ECLI:NL:RBNNE:2023:5618

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
C/19/141458 / HA ZA 22-164
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een overeenkomst tot overname van een huisartsenpraktijk met betwisting van definitieve overeenstemming

In deze zaak vordert de eisende partij, Apotheekhoudende Huisartsenpraktijk De Krim B.V., nakoming van een overeenkomst tot overname van de huisartsenpraktijk door gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De gedaagden betwisten dat er definitieve overeenstemming is bereikt over de voorwaarden van de overname. De rechtbank overweegt dat een overeenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding, zoals vastgelegd in artikel 6:217 lid 1 BW. De rechtbank stelt vast dat de gedaagden zich in de periode voorafgaand aan de vermeende overeenkomst actief hebben opgesteld als opvolgers van de praktijk, en dat er diverse gesprekken en correspondentie hebben plaatsgevonden die wijzen op een intentie tot overname. De rechtbank concludeert dat er voldoende bewijs is dat de gedaagden de overeenkomst hebben aanvaard, ondanks hun betwisting. De rechtbank wijst de vorderingen van De Krim toe, inclusief een dwangsom voor het geval de gedaagden niet voldoen aan de verplichtingen uit de overeenkomst. In reconventie vordert [gedaagde 1] betaling van openstaande facturen en loon over de opzegtermijn, maar deze vorderingen worden afgewezen omdat de rechtbank oordeelt dat de gedaagden in gebreke zijn gebleven.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: C/19/141458 / HA ZA 22-164
Vonnis van 23 augustus 2023
in de zaak van
APOTHEEKHOUDENDE HUISARTSENPRAKTIJK DE KRIM B.V.,
te De Krim,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: De Krim,
advocaat: mr. J.P.C. van Ruiven te Enschede,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [woonplaats],
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats],
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2],
advocaat: mr. J. van der Meer te Groningen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 december 2022,
- het bericht van 3 maart 2023 met productie 13 van [gedaagde 1] en [gedaagde 2],
- het bericht van 6 maart 2023 met productie 14 van De Krim,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 maart 2023 met aangehecht spreekaantekeningen van mr. Van Ruiven met productie en spreekaantekeningen van mr. Van der Meer,
- de brief van mr. Van der Meer van 17 april 2023 met verzoek tot wijziging en aanvulling van het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en reconventie

2.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) weersproken, kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.2.
De Krim drijft een huisartsenpraktijk met apotheek in De Krim (gemeente Hardenberg). Enig aandeelhouder en bestuurder van De Krim, via een holdingmaatschappij, is de heer [naam 1], huisarts. Zijn dochter [naam 2] is eveneens werkzaam in praktijk De Krim.
2.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn beiden huisarts. Zij hebben hun opleiding eind 2020 voltooid en wilden zich na hun afstuderen oriënteren op een mogelijke praktijkovername. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn in 2019 in contact gekomen met [naam 1]. In september 2020 heeft [naam 1] hen een bericht gezonden met de vraag wat hun plannen waren na het afronden van hun opleiding en of er interesse was voor De Krim, waarbij hij liet weten dat hij graag wilde bijpraten. Partijen zijn daarop met elkaar in gesprek gegaan. [naam 1] heeft [gedaagde 1] en [gedaagde 2] meegedeeld dat hij voornemens is om per 31 december 2022, rond het bereiken van de 65-jarige leeftijd, te stoppen als huisarts. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben aangegeven dat zij zich door middel van waarneming goed en rustig wilden oriënteren op de mogelijkheden van een praktijkovername, en dat zij ook op Ameland zouden gaan waarnemen. Vanaf 1 januari 2021 zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op basis van een overeenkomst van opdracht voor duurwaarneming voor 17 uur per week gaan werken als waarnemer in de huisartsenpraktijk van De Krim. In die periode waren zij ook werkzaam als waarnemer bij een huisartsenpraktijk op Ameland.
2.4.
Op 21 april 2021 heeft [naam 1] aan [gedaagde 2] het volgende app-bericht gestuurd:

Fijn om te horen dat jullie de volgende stap zetten in De Krim. Heb er zin in! Binnenkort maar eens afspreken over het leven na 1-4.” Met 1-4 bedoelde [naam 1] 1-5.
2.5.
[naam 1] heeft [gedaagde 2] in april 2021 geattendeerd op een komend webinar over praktijkovername. [gedaagde 2] heeft daarop gereageerd met het bericht

Stond al in m’n agenda! Maar bedankt dat je ook meedenkt!”.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben dat webinar gevolgd.
2.6.
Eind april 2021 heeft [naam 1] een eerste conceptcontract aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] toegezonden. [gedaagde 2] reageerde daarop op 29 april 2021 met het app-bericht: “
Top! Zal er binnenkort naar kijken :)
2.7.
De Krim heeft in juli 2021 een driejarig contract afgesloten voor een echografiesysteem ten bedrage van € 410,- per maand. Het contract behelsde onder meer de lease van echoapparatuur en een door [gedaagde 1] te volgen NEAc Basiscursus abdominale echografie. [gedaagde 1] heeft deze basiscursus gevolgd. [naam 1] kon niet met de echoapparatuur overweg.
2.8.
Tijdens een gesprek van De Krim met ketenpartner Thoon heeft [gedaagde 2] gezegd dat zij de praktijk overnemen.
2.9.
De Krim heeft [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betrokken bij sollicitaties. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn aanwezig geweest bij de sollicitatiegesprekken voor een vacature van apothekers-assistente van De Krim.
2.10.
In een schriftelijke verklaring, ondertekend door zeven medewerkers van De Krim staat onder meer vermeld:

