ECLI:NL:RBNNE:2023:693

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
18.241514.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 28 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 28 november 2020 betrokken was bij een verkeersongeval op de N381 bij Beilen. De verdachte, bestuurder van een bestelauto, reed met een snelheid van ongeveer 80 km/u, terwijl de maximumsnelheid in verband met wegwerkzaamheden was verlaagd naar 50 km/u. Door zijn onoplettendheid en het niet tijdig opmerken van langzaam rijdende voertuigen, botste hij achterop een Hyundai, bestuurd door [slachtoffer 1], die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder fracturen in de boven- en onderkaak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend had gedragen, wat leidde tot het ongeval en de verwondingen van de slachtoffers. De verdachte was niet ter terechtzitting verschenen, maar het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. E.R. van Slooten. De rechtbank legde een taakstraf van 100 uren op en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schadevergoeding niet in het strafproces kon worden behandeld.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18.241514.21

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 28 februari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 februari 2023. Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. van Slooten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 28 november 2020, te of bij Beilen, (in elk geval) in de gemeente Midden-Drenthe als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig ((bestel)auto), daarmede rijdende over de weg, de N381 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • rijdende met een snelheid van (ongeveer) 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheiddan de ter plaatse - in verband met wegwerkzaamheden ter plaatse - toegestane snelheid van 50 kilometer per uur en/of met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse
  • niet voortdurend de aandacht aan de weg en/of aan het verkeer besteed en/of zijn motorrijtuig nietvoortdurend onder controle heeft gehad en/of niet voortdurend de handeling(en) verricht die van hem, verdachte werden vereist
  • niet in staat is geweest het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengenbinnen een afstand waarover de weg vrij was en waarover hij, verdachte de de weg kon overzien - in onvoldoende mate rekening heeft gehouden met een zich voor hem op de rijbaan van die weg bevindend motorrijtuig (personenauto) dat in de zelfde richting als hij, verdachte, over de rijbaan van die weg reed en die snelheid verminderde of had verminderd en/of stopte en/of in elk geval tot stilstand was gekomen en (vervolgens) is aangereden of opgebotst tegen de achterzijde van dat zich voor hem bevindende motorrijtuig
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten aagezichtsletsel met fracturen in de boven- en onderkaak en een breuk in de neusbijholte van de bovenkaak, en/of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 28 november 2020, te of bij Beilen, (in elk geval) gemeente Midden-Drenthe, als bestuurder van een voertuig (auto)), daarmee rijdende op de weg, de N381,
  • met een snelheid van (ongeveer) 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan deter plaatse - in verband met wegwerkzaamheden ter plaatse - toegestane snelheid van 50 kilometer per uur en/of met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse
  • niet voortdurend de aandacht aan de weg en/of aan het verkeer besteed en/of zijn motorrijtuig nietvoortdurend onder controle heeft gehad en/of niet voortdurend de handeling(en) verricht die van hem, verdachte werden vereist
