ECLI:NL:RBNNE:2023:596

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
18/020850-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dodelijk verkeersongeval onder invloed van drugs

Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 juli 2021 een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van amfetamine en GHB verkeerde, reed met zijn Volkswagen over de A37 en is in slaap gevallen, waarna hij tegen bomen botste. Bij het ongeval kwam zijn bijrijder, [slachtoffer], om het leven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat heeft geleid tot het ongeval. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast kreeg hij een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor de nabestaanden en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt en de impact van het ongeval op zijn leven. De moeder van het slachtoffer diende een vordering in voor schadevergoeding, die door de rechtbank werd toegewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/020850-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 februari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats], wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 februari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 juli 2021, te en/of onder Nieuw-Amsterdam, althans in de gemeente Emmen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, merk: Volkswagen, daarmede rijdende over de weg A37, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, en/of terwijl hij verkeerde onder invloed van het gebruik van amfetamine en/of GHB, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig van de rijbaan is afgeweken en/of (vervolgens) in de (rechter)berm van genoemde weg is gaan en/of blijven rijden en/of (vervolgens) tegen één of meer boom/bomen is gebotst, waardoor (inzittende van genoemde auto) [slachtoffer] werd gedood,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de
Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 8 juli 2021 te Nieuw-Amsterdam, althans in de gemeente Emmen, als bestuurder van een voertuig (een personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A37, terwijl hij onder invloed van het gebruik van amfetamine en/of GHB verkeerde, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig van de rijbaan is afgeweken en/of vervolgens in de rechterberm van genoemde weg is gaan en/of blijven rijden en/of vervolgens tegen één of meer bomen is gebotst
(waardoor [slachtoffer] werd gedood), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 8 juli 2021 te/onder Nieuw-Amsterdam, althans in de gemeente Emmen als bestuurder van een voertuig, (personenauto, merk: Volkswagen), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten amfetamine en/of GHB, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe -onder meer- het volgende aangevoerd.
Onduidelijk is of, en zo ja hoe, het gebruik van amfetamine en GHB een rol heeft gespeeld en of dus gezegd kan worden dat deze omstandigheid heeft bijgedragen aan het veroorzaken van het ongeval. De verdediging is van mening dat het ongeval enkel is veroorzaakt doordat verdachte in slaap is gevallen. De vraag is of daarmee sprake is van aanmerkelijke schuld. Een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft immers nog geen schuld op te leveren.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van een bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 7 februari 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
[slachtoffer] en ik werkten allebei in de steigerbouw. Dit is fysiek zwaar werk. De dag voor het ongeval, 7 juli 2021, hadden we tot laat gewerkt in Apeldoorn. Ik was toen laat in de avond thuis, rond 23:30 uur. Op 8 juli 2021 stond ik om 6:00 uur op. Ik had weinig geslapen en om de dag door te komen nam ik speed (amfetamine). Ik reed naar [slachtoffer] in Emmen om hem op te halen en toen nam ik daar GHB. We reden samen naar onze klus in Steenwijk. We kwamen daar aan om 8:00 uur en toen nam ik nogmaals speed. We deden dat als collega’s onder elkaar wel vaker, drugs gebruiken om wakker te blijven. U houdt mij voor dat je niet onder invloed van drugs mag rijden. Dat weet ik. De klus was ongeveer om 15:30 uur klaar. We hadden afgesproken dat ik die dag terug zou rijden. Toen ik in de auto stapte, sliep [slachtoffer] al in de bijrijdersstoel. Na ongeveer drie kwartier rijden ben ik gestopt op een parkeerplaats, omdat ik voelde dat ik vermoeid was. Het was ook drukkend warm die dag. De officier van justitie vraagt mij of ik tijdens deze rustpauze ook drugs heb gebruikt. Ik nam een blikje energie drank. Ik heb wel gekeken of ik nog speed kon vinden, maar dit was er niet. Na ongeveer twintig minuten voelde ik me weer fit genoeg om het laatste stuk naar huis verder te rijden. Ik heb nog een vrachtwagen ingehaald. Ik hield mij aan de snelheid. Blijkbaar ben ik toch in slaap gevallen. Ik schrok wakker van gehobbel in de berm en toen ging het opeens zo snel dat ik niet meer bij kon sturen. Ik zag allemaal takken en voelde een klap. De auto botste tegen een aantal bomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2021,opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met zaakregistratienummer: PL0100-2021266525, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Op 8 juli 2021 omstreeks 17.38 uur hoorden wij een melding van een verkeersongeval met letsel op de A37 ter hoogte van Nieuw-Amsterdam. Wij kwamen ter plaatse van het ongeval en zagen meerdere voertuigen op de vluchtstrook staan op de A37 rechts ter hoogte van hmp 28.2. Tevens zagen wij een voertuig in de berm staan, naar later bleek een Volkswagen Up voorzien van kenteken [kenteken].