Onze vaste waarnemer voor de vakantie hebben ze ook gevraagd of zij evt. straks ook voor hun zou willen waarnemen in vakantietijd.Daarnaast hebben zij zich ook actief beziggehouden met het nieuw aan te werven personeel, waaronder een POH-GGZ en een nieuwe apothekersassistente. Dokter [gedaagde 2] is mee geweest naar Bhv-cursus i.p.v. dokter [naam 1], als nieuwe dokter. Dokter [gedaagde 1] heeft actief meegedragen/gepraat tijdens de accreditering. Allemaal ter voorbereiding op de overname.
2.11.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de heer [naam 3] van Adviesgroep Vrije Beroepen ingeschakeld voor advies over de overname van De Krim. Op 8 oktober 2021 heeft [gedaagde 2] een e-mail met advies van de heer [naam 3] doorgestuurd aan [naam 1] met het bericht

Goedemorgen, Hierbij het doorgestuurde bericht van de accountant. Had jij nog gekeken naar het energielabel? Groetjes, [gedaagde 2]”.
In zijn advies, gedateerd 6 oktober 2021, schrijft [naam 3] onder meer:

Overname prijs
Allereerst de hoogte.
Ik denk dat het een goede deal is als jullie de praktijk inclusief de aandelen van het ziekenhuis overnemen voor een bedrag van € 730.000,-. Dat bedrag kan dan wat mij betreft ook definitief worden vastgelegd.
[naam 3] schrijft in zijn advies daarnaast over onder meer verbetering van het energielabel van het pand in verband met te verkrijgen financiering.
2.12.
Naar aanleiding van het commentaar van [naam 3] op de conceptovereenkomst en nader overleg tussen partijen hebben [naam 1] en zijn dochter [naam 2] op zaterdag 8 januari 2022 een aangepaste overeenkomst (verder te noemen:
versie 2.0) gemaild aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Dit document bestaat uit 11 pagina’s met 11 artikelen, met bepalingen over onder meer de overdracht van de praktijk per 1 januari 2023, het patiëntenbestand, de koopsom, overdracht inventaris, instrumentarium, voorraad medicamenten en apotheekopstanden, overdracht pand, de introductie bij patiënten, relaties en instellingen, tijdelijke waarneming, de afscheidsreceptie, overdracht administratie, een concurrentiebeding, een financierings-voorbehoud, over de overname van personeel.
In het begeleidende e-mailbericht bij deze versie 2.0 schrijven [naam 1] en zijn dochter:
“Hierbij onze huisvlijt van dit weekend.
Volgens mij hebben we alle punten verwerkt in dit contract zoals we besproken hadden. Hebben jullie nog aanvullingen dan horen we het graag deze week.
Datum voor ondertekenen: vrijdag 21-1-2022.
Dan zijn jullie allebei op de praktijk dat scheelt onnodig gereis.”
2.13.
[gedaagde 1] heeft op 20 januari 2022 ’s avonds telefonisch doorgegeven dat de ondertekening moest worden uitgesteld omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] er nog niet aan waren toegekomen om de aanpassingen goed door te nemen en er nog wat zaken onvoldoende duidelijk waren. Op 21 januari 2022 hebben partijen wel met elkaar gesproken over de inhoud van de overeenkomst.
Een volgend overleg stond gepland op 25 februari 2022. [naam 1] heeft [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de avond tevoren, 24 februari 2022, agendapunten toegezonden met zijn beantwoording van vraagpunten die tijdens het gesprek van op 21 januari 2022 aan de orde waren gekomen. De bespreking van 25 februari is vervolgens op verzoek van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] uitgesteld in verband met het recente overlijden van de opa van [gedaagde 1]. [gedaagde 1] heeft daarbij aangegeven dat de week volledig in het teken staat van rouw en dat zijn hoofd er niet naar staat om de agendapunten nu te bespreken.
2.14.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben [naam 1] begin 2022 geïnformeerd dat zij zijn overgestapt naar een andere accountant, de heer [naam 4] van De Jong & Laan Accountants, om hen te adviseren bij de overname. Zij hebben op 23 maart 2022 een eerste bespreking gehad met [naam 4].
2.15.
[gedaagde 2] heeft de versie 2.0 voorzien van wijzigingen en commentaar door middel van ‘track changes’ in het Word bestand. [gedaagde 1] heeft dat Word bestand (overgelegd als productie 13 bij dagvaarding) op 6 april 2022 retour gezonden aan [naam 1] met cc aan [gedaagde 1], met bericht:

Hierbij de "punten en komma" aanpassingen in het document met track changes Nog veel opmerkingen, nog te overleggen met de accountant.
Tot vrijdag.
Mvg,
[gedaagde 2]”.
2.16.
Op vrijdag 8 april 2022 hebben partijen tijdens een etentje met elkaar gesproken over de inhoud van de overnameovereenkomst. De Krim heeft van dat gesprek aantekeningen gemaakt die zij diezelfde avond aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] heeft gemaild met de laatste versie van het contract.
2.17.
Op 10 april 2022 heeft [naam 1] [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gemaild over het aanvragen van de voor de overname benodigde apotheekvergunning. De laatste zin van deze mail van [naam 1] luidt:

Fijn dat we het eens zijn over de contractinhoud. Dan begint Tuinkamerdiner ook te lonken.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben op deze e-mail niet gereageerd.
2.18.
[gedaagde 1] heeft in mei en juni 2022, tijdens de vakantie van [naam 1], als waarnemer zelfstandig praktijk gevoerd bij De Krim.
2.19.
Op 27 juni 2022 heeft [naam 2], dochter van [naam 1], een lijst van lopende contracten van De Krim met toelichting gemaild aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met de vraag om per contract aan te geven of zij die willen overnemen of dat er opgezegd moet worden.
2.20.
Na terugkeer van vakantie heeft [naam 1] op 28 juni 2022 [gedaagde 1] gevraagd naar een nieuwe mogelijke datum voor ondertekening van de overeenkomst. [gedaagde 1] heeft [naam 1] toen meegedeeld dat hij en [gedaagde 2] besloten hebben om af te zien van overname van huisartsenpraktijk De Krim.
2.21.
Per brief van 15 juli 2022 heeft De Krim, via haar advocaat, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gesommeerd om de overnameovereenkomst te ondertekenen en na te komen. Bij brief van hun advocaat van 10 augustus 2022 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwist dat sprake is van overeenstemming. Per exploot van 3 oktober 2022 heeft De Krim [gedaagde 1] en [gedaagde 2] doen dagvaarden.
2.22.
In de periode juli-oktober 2022 heeft De Krim de volgende praktijkmededeling op haar website gepubliceerd:

Tot onze spijt moeten wij u meedelen dat dokter [gedaagde 1] en dokter [gedaagde 2] niet meer werkzaam zijn op onze praktijk.Vanaf mei 2021 zijn wij bezig geweest om de praktijk per 31-12-2022 aan hun over te dragen, alle lichten leken op groen te staan.Onze teleurstelling is dan ook groot nu zij besloten hebben de praktijk toch niet te gaan overnemen. We hebben dit niet zien aankomen en hadden een andere afloop verwacht.Dat betekent voor u dat ik als praktijkhouder doorga en opnieuw op zoek ga naar een oplossing voor de toekomst van de praktijk.”
2.23.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben in februari 2023 getekend voor de overname van een huisartsenpraktijk op Ameland. Voor de praktijk op Ameland hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] meer dan het dubbele betaald dan voor De Krim was besproken.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De Krim vordert – samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Primair: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt om de overeenkomst van 8 april 2022 binnen 2 werkdagen na betekening van het vonnis te ondertekenen en volledig en tijdig na te komen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- te vermeerderen met een dwangsom van € 500,- per dag, een gedeeltelijke dag daaronder begrepen, dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dit nalaten,
Subsidiair: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot het vergoeden van de door De Krim geleden schade door te betalen aan De Krim een bedrag van € 720.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover,
Primair en subsidiair: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroordeelt in de kosten van de procedure en de nakosten, vermeerderd met rente.
3.2.
De Krim legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. De Krim heeft [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een aanbod gedaan tot overname van de huisartsenpraktijk. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zich georiënteerd op overname van ofwel een praktijk op Ameland, ofwel huisartsenpraktijk De Krim. Er is een proefperiode overeengekomen waarin [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als waarnemers hebben gewerkt in De Krim zodat zij de tijd hadden om hun keuze te maken tussen de twee huisartsenpraktijken. Zij hebben gekozen voor De Krim. Partijen hebben elkaar al in 2021 de hand geschud op de koopprijs. Tussen partijen hebben diverse overnamegesprekken plaatsgevonden waarbij tot in detail een contract werd uitonderhandeld. Uit de e-mail van [gedaagde 2] van 6 april 2022 en uit de opmerkingen in de bijgevoegde overeenkomst volgt dat slechts op 'punten en komma’s' nog aanpassing nodig was. Uit de mail die De Krim op de avond van 8 april 2022 aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] heeft gestuurd met de laatste contractversie blijkt dat De Krim deze aanpassingen heeft geaccepteerd. Tijdens het overleg op 8 april 2022 is dan ook volledige overeenstemming bereikt. Dat blijkt ook uit de gespreksaantekeningen van dat overleg. De overeenstemming is op 10 april 2022 door de heer [naam 1] namens De Krim via e-mail aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bevestigd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben daar niet afwijzend op gereageerd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zich richting patiënten en medewerkers en ook richting ketenpartner Thoon geprofileerd als de opvolgers van de heer [naam 1] van De Krim. Het moment van ondertekening van de overeenkomst was al ingepland, evenals de viering van de overname. [gedaagde 1] heeft vooruitlopend op de overname een kostbaar driejarig contract afgesloten op naam van De Krim voor echoapparatuur waar alleen [gedaagde 1] mee overweg kon. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben gedurende het gehele overname-traject nooit aangegeven dat zij niet wilden tekenen of van de deal af wilden zien.
Subsidiair stelt De Krim zich op het standpunt dat zij er gezien de handelswijze van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de overeenkomst tot stand zou komen en dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onrechtmatig handelen door af te zien van de overname. Het positieve contractsbelang bedraagt volgens De Krim € 720.000,- welk bedrag [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als schade dienen te vergoeden.
3.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren gemotiveerd verweer. De vraagprijs van [naam 1] vonden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet onredelijk hoog en zij zouden daarmee kunnen leven. Over de overname is echter geen overeenstemming bereikt. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gingen uit van volstrekte vrijblijvendheid van de overnamebesprekingen, tot het moment dat partijen daadwerkelijk een handtekening zouden zetten onder een definitieve overeenkomst. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben mondeling aangegeven dat zij de besprekingen over een mogelijke overname allemaal te snel vonden gaan, dat het voor hen nieuw en spannend was en dat zij hun opties open wilden houden. Het was De Krim bekend dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich niet alleen op De Krim oriënteerden maar ook op een huisartsenpraktijk op Ameland. Uit de e-mail van 6 april 2022 blijkt dat er, naast de 'punten en komma' aanpassingen, nog veel opmerkingen zijn en dat er een voorbehoud werd gemaakt ten aanzien van overleg met de accountant. Pas na de bevalling van [gedaagde 2] zouden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] inhoudelijk spreken met hun nieuwe accountant over de mogelijke overname. Tijdens het etentje op 8 april 2022, dat plaatsvond ter gelegenheid van de aanvang van het zwangerschapsverlof van [gedaagde 2], hebben partijen wel gesproken over de praktijkovername, maar is er geen overeenstemming bereikt. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben geen finaal akkoord gegeven, er is geen datum voor ondertekening besproken. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben tijdens het etentje op 8 april 2022 voorgesteld om eerst hooguit een intentieovereenkomst op te stellen met nader te bepalen voorwaarden, tijdens dat etentje is ook het voorbehoud van overleg met de accountant herhaald, alsook dat het [gedaagde 1] en [gedaagde 2] allemaal te snel ging.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hadden twijfels over hun toekomstplannen en [gedaagde 1] besefte dat zijn hart niet bij De Krim lag. [gedaagde 1] heeft tijdens de zelfstandige waarnemingsperiode in mei en juni 2022 voor het eerst ervaren wat de praktijkverantwoordelijkheid inhield bij De Krim. Die periode is volgens hem dramatisch verlopen. Die ervaring heeft [gedaagde 1] en [gedaagde 2] doen besluiten om De Krim niet over te nemen en te kiezen voor overname van de praktijk op Ameland. Dat stond hun vrij aangezien nog geen overeenkomst was gesloten.