  • niet in staat is geweest het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengenbinnen een afstand waarover de weg vrij was en waarover hij, verdachte de de weg kon overzien - in onvoldoende mate rekening heeft gehouden met (een) zich voor hem op de rijbaan van die weg bevindend(e) motorrijtuig(en) (personenauto('s)), dat/die in de zelfde richting als hij, verdachte, over de rijbaan van die weg re(e)d(en) en die snelheid verminderde(n) of had(den) verminderd en/of stopte(n) en/of in elk geval tot stilstand was/waren gekomen en (vervolgens) is aangereden of opgebotst tegen de achterzijde van dat zich voor hem bevindende motorrijtuig, met als bestuurder
[slachtoffer 1] , waarna dat door die [slachtoffer 1] bestuurde motorrijtuig (door die aanrijding/botsing) is doorgegleden/doorgeschoven en vervolgens is opgebotst tegen een zich aldaar bevindend motorrijtuig (personenauto), met als bestuurder [slachtoffer 2] waardoor hiervoor genoemde bestuurder(s) letsel hebben/heeft opgelopen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2
hij op of omstreeks 28 november 2020, te of bij Beilen, (in elk geval) gemeente
Midden-Drenthe, als bestuurder van een voertuig (auto)), daarmee rijdende op de weg, de N381, - met een snelheid van (ongeveer) 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse - in verband met wegwerkzaamheden ter plaatse - toegestane snelheid van 50 kilometer per uur en/of met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse
  • niet voortdurend de aandacht aan de weg en/of aan het verkeer besteed en/of zijn motorrijtuig nietvoortdurend onder controle heeft gehad en/of niet voortdurend de handeling(en) verricht die van hem, verdachte werden vereist
  • niet in staat is geweest het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengenbinnen een afstand waarover de weg vrij was en waarover hij, verdachte de de weg kon overzien - in onvoldoende mate rekening heeft gehouden met (een) zich voor hem op de rijbaan van die weg bevindend(e) motorrijtuig(en) (personenauto('s)), dat/die in de zelfde richting als hij, verdachte, over de rijbaan van die weg re(e)d(en) en die snelheid verminderde(n) of had(den) verminderd en/of stopte(n) en/of in elk geval tot stilstand was/waren gekomen en (vervolgens) is aangereden of opgebotst tegen de achterzijde van dat zich voor hem bevindende motorrijtuig, tengevolge waarvan, in elk geval mede tengevolge waarvan dat motorrijtuig is doorgegleden/doorgeschoven en vervolgens is opgebotst/aagegleden tegen een zich aldaar bevindend motorrijtuig (personenauto), met als bestuurder [slachtoffer 2] , waardoor hiervoor genoemd bestuurder letsel heeft opgelopen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 november 2020, opgenomen op pagina 89 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002020329847 d.d. 14 april 2021, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik heb niet gezien dat er werkzaamheden bezig waren. Ik reed ongeveer 80 à 90 kilometer per uur. Ik ben bovenop de auto voor mij geknald. Ik heb remlichten gezien, maar dit was al te laat. Ik heb niet gezien dat er, in verband met snoeiwerkzaamheden, vanaf Westerbork maximaal 50 kilometer per uur mocht worden gereden. Ik heb de borden die vanaf Westerbork langs de weg waren geplaatst en een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur aangaven niet gezien.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, nummer
28.11.2020.14.40.2691, d.d. 15 februari 2021, inclusief bijbehorend fotoblad, opgenomen op pagina 26
e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Wij hebben onderzoek ingesteld naar aanleiding van het hierna genoemde verkeersongeval. Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
Voertuig 1:Bedrijfsauto, Volkswagen Caddy, kenteken [kenteken] .
Voertuig 2:Personenauto, Hyundai Atos Spirit 1.0 Aut., kenteken [kenteken] .
Voertuig 3:Personenauto, BMW 3ER Reihe, kenteken [kenteken] .
