29.1.Naar het oordeel van de rechtbank is duidelijk dat het gaat om de vier kuilvoeropslagen aan de oostzijde van het perceel. Deze zijn aangeven op de tekening van de landschappelijke inpassing die hoort bij de bestreden besluiten (3a en 3b) met de aanduiding ‘te verwijderen kuilvoerplaat’. Met eisers is de rechtbank van oordeel dat niet duidelijk is wanneer deze kuilvoeropslagen uiterlijk verwijderd dienen te zijn, omdat de start van de termijn van twee jaar niet blijkt uit de besluiten. Het voorschrift is in zoverre onduidelijk. De beroepsgrond slaagt.
Samenvatting en tussenconclusie bestreden besluiten (3a en 3b)
30. Het beroep tegen bestreden besluiten (3a en 3b) is gegrond. Er is ten onrechte geen vergunning verleend op grond van artikel 7.7.1 onder c, van het Bestemmingsplan 2016. Bovendien zijn de besluiten, voor zover die zien op het aanleggen van houtopstanden, onvoldoende gemotiveerd. Verder zijn de besluiten genomen in strijd met de Verordening, omdat de Nije Pleats methodiek niet is gevolgd. Daarnaast is er sprake van onvoldoende zorgvuldige voorbereiding van de besluiten. Het college heeft namelijk niet onderzocht of er nog steeds sprake is van een grondgebonden bedrijf, wat de akoestische gevolgen zijn van het gebruik van de sleufsilo en in hoeverre de nieuwe verharding moet worden gecompenseerd ten behoeve van de waterhuishouding. Tot slot is het voorschrift met betrekking tot de te verwijderen kuilvoerplaten onduidelijk.
31. De beroepen tegen bestreden besluit (1), bestreden besluit (3a) en bestreden besluit (3b) zijn gegrond. De rechtbank vernietigt daarom deze besluiten. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van de besluiten in stand te laten of zelf een beslissing over aangevraagde omgevingsvergunningen te nemen. Het college moet namelijk een nadere belangenafweging maken. Ook draagt de rechtbank niet aan het college op om het gebrek te herstellen met een nadere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Naar het oordeel van de rechtbank is dit geen doelmatige en efficiënte manier om de zaak af te doen.
32. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college nieuwe besluiten moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
33. De rechtbank geeft partijen in overweging om gezamenlijk tot een passende oplossing voor de geschillen te komen. De wens hiertoe is door alle partijen uitgesproken tijdens de zitting.
34. Omdat twee van de drie beroepen gegrond zijn moet het college het griffierecht van die gegronde beroepen (€ 181,- en € 184,-) aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen.
35. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen eisers een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. De gemachtigde heeft een twee beroepschriften ingediend en heeft aan één zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt in totaal € 2.511,-.
- verklaart het beroep LEE 21/1228 tegen het besluit van 10 maart 2021 (bestreden besluit 1) gegrond;
- verklaart het beroep LEE 21/2456 tegen het besluit van 20 juli 2020 (bestreden besluit 2) ongegrond;
- verklaart het beroep LEE 22/1668 tegen het besluit van 15 maart 2022 (bestreden besluit 3a) en het gewijzigde besluit van 2 november 2022 (bestreden besluit 3b) gegrond;
- vernietigt bestreden besluit 1;
- vernietigt bestreden besluit 3a en bestreden besluit 3b;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers tegen de tijdelijke omgevingsvergunning van 16 juli 2020 (primair besluit 1) met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van 31 oktober 2018;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.511,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, voorzitter, en mr. H.J. Bastin en mr. D. Pool, leden, in aanwezigheid van mr. A.P. Voorham, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:19
1. Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
6. Intrekking of vervanging van het bestreden besluit staat niet in de weg aan vernietiging van dat besluit indien de indiener van het bezwaar- of beroepschrift daarbij belang heeft.
Besluit omgevingsrecht
Artikel 6.14. Kennisgeving besluit verlening omgevingsvergunning
1. Een kennisgeving als bedoeld in de artikelen 3:12 en 3:44 van de Algemene wet bestuursrecht wordt, voor zover het betreft een besluit tot verlening van een omgevingsvergunning waarbij sprake is van een geval als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 3°, van de wet, aan eenieder beschikbaar gesteld op de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan of beschikbaar wordt gesteld.
Bestemmingsplan 2005 (Buitengebied)
Artikel 3 Agrarische cultuurgronden
1. Bestemming
De als zodanig op de plankaart aangegeven gronden zijn bestemd voor grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, met uitzondering van bosgronden met bijbehorende andere bouwwerken, en
[…]
b. voorzover gelegen binnen de lijn op de plankaart aangeduid met “veengronden” tevens bestemd voor gebied met een open landschap;
[…]
In de bestemming is mestopslag met een omvang van meer dan 1 m³ niet begrepen;
Artikel 6 Bodemgebonden agrarische bedrijven
1. Bestemming
De als zodanig op de plankaart aangegeven gronden zijn bestemd voor bedrijven waarbinnen uitsluitend of overwegend door bewerking van de bodem en/of door het houden van vee met gebruikmaking van producten van die bodem arbeid wordt verricht ter verkrijging van plantaardige of dierlijke producten, met de bijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, erven en cultuurgronden en :
[…]
Bestemmingsplan 2013 (Bûtengebiet Dantumadiel)
Artikel 7 Agrarisch - Veenlandschap