Voor het geval de rechtbank van oordeel zou zijn dat wel een rechtens afdwingbare overeenkomst tot stand is gekomen, beroepen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich op door [naam 1] in een e-mail van 8 juli 2022 geformuleerde afwikkelingsafspraken. Voorts heeft De Krim feitelijk een overname van de praktijk onmogelijk gemaakt doordat [gedaagde 1] op staande voet is weggestuurd op 1 juli 2022 en hij in een kwaad daglicht is gesteld. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid is het onaanvaardbaar dat De Krim zich alsnog beroept op een verplichting tot praktijkovername.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten dat De Krim gerechtvaardigd mocht vertrouwen op totstandkoming van de overnameovereenkomst en betwisten de hoogte van de subsidiair gevorderde schadevergoeding.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van De Krim, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van De Krim, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van De Krim in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde 1] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad De Krim veroordeelt tot betaling aan [gedaagde 1] van
een bedrag van € 11.340,85 aan openstaande facturen,
een bedrag van € 884,- aan incassokosten
de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente, over de onder 1. gevorderde hoofdsom vanaf 20 juli 2022 dan wel 25 augustus 2022 dan wel 7 december 2022
een bedrag van € 4.420,- aan loon over de opzegtermijn
met veroordeling van De Krim in de proceskosten.
3.6.
[gedaagde 1] voert daartoe het volgende aan. De Krim heeft de waarnemings-werkzaamheden die [gedaagde 1] tot en met 1 juli 2022 heeft verricht, ondanks sommatie, onbetaald gelaten. De Krim is in verzuim geraakt zodat handelsrente verschuldigd is. Daarnaast heeft De Krim de overeenkomst tot duurwaarneming op 1 juli 2022 met onmiddellijke ingang opgezegd terwijl zij een opzegtermijn van 1 maand in acht had moeten nemen. De Krim is daarom het loon over de opzegtermijn verschuldigd.
Weliswaar beroept De Krim zich op opschorting en verrekening met haar vordering in conventie, maar dat gaat niet op omdat de vordering in conventie moet worden verworpen.
3.7.
De Krim voert verweer. De Krim concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde 1]. De Krim voert aan dat zij de waarnemingsovereenkomst niet heeft opgezegd maar slechts op 1 juli 2022 heeft verzocht om die verdere dag te vertrekken vanwege de ijzige sfeer en de week er na terug te keren voor een gesprek. [gedaagde 1] is echter nooit teruggekeerd. Ten aanzien van de achterstallige waarnemingsfees beroept De Krim zich op verrekening.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het verzoek tot wijziging en aanvulling van het proces-verbaal
4.1.
De rechtbank zal allereerst ingaan op het verzoek van de advocaat van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om het proces-verbaal van de gehouden comparitie op onderdelen te corrigeren en aan te vullen.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat het proces-verbaal een zakelijke samenvatting inhoudt van het verhandelde ter zitting en dus geen letterlijke en volledige weergave van het ter zitting verhandelde bevat. De door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gewenste aanvullingen en hun nadere toelichtingen zullen daarom niet in het proces-verbaal worden opgenomen.
4.3.
Ten aanzien van de gestelde onjuistheden in het proces-verbaal oordeelt de rechtbank als volgt. Maatstaf bij de beoordeling of de gestelde fouten in het proces-verbaal verbeterd dienen te worden, is of de gestelde fouten in de herinnering van de rechter een foutieve weergave betreffen van het verhandelde ter zitting en van zodanig belang zijn voor de beslissing in de betreffende zaak, dat het proces-verbaal dient te worden verbeterd.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is ten aanzien van de vermelding dat [gedaagde 1] degene was die de opmerking maakte “Er was discussie over het bedrag, waarna er een bedrag van € 10.000,00 van de koopsom is afgehaald. Ik vroeg of [gedaagde 2] ([gedaagde 2]) dan ook tevreden was.” Dat inderdaad niet door [gedaagde 1], maar door [naam 1] gezegd als hetgeen waar partijen volgens hem de hand op hebben geschud; met dien verstande dat de tekst ‘[gedaagde 2]’ kennelijk per abuis is toegevoegd en moet worden geschrapt. De rechtbank zal het proces-verbaal dan ook op deze twee punten wijzigen zoals hierna vermeld in het dictum.
4.5.
Voor het overige bevat het proces-verbaal wel degelijk een correcte weergave van het verloop van de zitting en hetgeen door partijen en hun advocaten ter zitting naar voren is gebracht.
in conventie
4.6.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of tussen partijen de door De Krim gestelde overeenkomst van praktijkovername tot stand is gekomen. Een overeenkomst komt in beginsel tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (art. 6:217 lid 1 BW). Het aanbod en de aanvaarding daarvan zijn verklaringen, uitingen van de wil. De wil kan op verschillende manieren worden geopenbaard; niet alleen door middel van gesproken of geschreven woorden, maar ook door gedragingen. Of de afgelegde verklaring (of gedraging) een aanvaarding inhoudt, dient te worden bepaald aan de hand van de wilsvertrouwensleer. Het antwoord op de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van wat beide partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten toekennen, hebben afgeleid. Aanbod en aanvaarding behoeven niet uitdrukkelijk plaats te vinden. Zij kunnen in elke vorm plaatsvinden en kunnen besloten liggen in een of meer gedragingen (zie de artikelen 3:33, 3:35 en 3:37 lid 1 BW). [1]
Aan de hand van deze maatstaf moet worden beoordeeld of in dit geval een bindende overnameovereenkomst met de door De Krim gestelde inhoud tot stand is gekomen tussen partijen.