De bestuurders van de betrokken voertuigen reden over de N381 in de richting van Emmen. Ter hoogte van hectometerpaal 74.9 waren snoeiwerkzaamheden. In verband hiermee was de maximumsnelheid teruggebracht naar 50 km/uur. Door deze snoeiwerkzaamheden ontstond er een file. De bestuurders van de BMW en de Hyundai reden hierdoor langzaam dan wel stonden nagenoeg stil. De bestuurder van de Volkswagen merkte dit niet dan wel te laat op en botste tegen de achterzijde van de Hyundai. De Hyundai draaide door de aanrijding nagenoeg 180 graden om en raakte hierbij met de rechter voorzijde de voor de Hyundai
rijdende/stilstaande BMW. Gezien de aangetroffen situatie en de schade aan de Volkswagen en de Hyundai heeft de snelheid van de Volkswagen hoger gelegen dan de tijdelijk toegestane snelheid van 50 km/uur. Bij dit ongeval liep de bestuurster van de Hyundai zwaar lichamelijk letsel op. Wij zijn van mening dat het ongeval niet te wijten is aan een technisch gebrek, doch moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van de bestuurder van de Volkswagen. De bestuurder van de Volkswagen heeft zijn voertuig niet tot stilstand kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. De bestuurder heeft de voor hem langzaam rijdende dan wel stilstaande voertuigen te laat opgemerkt. De zeer waarschijnlijk te hoge snelheid van de Volkswagen is hier zeker op van invloed geweest. In verband met snoeiwerkzaamheden was de toegestane snelheid tijdelijk teruggebracht naar 50 km/uur. Hiervoor waren er borden A1 uit de bijlage I van het RVV 1990, met onderbord voorzien van de tekst ‘Rijdende afzetting’, geplaatst. Deze borden werden meerdere malen herhaald en waren voor het verkeer duidelijk waarneembaar. Tevens was er sprake van een rijdende afzetting. Op de plaats van het ongeval werden door ons geen tijdelijke omstandigheden ontdekt welke mogelijk van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 24 maart 2021, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Betrokkene 1:
Voertuig: Bestelauto [kenteken] Volkswagen Caddy Bestuurder: [verdachte]
Betrokkene 2:
Voertuig: Personenauto [kenteken] Hyundai Atos spirit 1 Bestuurder: [slachtoffer 1]
Betrokkene 3:
Voertuig: Personenauto [kenteken] Bmw 3er reihe Bestuurder: [slachtoffer 2]
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021, opgenomen op pagina 74 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Door [naam 1] , Operationeel specialist A, politie, Noord-Nederland, district Drenthe, digitale opsporing, is de mobiele telefoon IPhone, telefoonnummer + [telefoonnummer] van verdachte uitgelezen en aan mij verstrekt. Uit de geleverde data kon blijken dat verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon op zaterdag 28 november 2020 onder andere op de volgende tijden.
Tijdstip ( UTC=1) naar nummer gespreksduur eind
13.35.13 uur [naam 2] + [telefoonnummer] 00.00.00 not answered
13.36.25 uur [naam 2] + [telefoonnummer] 00.00.00 not answered
Tijdstip melding ongeval 13.37.52 uur bij 112.
Op zaterdag 28 november 2020 heeft de verdachte met + [telefoonnummer] om 13.36.25 gebeld met [naam 2] , telefoon nummer + [telefoonnummer] , [naam 2] heeft niet opgenomen. Dit was 1 minuut en 27 seconden voor de eerste melding bij 112.
5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 december 2020, opgenomen op pagina 75 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Door mij is telefonisch gesproken met [naam 3] , verkeersregelaar van Safe traffic Nederland. [naam 3] was verkeersregelaar op zaterdag 28 november 2020 op de N381 te Beilen alwaar het verkeersongeval had plaatsgevonden. Hij gaf aan dat in verband met snoeiwerkzaamheden bebording was geplaatst op het traject vanaf Westerbork tot Zweeloo. Bij de oprit Westerbork was bebording geplaats aan beide zijden van de weg en wel een snelheidsbeperking van 70 km/u, het bord ‘werk in uitvoering’ en ‘rijdende afzetting’. Vervolgens was een eind verder bebording geplaatst met de snelheidsbeperking 50 km/u, ‘werk in uitvoering’ en ‘rijdende afzetting’ aan beide zijden van de weg. Daarna om de 750 meter de bebording snelheidsbeperking 50 km/u, ‘werk in uitvoering’ en ‘rijdende afzetting’ aan de rechterzijde van de weg. Dit werd vervolgens steeds herhaald.
6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2022, proces-verbaalnummer PL0100-2020329847-24, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Het ongeval had plaatsgevonden op de N381 ter hoogte van hectometerpaal 74.9. Ter hoogte van hectometerpaal 72.4 komt de oprit samen met de hoofdrijbaan N381.