Wij liepen naar de Volkswagen Up in de berm en zagen dat de gehele voorzijde beschadigd en voor een groot deel verdwenen was. Wij zagen een persoon op de bijrijdersstoel liggen. De ambulance verpleegkundige die bij deze persoon stond zei tegen ons dat de persoon overleden was. Dit bleek later te gaan om [slachtoffer].
(..)
Ik hoorde (bestuurder) [verdachte] zeggen dat hij in slaap was gevallen tijdens het rijden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 8 juli 2021, opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3]:
Ik heb op 8 juli 2021 om 18:10 uur de bestuurder gevorderd mee te werken aan een speekseltest. Als resultaat van deze test zag ik dat de speekseltest een indicatie aangaf voor de volgende stof:
amfetamine.
Ik nam de volgende kenmerken waar bij de bestuurder: uiterlijk - wijd opengesperde ogen. In verband met de gezondheidstoestand/mogelijk opgelopen letsel van de verdachte is deze overgebracht naar het ziekenhuis Scheper Ziekenhuis (Leveste) te Emmen. Op 8 juli 2021 om 19:05 uur heeft de arts, J. Dekker in aanwezigheid van mij, [verbalisant 3], de verdachte bloed afgenomen conform Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.
Ik, [verbalisant 3], heb de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, gewaarmerkt, direct verpakt, verzegeld en geplaatst in de daarvoor bestemde vriezer in het politiebureau.
Ik, [verbalisant 3], heb mij ervan vergewist, dat de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer verzonden zijn naar het Maasstad Ziekenhuis te Rotterdam.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport drugs in het verkeer van het Maasstad Ziekenhuis Rotterdam van 26 juli 2021, inhoudende:
Tabel Resultaten onderzoek in bloed van [verdachte] met sporen identificatienummer TABV793Nl.
Aangewezen stof
Meetbare stof
Grenswaarde indien enkelvoudig gebruikt
Grenswaarde indien in combinatie gebruikt
Eindresultaat in bloed TABV7936NL
Rapportage eenheid
Amfetamine
Amfetamine
50
25
480
Microgram
per liter
Groep Amfetamineachtigen
50
480
Microgram
per liter
GHB, gamma
butyrolacton of 1,4buaandiol
GHB
10
5
23
Microgram
per liter
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, moet het ongeval zijn te wijten aan schuld van verdachte in juridische zin. Er bestaan verschillende gradaties van een dergelijke vorm van schuld. Aan de orde is de vraag of van een dergelijke vorm van schuld en zo ja, welke gradatie in dit geval sprake is.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad
1gaat het bij de vaststelling of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor het vereiste van aanmerkelijke schuld.
Een enkel moment van onoplettendheid is in beginsel ook niet voldoende. Ook is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Uit voorgenoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte de dag voorafgaand aan het ongeval een zeer lange werkdag in de steigerbouw had en pas laat in de avond thuis was. Na een nacht met weinig slaap vertrok verdachte de dag van het ongeval vroeg in de ochtend naar wederom een fysiek zware klus. Aan het einde van opnieuw een lange werkdag is verdachte, (over)vermoeid en na op die dag (in ieder geval) drie keer verdovende middelen (twee maal amfetamine en een maal GHB) te hebben gebruikt om wakker te blijven, in de auto gestapt en gaan rijden. Bijrijder, collega [slachtoffer], sliep in de bijrijdersstoel. Onderweg voelde verdachte zich kennelijk zo vermoeid, dat hij het nodig vond om te stoppen op een parkeerplaats om uit te rusten. Toen verdachte zich naar eigen zeggen weer fit genoeg voelde, is hij verder gaan rijden. Vervolgens is hij achter het stuur in slaap gevallen en schrok hij wakker van gehobbel in de berm. Verdachte kon niet meer bijsturen en de auto botste tegen een drietal bomen
2. [slachtoffer] kwam bij deze aanrijding om het leven.