4.7.
Vast staat dat De Krim aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een aanbod heeft gedaan tot overname van de huisartsenpraktijk met pand en toebehoren. Dat aanbod was gedetailleerd en bepaalbaar in de zin van artikel 6:227 BW. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen en gedragingen van zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2], in het licht van de hierna te noemen feiten en omstandigheden, niet anders kunnen worden begrepen dan dat zij het aanbod van De Krim hebben aanvaard. Zulks behoudens enkele kleine wijzigingen op de contracttekst die door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn aangeduid als ‘punten en komma’s’ en die door De Krim op haar beurt zijn aanvaard.
De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van het volgende.
4.8.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben bij De Krim aangegeven dat zij zich willen oriënteren op mogelijke overname van de huisartsenpraktijk. Zij hebben ten behoeve van die overname ook concrete stappen gezet. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn beiden als waarnemer in de praktijk gaan werken. [naam 1] heeft [gedaagde 2] op 21 april 2021 geappt ‘
Fijn te horen dat jullie de volgende stap zetten in De Krim (…)’ waaruit de rechtbank begrijpt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan [naam 1] hebben laten weten een volgende stap in het overnametraject te willen zetten. Dat wordt ook bevestigd door het feit dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] het webinar over praktijkovername hebben gevolgd en [gedaagde 2] in een appbericht van 29 april 2021 enthousiast reageerde toen [naam 1] hen een eerste contractversie toezond. [gedaagde 2] heeft in een gesprek met ketenpartner Thoon gemeld dat zij en [gedaagde 1] de praktijk van De Krim gaan overnemen. Voor [gedaagde 1] is in juli 2021 een contract voor echoapparatuur afgesloten waarbij [gedaagde 1] werd opgeleid voor het gebruik van die apparatuur. Het afsluiten van dat driejarig contract à € 410,- per maand zou niet voor de hand hebben gelegen als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet de intentie hadden om de praktijk over te nemen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] lieten zich door De Krim betrekken bij de personele invulling van een vacature voor apothekersassistente. Uit de door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet weersproken verklaring van de medewerkers van De Krim blijkt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de vaste vakantiewaarnemer van De Krim hebben gevraagd of zij eventueel straks ook voor hun zou willen waarnemen in vakantietijd en dat [gedaagde 2] is mee geweest naar een Bedrijfshulpverlening cursus in plaats van [naam 1], en dat [gedaagde 1] ter voorbereiding op de overname actief heeft meegedragen/gepraat tijdens de accreditering. Dergelijke gedragingen bevestigen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voornemens waren om praktijk De Krim over de nemen.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben met [naam 1] onderhandeld over de voorwaarden van de praktijkovername en hebben professioneel advies ingewonnen bij de heer [naam 3] van Adviesgroep Vrije Beroepen. De Krim heeft de aanvullingen en opmerkingen van [naam 3] verwerkt in een versie 2.0 van de overeenkomst en op 8 januari 2022 aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] toegezonden. In deze overeenkomst waren de voorwaarden van de overname uitvoerig en gedetailleerd neergelegd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben op deze overeenkomst nimmer afwijzend gereageerd. In tegendeel. Uit de agendapunten die [naam 1] voorafgaand aan de (beoogde) bespreking van 25 februari 2022 heeft toegezonden, volgt veeleer dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] slechts een nadere toelichting en verduidelijking wensten op vraagpunten. Over de wezenlijke onderdelen van de overeenkomst waren partijen het kennelijk toen al wel eens; van nog uit te onderhandelen discussiepunten is niets gesteld of gebleken en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] schrijven daar ook niets over in hun mailcorrespondentie van 24 en 25 februari 2022. De bespreking van 25 februari is vervolgens op verzoek van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] uitgesteld in verband met familieomstandigheden. De opmerkingen die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] uiteindelijk in april 2022 – nadat zij de overeenkomst al maandenlang in hun bezit hadden – hebben geplaatst bij de versie 2.0, behelzen naar het oordeel van de rechtbank slechts aanpassingen van ondergeschikt belang. Niet voor niets duiden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] die in het begeleidend mailbericht zelf ook aan als 'punten en komma’s'. Bij geen van de wezenlijke onderdelen van de overeenkomst hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een opmerking geplaatst waaruit zou kunnen worden begrepen dat daarover geen overeenstemming bestaat. De Krim heeft zich, naar zij onweersproken heeft gesteld, akkoord verklaard met de door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aangedragen 'punten en komma’s' zodat daarover overeenstemming is bereikt. Ook de door [naam 2] in de laatste tekstversie opgeworpen vraag of [gedaagde 1] en [gedaagde 2] al dan niet in privé of middels een BV als contractspartij zouden optreden, is – anders dan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben betoogd – niet meer relevant omdat aanbod en aanvaarding door partijen reeds had plaatsgevonden. Het actiepunt 'schriftelijke overeenkomsten' betrof, naar [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zelf ook stellen, het verstrekken van kopietjes van alle relevante contracten met bedrijven en instellingen waarbij De Krim partij is. Uit niets blijkt dat de totstandkoming van de overnameovereenkomst daar nog vanaf zou hangen, temeer nu die contracten geen deel uitmaken van de over te nemen goederen en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zelf konden kiezen of zij de lopende contracten van De Krim al dan niet wensten voort te zetten.
Op de e-mail van De Krim van 10 april 2022 waarin [naam 1] schrijft “