Vorenstaande houdt in dat vanaf dat punt, 72.4 tot het punt waar het ongeval heeft plaatsgevonden, 74.9 de afstand 2.5 kilometer bedraagt.
7.
Een geneeskundige verklaring, op 5 maart 2021 opgemaakt en ondertekend door dr. E.F.M. Veldhuis, chirurg niet praktiserend, opgenomen op pagina 15 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1] Geboren: [geboortedatum] 1953 Uitwendig waargenomen letsel:
Aangezichtsletsel met fracturen boven- en onderkaak. Breuk in neusbijholte bovenkaak. Wond hals. Klein spoor subarachnoïdaal bloed links.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht:
28 november 2020
Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel ed):
Behandeld door kaakchirurgen en KNO-artsen, operatief.
8.
Een geneeskundige verklaring, op 29 november 2020 opgemaakt en ondertekend door J.A.A. Everts, huisarts, opgenomen op pagina 18 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als haar verklaring:
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2] Geboren: [geboortedatum] 1963 Uitwendig waargenomen letsel:
Bloeduitstortingen op de linkerknie. Nekpijn en nekklachten.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht:
29 november 2020.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde
Om tot een veroordeling op grond van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) te komen, moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 is sprake wanneer verdachte in ieder geval aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gehandeld. Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen, waaronder de aard en ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van gedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke regels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad volstaat ook een enkel moment van onoplettendheid niet voor het bewijs van schuld in de zin van artikel 6 WVW en dient in dergelijke gevallen sprake te zijn van bijkomende omstandigheden waaruit kan blijken dat verdachte ten minste aanmerkelijk tekort is geschoten in hetgeen van hem als verkeersdeelnemer in het individuele concrete geval mocht worden verwacht (vgl. Hoge Raad 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. Op 28 november 2020 heeft er op de N381 bij Beilen een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij verdachte als bestuurder van zijn bestelauto achterop een aantal langzaam rijdende, dan wel stilstaande, voertuigen is gereden. Verdachte reed daarbij met een te hoge snelheid waar dat vanwege wegwerkzaamheden niet was toegestaan. Vanwege voornoemde
wegwerkzaamheden was nabij de oprit te Westerbork, om en nabij 2500 meter voor de plaats van het ongeval, aan weerszijden van de N381 bebording geplaatst, waaronder een beperking van de maximumsnelheid met 70 km per uur, bebording werk in uitvoering en een bord met het opschrift ‘rijdende afzetting’. Verderop was de maximumsnelheid middels bebording verder teruggebracht tot 50 km per uur en werd deze snelheidsbeperking, de bebording werk in uitvoering en het bord met het opschrift ‘rijdende afzetting’ aan weerszijden van de N381 om de 750 meter herhaald. Uit de verkeersongevalsanalyse van 15 februari 2021 blijkt dat voornoemde bebording duidelijk voor het verkeer waarneembaar was en er ten tijde van het verkeersongeval geen omstandigheden zijn waargenomen welke mogelijk van invloed zouden kunnen zijn geweest op het betreffende verkeersongeval. Voorts stelt de rechtbank uit de verkregen data uit de telefoon van verdachte vast dat verdachte enkele minuten voor het ongeval meerdere keren heeft gebeld of heeft proberen te bellen. De laatste poging van verdachte om telefonisch contact te leggen met zijn vrouw was 1 minuut en 28 seconden vóór de eerste 112-melding van voornoemd ongeval.