Verbalisanten hebben verdachte kort na het ongeval gezien en hebben op dat moment bij hem wijd opengesperde ogen waargenomen. Het bloedonderzoek wees uit dat verdachte 480 microgram amfetamine per liter bloed (hierna: mg/l) – bij een grenswaarde van 25 mg/l in combinatie gebruikt – en 23 mg/l GHB – bij een grenswaarde van 5.0 in combinatie gebruikt – in zijn lichaam had.
Verdachte heeft aldus ten tijde van het door hem veroorzaakte ongeval gereden terwijl hij onder invloed was van drugs, namelijk ruim 19 keer (amfetamine) en 5 (GHB) keer het wettelijke maximum. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van drugs negatieve invloed heeft op het reactievermogen en het rijgedrag van een automobilist. Hiermee staat voor de rechtbank vast dat de aanwezigheid van een grote hoeveelheid amfetamine en GHB in het bloed van verdachte één van de factoren is geweest, die heeft geleid tot het ongeval.
De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van de raadsman dat sprake was van een enkel moment van onoplettendheid bij verdachte. Voorgenoemde omstandigheden wijzen op meer dan een enkel moment van onoplettendheid. Door na een aantal intensieve werkdagen en weinig slaap (over)vermoeid in de auto te gaan rijden, terwijl op dezelfde dag in -ieder geval- drie keer drugs werden gebruikt om de dag door te komen en wakker te blijven, heeft verdachte op zeer gevaarlijke wijze aan het verkeer deelgenomen.
De omstandigheid dat verdachte zich tijdens het rijden kennelijk zo vermoeid voelde, dat hij zich genoodzaakt zag om te stoppen en vervolgens tóch weer is gaan rijden, maakt dat hij een onaanvaardbaar risico heeft genomen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich door de combinatie van zijn handelingen méér dan aanmerkelijk, namelijk zeer onvoorzichtig en onoplettend in het verkeer gedragen, waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden en dat [slachtoffer] als gevolg daarvan is overleden.
Feit 2
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit eveneens wettig en overtuigend bewezen. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed met bijlagen d.d. 27 augustus 2021, opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 8 juli 2021, onder Nieuw-Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, merk: Volkswagen, daarmede rijdende over de weg A37, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer, onvoorzichtig en onoplettend, terwijl hij verkeerde onder invloed van het gebruik van amfetamine en GHB, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig van de rijbaan is afgeweken en vervolgens in de rechterberm van genoemde weg is gaan en blijven rijden en vervolgens tegen bomen is gebotst, waardoor inzittende van genoemde auto [slachtoffer] werd gedood, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op 8 juli 2021 onder Nieuw-Amsterdam, als bestuurder van een voertuig, (personenauto, merk: Volkswagen), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten amfetamine en GHB, waarvan hij wist dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

eendaadse samenloop van
1. primair. overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreftwaardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel
8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994; en
2. overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en onder oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een grotendeels voorwaardelijke (gevangenis)straf, zodat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zoveel mogelijk aansluiten op zijn huidige persoonlijke situatie en omstandigheden en hieraan zo snel mogelijk invulling kan worden gegeven. Verdachte is bereid aan alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden mee te werken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het advies van de reclassering Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) van 1 november 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 december 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft onder invloed van drugs en terwijl hij (over)vermoeid was een verkeersongeval veroorzaakt waarbij zijn bijrijder [slachtoffer], kennis en collega van 35 jaar oud, is overleden.
Verdachte heeft diep en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. Ter terechtzitting is namens de nabestaanden, waaronder de twee kinderen van het slachtoffer, indringend en treffend verwoord dat het ongeval een grote impact heeft gehad en nog steeds heeft.
Gelet op de ernst en de gevolgen van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit en de verwijtbare omstandigheden waaronder dit feit heeft plaatsgevonden, is een straf zonder meer gerechtvaardigd. De rechtbank realiseert zich evenwel dat geen enkele straf recht kan doen aan het gemis dat de nabestaanden van het slachtoffer hun leven lang nog zullen ervaren.
De rechtbank realiseert zich ook dat verdachte het verkeersongeval niet heeft gewild.
