ECLI:NL:RBNNE:2023:644

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
21/3704
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde onroerende zaak en motivering uitspraak op bezwaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 24 februari 2023, is het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Westerwolde ongegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning, die op 1 januari 2020 was vastgesteld op € 230.000. Na het bezwaar was deze waarde verlaagd naar € 224.000. Eiseres betoogde dat de uitspraak op bezwaar onzorgvuldig was gemotiveerd, omdat niet op alle bezwaren was ingegaan. De rechtbank oordeelde echter dat er geen verplichting voor de verweerder bestond om op alle bezwaren in te gaan en dat eiseres onvoldoende onderbouwing had gegeven voor haar stellingen over de onderhoudstoestand van de woning en de gedateerde voorzieningen. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning en de aanslag niet te hoog waren vastgesteld en dat de beroepsgronden van eiseres niet slaagden. Eiseres had ook verzocht om immateriële schadevergoeding, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de redelijke termijn nog niet was overschreden. De rechtbank besloot het beroep ongegrond te verklaren en de uitspraak op bezwaar in stand te houden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3704
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 24 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: G. Gieben),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Westerwolde, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 14 oktober 2021.
1.1.
Verweerder heeft voor het jaar 2021 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [woonplaats] (de woning) op 1 januari 2020 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 230.000 (de beschikking). Met deze waardevaststelling is aan eiseres ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Westerwolde voor het jaar 2021 opgelegd (de aanslag).
1.2.
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de waarde van de woning verlaagd naar € 224.000.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: C. van Abbe als waarnemer van de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door [naam taxateur] (taxateur).

Feiten

2. Eiseres is eigenaar van de woning. Het betreft een in 2000 gebouwde geschakelde woning met een inhoud van 458 m³, een aangebouwde garage en berging, een overkapping en een perceeloppervlakte van 525 m².

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de vraag of verweerder de WOZ-waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2020 niet hoger heeft vastgesteld dan de waarde in het economische verkeer. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding". [1]
5. Verweerder moet, in het licht van wat eiseres heeft aangevoerd, aannemelijk maken dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder hierin geslaagd.
Hoe is de rechtbank tot dit oordeel gekomen?
6. Eiseres voert aan dat de uitspraak op bezwaar onzorgvuldig is gemotiveerd, omdat niet op alle bezwaren is ingegaan. De rechtbank is van oordeel dat er op verweerder geen verplichting rust om op alle bezwaren in te gaan. [2] Deze beroepsgrond faalt.
7. Eiseres voert verder aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met gedateerde voorzieningen (badkamer) en met de matige onderhoudstoestand van de woning (verzakking garagevloer, slecht voegwerk, scheuren). Eiseres heeft onvoldoende onderbouwing gegeven dat de voorzieningen gedateerd waren of de onderhoudstoestand matig. Eiseres heeft weliswaar foto’s overgelegd, maar deze foto’s zijn dermate onduidelijk en onoverzichtelijk dat deze onvoldoende grond vormen als onderbouwing van de stellingen van eiseres. Daarbij komt dat verweerder gemotiveerd heeft betwist dat de factoren lager zouden moeten worden gekwalificeerd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat voor de garage de factor kwaliteit al op 2 staat als gevolg van de door eiseres gestelde verzakking en dat eiseres op het inlichtingenformulier de toestand van haar woning als gemiddeld heeft beschreven. Evenmin is gebleken dat de kwalificatie van de factor voorzieningen en onderhoud of kwaliteit lager zou moeten zijn dan de door verweerder gehanteerde factoren in het licht van de door verweerder gebruikte vergelijkingswoningen. Deze beroepsgronden slagen niet.
8. Eiseres voert nog aan dat niet inzichtelijk is hoe is geïndexeerd. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de koopsom van vergelijkingswoningen wordt geïndexeerd naar de waardepeildatum en dat die indexaties zijn gebaseerd op de indexeringspercentages zoals die aan eiseres zijn verstrekt in de bezwaarfase. Verweerder heeft hiermee, in het licht van hetgeen eiseres heeft aangevoerd, voldoende inzichtelijk gemaakt en onderbouwd hoe de indexatie heeft plaatsgevonden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zijn de waarde van de woning en de aanslag niet te hoog vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft en de WOZ-waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2020 gehandhaafd blijft op € 224.000.
11. Eiseres heeft nog verzocht om immateriële schadevergoeding. Voor het toekennen van een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn bestaat geen aanleiding. De redelijke termijn is op het moment dat deze uitspraak wordt gedaan nog niet verstreken.
12. Er is geen aanleiding eiseres een proceskostenvergoeding toe te kennen of het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Kattenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Jongsma-van Helden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2023.
w.g. griffier
w.g. rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, blz. 44.
2.Zie bijvoorbeeld Gerechtshof Amsterdam 2 februari 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:926.