracht. In de bestuurlijke rapportage en het verweerschrift is aangegeven dat deze vriend de drugs in bezit had en als verdachte is aangemerkt in het strafrechtelijk onderzoek. Niet bestreden wordt door de burgemeester dat moet worden aangenomen dat verzoeker vanwege een operatie in november 2022 voor langere tijd niet in de woning was. Ten tijde van de doorzoeking was hij er evenmin. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt niet dat er voor 29 november 2022 feitelijke handel vanuit de woning is waargenomen. Ook is er geen "loop" naar de woning geconstateerd. Verder zijn er geen meldingen van overlast geweest of verklaringen van buurtbewoners, die zouden kunnen wijzen op handel vanuit de woning. Ter zitting is dit bevestigd en is evenmin melding gemaakt van waarnemingen of meldingen na 29 november 2022. Voorgaande omstandigheden lijken te duiden op een eenmalige situatie, waarbij niet de verzoeker, maar zijn vriend de centrale persoon was. De burgemeester heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een langdurige verstoring van de openbare orde. De voorzieningenrechter acht sluiting van de woning voor drie maanden onder deze omstandigheden niet evenredig. De burgemeester had het onder 6.1 omschreven doel ook kunnen bereiken met een minder ingrijpend middel, zoals een voorwaardelijke sluiting van de woning of het opleggen van een last onder dwangsom, die dan gericht zijn op het voorkomen van de nu geconstateerde overtreding. Ter zitting is aangegeven dat deze mogelijkheden (nog) niet zijn afgewogen. Het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is dan ook dat de burgemeester niet van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik mag maken.
7. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen, in de zin dat dat bezwaar zal leiden tot herroeping van het primaire besluit.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
9. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet de burgemeester het griffierecht vergoeden. Het griffierecht bedraagt € 184,–.
10. Verzoeker krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten, die door de burgemeester moet worden betaald. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. Het gewicht van de zaak is gemiddeld. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het besluit van 14 februari 2023 tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,– aan verzoeker moet vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.A. van Loo, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Opiumwet
Artikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
[…]
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5:31d
Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5:32
Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Voor een last onder dwangsom wordt niet gekozen, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet.
[…]
Drugsbeleid gemeente Assen

HOOFDSTUK 4 HANDHAVINGSARRANGEMENT

[…]
4.2.2.
Algemene uitgangspunten
Bij de handhaving hebben wij gekozen voor het opleggen van een last onder bestuursdwang. Van een dwangsom verwachten wij namelijk weinig effect, vanwege het grote financiële gewin bij drugshandel. Bij de toepassing van bestuursdwang sluit de burgemeester het lokaal of de woning. Dit is immers de meest effectieve maatregel om de strijdige situatie te beëindigen en om herhaling te voorkomen. De burgemeester wijkt hiervan af, als sluiting niet evenredig is. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om het afficheren door een coffeeshop. In dat geval sluit de burgemeester de coffeeshop niet, maar laat de burgemeester de affiches verwijderen of legt hij een dwangsom op.
Gelet op de ingrijpende gevolgen die het sluiten van een lokaal en zeker van een woning voor belanghebbenden kan hebben, geldt als uitgangspunt dat bij een eerste overtreding een waarschuwing volgt. Van dit uitgangspunt wijkt de burgemeester af, als er sprake is van een ernstig geval.
Er is in beginsel sprake van een ernstig geval als er een grote hoeveelheid softdrugs wordt aangetroffen (meer dan 50 gram of 20 planten) of een handelshoeveelheid harddrugs. Verder is sprake van een ernstig geval, als aannemelijk is dat de drugshandel in georganiseerd verband plaatsvindt. Of hiervan in een concreet geval sprake is, beoordeelt de burgemeester aan de hand van onderstaande factoren. Daarbij merken wij op dat er al sprake kan zijn van aannemelijkheid als één van de volgende factoren aanwezig is:
De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet. Indien meer dan de toegestane hoeveelheid voor eigen gebruik wordt aangetroffen (harddrugs: 1 bolletje, 1 pil of 0,5 gram; softdrugs: 5 gram of 5 hennepplanten), mag op grond van vaste jurisprudentie worden aangenomen dat de drugs bestemd is voor verkoop, aflevering of verstrekking;
De mate waarin het lokaal of de woning betrokken is bij de drugshandel;
Er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten;
Er is sprake van een (vuur)wapen of verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;
Er is sprake van recidive bij betrokkene(n);
Er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de betrokkenen/bewoners;
Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet;
De mate van overlast;
De mate van gevaar voor de omgeving/omwonenden;
De woning of het lokaal is samen met andere woningen en/of locaties betrokken bij drugshandel in georganiseerd verband;
Overige feiten en omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband.
[…]
In elk individueel geval zal de burgemeester alle relevante feiten en omstandigheden - zowel belastende als ontlastende - zorgvuldig in kaart brengen. Vervolgens weegt de burgemeester al deze feiten en omstandigheden tegen elkaar af om te beoordelen of de situatie dermate ernstig is dat sluiting moet volgen, dan wel met een waarschuwing kan worden volstaan.
Duur van de sluiting
De duur van de sluiting is onder andere afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding. Om de loop naar het betreffende lokaal of de betreffende woning eruit te halen c.q. herhaling te voorkomen is een sluiting van 3 maanden al snel nodig, zo heeft de ervaring geleerd. We maken hierbij onderscheid tussen woningen en lokalen. Het sluiten van een woning heeft een grotere impact voor betrokkenen dan bij een lokaal. Daarbij is immers sprake van inbreuk op het huisrecht en de persoonlijke levenssfeer. Terwijl bij een lokaal veelal slechts financiële belangen een rol spelen. Bij het sluiten van een woning hanteren wij daarom in eerste instantie een termijn van 3 maanden en bij een lokaal 6 maanden.
Onderscheid harddrugs en softdrugs
In de handhaving wordt een onderscheid gemaakt tussen harddrugs en softdrugs. Er wordt harder opgetreden tegen harddrugs vanwege het feit dat de handel in harddrugs maatschappelijk gezien grotere volksgezondheidsrisico’s en ernstiger risico’s op het gebied van de openbare orde en veiligheid met zich meebrengt.
[…]
4.3
Handhavingsmatrix
Op basis van de algemene uitgangspunten en de gemaakte afspraken is de handhavingsmatrix vastgesteld. Binnen de matrix wordt overgegaan naar de volgende stap, indien de overtreding plaatsvindt binnen twee jaar na de vorige maatregel of waarschuwing.
Woningen
Overtreding
Soort drugs
Strafrecht
Bestuursrecht
[…]
1e
Harddrugs
Politie; proces verbaal opmaken en in beslag nemen. OM; vervolging; transactie, dagvaarden, evt. voorgeleiden
Sluiting van 3 maanden.
[…]

Voetnoten

1.Zie ABRvS 15 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:579).
2.Zie ABRvS 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912), ABRvS 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285) en ABRvS 6 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1911).
3.Zie ABRvS 7 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2614).
4.Zie ABRvS 23 september 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2986), ABRvS 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912), ABRvS 31 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2523) en ABRvS 21 december 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3906.