Hoewel voornoemde bebording aldus over een langere afstand werd herhaald en duidelijk zichtbaar was heeft verdachte deze niet opgemerkt, hier geen gevolg aan gegeven en is hij met een snelheid van ongeveer 80 km/uur blijven rijden, terwijl hij kwetsbare verkeersdeelnemers naderde. Uit de gereden snelheid, de afgelegde afstand en de data uit de telefoon van verdachte concludeert de rechtbank voorts dat verdachte op dat deel van het traject waar de bebording was geplaatst - terwijl hij het voertuig bestuurde - handelingen heeft verricht teneinde te kunnen telefoneren. Uit het vooroverwogene concludeert de rechtbank dat verdachte ten tijde van het besturen van het voertuig langere tijd onoplettend is geweest als gevolg waarvan hij de langzaam rijdende, dan wel stilstaande voertuigen te laat heeft opgemerkt en met grote snelheid tegen de achterzijde van het voertuig van [slachtoffer 1] is gereden. Als gevolg van de grote impact is het voertuig van [slachtoffer 1] op zijn beurt tegen de achterzijde van het voertuig van [slachtoffer 2] gebotst.
Uit de geneeskundige verklaring van 5 maart 2021 blijkt dat [slachtoffer 1] als gevolg van het ongeval een bloeding in haar hoofd en aangezichtsletsel met meerdere fracturen aan de boven- en onderkaak heeft opgelopen. Als gevolg van voornoemd letsel heeft zij enkele dagen in het ziekenhuis moeten verblijven en heeft zij een operatieve ingreep moeten ondergaan. Uit het procesdossier en het door het slachtoffer ter terechtzitting uitgeoefende spreekrecht volgt dat het slachtoffer vandaag de dag, ruim 26 maanden na het ongeval, nog altijd kampt met fysieke klachten en nog steeds bezig is met haar herstel. Voornoemd letsel is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Uit de geneeskundige verklaring van 29 november 2020 en haar eigen daarop gegeven toelichting (pagina 17 van het dossier) blijkt voorts dat [slachtoffer 2] als gevolg van het door de schuld van verdachte veroorzaakte verkeersongeval bloeduitstortingen op de linkerknie heeft opgelopen en lange tijd pijnklachten aan de nek en knie heeft ervaren.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat het verkeersgedrag van verdachte als aanmerkelijk onoplettend moet worden aangemerkt en dat daardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden met het door [slachtoffer 1] bekomen zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Daarmee komt de rechtbank tot wettig en overtuigend bewijs voor het onder 1 primair ten laste gelegde. Ook heeft het handelen van verdachte gevaar op de weg veroorzaakt als gevolg waarvan [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen. De rechtbank komt eveneens tot wettig en overtuigend bewijs van het onder 2 ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 28 november 2020, bij Beilen, in de gemeente Midden-Drenthe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto), daarmee rijdende over de weg, de N381 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onoplettend,
  • rijdende met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, hoger dan de - in verband metwegwerkzaamheden ter plaatse - toegestane snelheid van 50 kilometer per uur
  • niet voortdurend de aandacht aan de weg en aan het verkeer heeft besteed en zijn motorrijtuig nietvoortdurend onder controle heeft gehad en niet voortdurend de handelingen heeft verricht die van hem, verdachte, werden vereist
  • niet in staat is geweest het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengenbinnen een afstand waarover de weg vrij was en waarover hij, verdachte, de weg kon overzien - in onvoldoende mate rekening heeft gehouden met een zich voor hem op de rijbaan van die weg bevindend motorrijtuig (personenauto) dat in dezelfde richting als hij, verdachte, over de rijbaan van die weg reed en die snelheid verminderde of had verminderd en tot stilstand was gekomen en vervolgens is aangereden tegen de achterzijde van dat zich voor hem bevindende motorrijtuig, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten aangezichtsletsel met fracturen in de boven- en onderkaak en een breuk in de neusbijholte van de bovenkaak, werd toegebracht.