Fijn dat we het eens zijn over de contractinhoud. Dan begint Tuinkamerdiner ook te lonken.” hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet gereageerd, zodat De Krim ervan uit mocht gaan dat inderdaad overeenstemming is bereikt.
4.9.
Dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich aanvankelijk ook hebben georiënteerd op mogelijke overname van een praktijk op Ameland, hetgeen bij De Krim bekend was, maakt dat niet anders omdat De Krim gezien de onder 4.8 geschetste gedragingen en verklaringen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] er op mocht vertrouwen dat zij hebben gekozen voor De Krim. De Krim hoefde er geen rekening meer mee te houden dat overname van de praktijk op Ameland nog een serieuze optie was voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2].
4.10.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen dat zij met de zinsnede “
Nog veel opmerkingen, nog te overleggen met de accountant” in de e-mail van 6 april 2022 hebben bedoeld een voorbehoud te maken ten aanzien van overleg met de accountant. Dat strookt echter niet met de opmerkingen die [gedaagde 2] heeft geplaats in het bij de mail gevoegde document. [gedaagde 2] heeft namelijk opmerkingen bij de contracttekst geplaatst die inhielden dat overleg met de accountant moest plaatsvinden, welke opmerkingen voor de inhoud van de afspraken tussen partijen niet van belang waren, maar slechts voor de (voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2]) fiscaal meest gunstige onderverdeling van de totale koopsom. De totaal overeengekomen koopsom bedroeg € 720.000,- voor het pand, de apotheekgoodwill, en de inventaris. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wilden over de precieze onderverdeling nog overleg hebben met hun accountant, hetgeen bij diverse opmerkingen in de track changes staat vermeld. Voor De Krim is die verdeling niet van belang.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben ook niet gesteld waar de totstandkoming van de overeenkomst volgens hen dan nog van afhing, hebben niet gesteld dat er onderdelen zijn die nadere onderhandeling vergen, en hebben ook niet gesteld welk verschil een overleg met de accountant nog zou kunnen maken.
De rechtbank volgt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dan ook niet in hun betoog dat de e-mail van 6 april 2022 als een voorbehoud moet worden beschouwd.
4.11.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben aangevoerd dat zij veronderstelden dat de overeenkomst pas definitief tot stand zou komen bij ondertekening daarvan door partijen. Gezien de onder 4.6 geschetste maatstaf is ondertekening geen vereiste voor wilsovereenstemming. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hun veronderstelling met De Krim hebben gecommuniceerd, of ondertekening als voorwaarde hebben gesteld voor de totstandkoming van de overeenkomst. De rechtbank gaat aan dat betoog daarom voorbij.
4.12.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen dat zij tijdens het etentje van 8 april 2022 hebben aangegeven dat zij eerst hooguit een intentieovereenkomst wilden met nader te bepalen voorwaarden. Gezien de betwisting daarvan door De Krim, had het op de weg van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gelegen om die stelling nader te onderbouwen. De rechtbank acht in dat kader van belang dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] nimmer afwijzend hebben gereageerd op de toegezonden overeenkomsten en dat zij in geen van hun e-mailberichten aan De Krim inzake de praktijkovername hebben benoemd dat zij hooguit een intentieovereenkomst wensen. Ook in hun e-mail van 6 april 2022 met commentaar op versie 2.0 van de overeenkomst reppen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met geen woord over een – thans gestelde – wens om hooguit een intentieovereenkomst aan te gaan. Op de mail van 10 april 2022 waarin [naam 1] bevestigt dat partijen het eens zijn over de contractinhoud, hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet gereageerd. Nu [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hun stelling, gezien de betwisting door De Krim en de hierboven genoemde omstandigheden niet voldoende hebben onderbouwd, gaat de rechtbank daaraan voorbij en is een bewijsopdracht niet aan de orde.
4.13.
Gezien de onder 4.8 omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] het aanbod van De Krim hebben aanvaard en dat tussen partijen een bindende overnameovereenkomst tot stand is gekomen met de door De Krim gestelde inhoud.
4.14.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] beroepen zich nog op 'afwikkelingsafspraken' die door [naam 1] geformuleerd zouden zijn in een e-mail van 8 juli 2022. Nu [gedaagde 1] en [gedaagde 2] deze e-mail niet hebben overgelegd en ook niet hebben gesteld wat de afwikkelingsafspraken volgens hen dan behelzen, kan de rechtbank dit verweer niet duiden en gaat zij daaraan voorbij.
4.15.
Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat De Krim zich beroept op een verplichting tot praktijkovername omdat De Krim feitelijk een overname van de praktijk onmogelijk gemaakt doordat [gedaagde 1] op 1 juli 2022 op staande voet is weggestuurd en hij in een kwaad daglicht is gesteld. Ter onderbouwing daarvan verwijzen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] naar de onder 2.22 geciteerde praktijkmededeling die van juli tot oktober 2022 op de website van De Krim stond.
Deze praktijkmededeling is naar het oordeel van de rechtbank niet onjuist. Zij omschrijft de teleurstelling die [naam 1] van De Krim heeft ervaren ten gevolge van de terugtrekking van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Anders dan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben betoogd, wordt de eer en goede naam van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daarmee niet – en in elk geval niet ten onrechte – te grabbel gegooid. Zoals hierna onder de beoordeling in reconventie zal blijken, is [gedaagde 1] niet op staande voet weggestuurd. Hij heeft op verzoek van [naam 1] zijn werkzaamheden op 1 juli 2022 vrijwillig neergelegd en heeft daarna geen aanspraak meer gemaakt op hervatting van de waarnemingswerkzaamheden. Anders dan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben betoogd, is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar dat De Krim zich alsnog beroept op een verplichting tot praktijkovername.
4.16.