Ter terechtzitting kwam duidelijk naar voren dat verdachte oprecht spijt heeft van het door zijn handelwijze ontstane ongeval en dat hij worstelt met de gedachte dat zijn kennis en collega is overleden en verdachte zelf na het ongeluk zo uit de auto stapte. Hier zal hij de rest van zijn leven mee moet leven.
Daarnaast heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte meegewogen dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van de reclassering VNN.
Hierin is -onder meer- opgenomen:
Zolang verdachte zijn drugsgebruik onder controle houdt en geen auto rijdt, is het risico op recidive laag. Als gevolg van het delict is bij verdachte een Post Traumatische Stress Stoornis
( PTSS) vastgesteld. Het middelengebruik is grotendeels in remissie, hoewel de onderzoeker niet uitsluit dat verdachte niet geheel het achterste van zijn tong laat zien en wellicht meer openheid zal geven over zijn middelengebruik zodra er een goede behandelrelatie wordt opgebouwd. De Forensische Poli van VNN schat in dat justitiële druk noodzakelijk is om een behandeling in een ambulant kader tot een goed einde te brengen en om zo toe te werken naar recidivevermindering en gedragsverandering. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, het meewerken aan een ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole.
Alle voornoemde omstandigheden meewegend zal de rechtbank aan verdachte opleggen een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Deze voorwaardelijke straf dient als waarschuwing aan verdachte, teneinde te voorkomen dat hij zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast zullen aan deze voorwaardelijke straf, ter voorkoming van recidive, de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd.
Tevens zal aan verdachte worden opgelegd een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest. Hiermee wordt niet alleen beoogd verdachte te doordringen van het feit dat zijn rijgedrag buitengewoon onveilig is voor andere verkeersdeelnemers, maar ook om verkeersdeelnemers voor langere tijd te beschermen tegen dit rijgedrag.

Benadeelde partij

De moeder van het slachtoffer, nabestaande [benadeelde partij], heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.500,- ter vergoeding van immateriële (shock)schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat in het licht van de jurisprudentie van de Hoge Raad -het arrest van 28 juni 2022, ECLI:NLHR:2022:958- onvoldoende is gesteld en gebleken voor toewijzing van een vordering wegens shockschade.
Mocht de rechtbank wel van oordeel zijn dat voor het toekennen van shockschade ruimte is, verzoekt de raadsman het gevorderde bedrag flink te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële (shock)schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit.
Shockschade is toewijsbaar indien kan worden vastgesteld dat sprake is van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast. Het geestelijk letsel dient te zijn voortgevloeid uit de hevige emotionele schok bij de benadeelde partij die is teweeggebracht door het waarnemen van het tenlastegelegde, of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. De benadeelde partij is kort na het ongeval geconfronteerd met het levenloze lichaam van haar zoon. Zij licht toe dat zij nauwelijks kon bevatten dat haar zoon lag opgebaard.
Het was erg moeilijk om naar zijn kwetsbaarheid en verwonde lichaam te kijken.
De huisarts van de benadeelde partij heeft bij schrijven van 6 februari 2023 aangegeven dat de benadeelde partij door de confrontatie met de gevolgen van het ongeval stress- en spanningsgerelateerde klachten heeft ontwikkeld, hetgeen ook een ongunstige invloed heeft gehad op het herstel van de reeds bestaande lichamelijke klachten.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het door de benadeelde partij gevorderde bedrag voldoende onderbouwd, billijk en redelijk, zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2021.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen twee weken na het onherroepelijk worden van dit vonnismeldt op afspraken met de reclassering VNN, [adres] te Emmen (telefoonnummer: [telefoonnummer]), zo vaak en zolang de reclassering dit nodig vindt.
De reclassering zal contact opnemen met veroordeelde voor de eerste afspraak;
2. dat de veroordeelde zich laat behandelen door de Forensische Poli van VNN of een soortgelijkezorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door de zorgverlener worden gegeven. Diagnostiek heeft reeds plaatsgevonden. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dit nodig vindt;
3. dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om hetmiddelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepenvoor de duur van 3 jaren.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij]toe en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde partij]te betalen:
  • het bedrag van € 12.500,- (zegge: twaalfduizend vijfhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juli 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde partij]aan de Staat te betalen een bedrag van € 12.500,- (zegge: twaalfduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 97 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 februari 2023.
Mr. M. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Hoge Raad, 1 juni 2004, NL 2004, 252, ECLI:NL:HR:2004:AO5822
Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 5 oktober 2021, pag. 36 e.v.