2
hij op 28 november 2020, bij Beilen, in de gemeente Midden-Drenthe, als bestuurder van een voertuig
(auto), daarmee rijdende op de weg, de N381,
rijdende met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, hoger dan de - in verband met wegwerkzaamheden ter plaatse - toegestane snelheid van 50 kilometer per uur
  • niet voortdurend de aandacht aan de weg en aan het verkeer heeft besteed en zijn motorrijtuig nietvoortdurend onder controle heeft gehad en niet voortdurend de handelingen heeft verricht die van hem, verdachte, werden vereist
  • niet in staat is geweest het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengenbinnen een afstand waarover de weg vrij was en waarover hij, verdachte, de weg kon overzien - in onvoldoende mate rekening heeft gehouden met zich voor hem op de rijbaan van die weg bevindende motorrijtuigen (personenauto's), die in dezelfde richting als hij, verdachte, over de rijbaan van die weg reden en die snelheid verminderden of hadden verminderd en tot stilstand waren gekomen en vervolgens is aangereden tegen de achterzijde van dat zich voor hem bevindende motorrijtuig, ten gevolge waarvan dat motorrijtuig is doorgegleden/doorgeschoven en vervolgens is opgebotst/aangegleden tegen een zich aldaar bevindend motorrijtuig (personenauto), met als bestuurder [slachtoffer 2] , waardoor de hiervoor genoemde bestuurder letsel heeft opgelopen, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van
1.
primairovertreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
en
2. overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat geen straf of maatregel moet worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het procesdossier en het uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 november 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft door zich aanmerkelijk onoplettend in het verkeer te gedragen op 28 november 2020 een ernstig verkeersongeval veroorzaakt waarbij twee personen letsel hebben bekomen. De gevolgen van het handelen van verdachte zijn groot. Door het verkeersongeval heeft [slachtoffer 1] onder andere meerdere fracturen in haar aangezicht opgelopen als gevolg waarvan operatief ingrijpen noodzakelijk was. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring is gebleken dat zij heden nog steeds herstellende is en mogelijk met de fysieke beperkingen als gevolg van het verkeersongeval zal blijven worden geconfronteerd. Ook [slachtoffer 2] heeft als gevolg van het verkeersongeval lange tijd fysieke pijnklachten ervaren. Naast dat het verkeersgedrag van verdachte direct gevolgen heeft gehad voor de betrokken slachtoffers, is door het handelen van verdachte ook de verkeersveiligheid in het algemeen ernstig in gevaar gebracht. Nu verdachte niet ter terechtzitting is verschenen lijkt hij op geen enkele wijze verantwoording te nemen voor zijn handelen en de gevolgen daarvan. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
Redelijke termijn
In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank stelt vast dat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen op 28 november 2020, nu verdachte op die dag voor het eerst is gehoord door de politie. Verdachte kon daaraan in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. Nadat op 5 januari 2023, op verzoek van verdachte, het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd was geschorst, wordt naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 februari 2023 het eindvonnis heden, op 28 februari 2023, gewezen. Nu verdachte voor het eerst is gedagvaard om op 5 januari 2023 ter terechtzitting te verschijnen, is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn is overschreden en die overschrijding niet aan verdachte valt toe te rekenen. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De overschrijding van de redelijke termijn resulteert er in deze zaak in dat de rechtbank, conform de door de officier van justitie gevorderde straf, een lagere taakstraf zal opleggen dan welke door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht als uitgangspunt wordt genomen. Dit uitgangspunt bedraagt: een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 100 uren moet worden opgelegd. De ernst van de gedragingen en de bescherming van de verkeersveiligheid vormen daarnaast aanleiding voor de rechtbank om een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen voor de duur van 6 maanden.
Gelet op de passend geachte straf en de eendaadse samenloop van de bewezenverklaarde feiten, zal de rechtbank ten aanzien van de overtreding volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 15.157,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu, gelet op de complexiteit van de vordering, nader onderzoek noodzakelijk is en zulks onderzoek zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
Oordeel van de rechtbank
Nog daargelaten de vraag of de door de benadeelde partij gestelde schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde, wordt deze schade onder meer onderbouwd met deskundigenberichten die (deels) tegenstrijdig zijn. Schorsing van het onderzoek ter terechtzitting om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 6, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van
6 maanden.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:

bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Eising, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2023.
Mrs. H.R. Eising en R. Baluah zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.