De primaire vordering van De Krim tot ondertekening en nakoming zal dan ook worden toegewezen. Wel zal de rechtbank aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een langere termijn gunnen voor de nakoming teneinde hen in de gelegenheid te stellen om zonodig de praktijk op Ameland te verkopen of andere maatregelen te treffen ten behoeve van de overname van De Krim. De rechtbank acht een termijn van drie maanden daarvoor voldoende, mede gelet op het belang van De Krim bij spoedige nakoming van de overeenkomst.
De rechtbank wijst partijen er ten overvloede op dat de termijn van het financieringsvoor-behoud als vermeld in artikel 8 van de overeenkomst reeds is verstreken en dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op dit financieringsvoorbehoud geen beroep meer kunnen doen. Dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ten gevolge van de overname van de prakrijk op Ameland nu wellicht geen financiering meer kunnen verkrijgen voor overname van De Krim, is de consequentie van hun keuze en komt voor hun rekening.
4.17.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben tegen de gevorderde dwangsommen geen verweer gevoerd. Ook is niet gesteld of gebleken dat het opleggen van een dwangsom in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Het belang van De Krim bij de versterking van haar vordering met een dwangsom voortvloeit uit de aard van de vordering tot nakoming van de overeenkomst. De rechtbank zal daarom een dwangsom toewijzen, met dien verstande dat deze zal worden gematigd en gemaximeerd op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.18.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van De Krim als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
125,03
- griffierecht
5.737,00
- overige kosten
0,00
- salaris advocaat
6.826,00
(2,00 punten × € 3.413,00)
Totaal
12.688,03
4.19.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
Ten aanzien van de (absolute) bevoegdheid van de rechtbank
4.20.
Voor de eis in reconventie gelden in beginsel dezelfde regels van (absolute) bevoegdheid als voor de eis in conventie. Op grond van de hoogte van de vorderingen in reconventie is de kantonrechter en niet de handelskamer van de rechtbank bevoegd om de zaak te behandelen en te beslissen. Omdat echter de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie zich tegen afzonderlijke behandeling verzet, acht de rechtbank zich op grond van artikel 97 lid 1 Rv bevoegd om ook de reconventionele vorderingen te behandelen en daarop te beslissen.
De vorderingen onder 1, 2 en 3
De Krim heeft het bestaan en de hoogte van vordering van [gedaagde 1] ter zake van de waarnemingsfacturen ad € 11.340,85 niet weersproken zodat de rechtbank deze als vaststaand aanneemt. Het beroep van De Krim op opschorting en verrekening slaagt, aangezien [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ondanks aanmaning en sommatie in gebreke zijn gebleven om de overnameovereenkomst – waarover in conventie is geoordeeld dat deze wel degelijk tot stand is gekomen – na te komen. De vordering tot betaling zal om die reden worden afgewezen. De vordering tot betaling van incassokosten en rente treft hetzelfde lot. Gezien de rechtsgeldige opschorting verkeert De Krim immers niet in verzuim. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen op de overnamesom hun vordering van € 11.340,85 in mindering kunnen brengen.
De vordering onder 4
4.21.
[gedaagde 1] vordert loon over een opzegtermijn van 1 maand omdat De Krim [gedaagde 1] per direct heeft weggestuurd. De Krim heeft betwist dat zij de waarnemingsovereenkomst per direct heeft opgezegd. Volgens De Krim heeft [naam 1] op 1 juli 2022 aan [gedaagde 1] verzocht om die verdere dag te vertrekken vanwege de ijzige sfeer en de week er na terug te keren voor een gesprek; [gedaagde 1] is echter nooit teruggekeerd. [gedaagde 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat hij is uitgenodigd voor een gesprek. Nu niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde 1] zijn werkzaamheden niet mocht hervatten, en ook niet dat [gedaagde 1] tevergeefs aanspraak heeft gemaakt op werkhervatting, hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onvoldoende feiten gesteld om aan te kunnen nemen dat De Krim de duurwaarnemings-overeenkomst per direct heeft opgezegd. [gedaagde 1] heeft geen werkzaamheden meer verricht zodat hij ook geen aanspraak kan maken op betaling van loon. De rechtbank zal de vordering tot betaling van loon over de opzegtermijn dan ook afwijzen.
De proceskosten
4.22.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van De Krim als volgt vastgesteld op (1,00 punt × factor 0,5 × € 598,00 =) € 299,00 aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en reconventie
5.1.
verbetert het proces-verbaal van de zitting van 15 maart 2023 in die zin, dat op pagina 3, onder De heer [gedaagde 1], eerste alinea, derde en vierde regel
wordt geschrapt:

Er was discussie over het bedrag, waarna er een bedrag van € 10.000,00 van de koopsom is afgehaald. Ik vroeg of [gedaagde 2] ([gedaagde 2]) dan ook tevreden was.
en dat op pagina 2 onder De heer [naam 1], eerste alinea, 9e regel voorafgaand aan de zin “Dat is waar we elkaar de hand voor hebben gegeven.”
wordt toegevoegd:

Er was discussie over het bedrag, waarna er een bedrag van € 10.000,00 van de koopsom is afgehaald. Ik vroeg of [gedaagde 2] dan ook tevreden was.
in conventie
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om de overeenkomst d.d. 8 april 2022 (overgelegd als productie 13 bij dagvaarding) binnen 2 werkdagen na betekening van dit vonnis te ondertekenen en volledig en uiterlijk drie maanden na betekening van het vonnis na te komen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan De Krim een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij na betekening van het vonnis niet aan de hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten, aan de zijde van De Krim tot dit vonnis vastgesteld op € 12.688,03, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 163,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 85,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] af,
5.9.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten, aan de zijde van De Krim tot dit vonnis vastgesteld op € 299,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. van Gessel en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023.

Voetnoten

1.Zie HR 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1889, rov. 3.2.2 (NJ 2022/254);