ECLI:NL:RBNNE:2023:5512

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
18-056084-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring van verdachte voor belaging en mishandeling met opgelegde gevangenisstraf en gedragsaanwijzing

Op 24 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van belaging van zijn ex-partner en mishandeling van haar broer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende zes weken inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster door zich in de nabijheid van haar woning en die van haar familieleden te bevinden. Tevens heeft hij zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een gedragsaanwijzing die hem verbood zich in de buurt van de aangeefster op te houden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 137 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder een contact- en locatieverbod. De rechtbank oordeelde dat er ernstige redenen waren om aan te nemen dat de verdachte zich opnieuw belastend zou gedragen tegenover de aangeefster en haar omgeving. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan het aanrijden van de broer van de aangeefster met zijn auto, wat leidde tot lichamelijk letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder het dwangmiddel van het eisen van een geldbedrag van de aangeefster, omdat niet bewezen kon worden dat hij haar daadwerkelijk had gedwongen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/056084-23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/107135-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 oktober 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 oktober 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Bonthuis, advocaat te Haskedijken. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/056084-23
1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 2 januari 2023 tot en met 13 februari 2023 te [adres] , gemeente Weststellingwerf, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
  • direct na het stopgesprek (te weten op 2 januari 2023), naar de woning van de schoonzus van die [slachtoffer 1] te gaan en daarmee een gesprek aan te gaan en/of
  • meermalen, middels (WhatsApp)berichten, contact op te nemen met [naam 1] (zwager van die [slachtoffer 1] ), en/of
  • meermalen (anoniem) te bellen naar die [slachtoffer 1] , en/of
  • meermalen, althans eenmaal, de voicemail van die [slachtoffer 1] in te spreken, en/of
  • door zich meerdere malen (hinderlijk) voor/nabij de woning van die [slachtoffer 1] te begeven en/of zich aldaar in de directe omgeving op te houden, en/of
  • door zich meerdere malen, althans eenmaal, nabij de woning van familieleden van die [slachtoffer 1] te begeven en/of zich aldaar in de directe omgeving op te houden, en/of
  • meermalen, althans eenmaal, geld over te maken naar die [slachtoffer 1] , en/of
  • meermalen, althans eenmaal, e-mailberichten naar [bedrijf 1] te sturen en daarbij die [slachtoffer 1] in
de cc mee te nemen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (e-mail)berichten naar die [slachtoffer 1] te sturen, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 2 januari 2023 tot en met 13 februari 2023 te [adres] , gemeente Weststellingwerf, althans in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten: tot de afgifte van een geldbedrag (6000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] door
  • meermalen, althans eenmaal, (hinderlijk) contact op te nemen met van familieleden en/of vrienden en/of kennissen van die [slachtoffer 1]
  • meermalen, althans eenmaal, (hinderlijk) contact op te nemen met die [slachtoffer 1] ;
Parketnummer 18/107135-23
1
hij op of omstreeks 22 april 2023 te [adres] , althans in de gemeente Weststellingwerf, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer 2] te hebben aangereden met zijn auto en/of daarbij (extra) gas te hebben gegeven waardoor die [slachtoffer 2] op de motorkap terecht is gekomen en/of vervolgens op de grond is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 april 2023 te [adres] , althans in de gemeente Weststellingwerf [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] te hebben aangereden met zijn auto en/of daarbij (extra) gas te hebben gegeven waardoor die [slachtoffer 2] op de motorkap terecht is gekomen en/of vervolgens op de grond is gevallen;
2
hij in of omstreeks de periode van 16 april 2023 t/m 22 april 2023, te [adres] , althans in de gemeente Weststellingwerf, opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 25 februari 2023, gegeven door de officier van justitie te Noord-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte
  • zich niet mocht op houden binnen de bebouwde kom van [adres] , gemeente Weststellingwerf
  • zich moest onthouden van contact met de volgende persoon: [slachtoffer 1] . door
  • zich in de genoemde periode meermalen te bevinden binnen de bebouwde kom van [adres] ;
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/056084-23
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het tenlastegelegde onder feit 1. Uit de aangifte en diverse getuigenverklaringen volgt dat verdachte stelselmatig aangeefster op diverse manieren heeft
lastiggevallen.
De officier van justitie heeft tevens veroordeling gevorderd voor het tenlastegelegde onder feit 2. Uit de aangifte en diverse getuigenverklaringen volgt dat verdachte door zijn handelen op hinderlijke wijze geprobeerd heeft aangeefster te dwingen om een geldbedrag van 6.000,00 aan hem te betalen.
Parketnummer 18/107135-23
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair tenlastegelegde onder feit 1, gelet op de aangifte, getuigenverklaringen en het letsel van aangever. Twee getuigen hebben verklaard dat zij hebben gezien dat aangever door de aanrijding op de motorkap van de auto van verdachte terecht is gekomen, waarna hij op de grond viel. Zij verklaren tevens dat zij hebben gezien dat verdachte opzettelijk aangever heeft aangereden. Gelet op het feit dat de verdachte aangever van korte afstand heeft aangereden, kan het niet anders dan dat verdachte heeft gezien dat aangever voor zijn auto stond. Naar algemene ervaringsregels levert het op betrekkelijk korte afstand hard optrekken en met relatief hoge snelheid een voetganger aanrijden een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op. Naar de uiterlijke verschijningsvorm is het handelen van verdachte zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard en aldus voorwaardelijk opzet heeft gehad.
De officier van justitie heeft tevens veroordeling gevorderd voor het tenlastegelegde onder feit 2, gelet op de gedragsaanwijzing en de bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/056084-23
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit
1. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte eerder van belaging verdacht is geweest, maar dat dit feit is geseponeerd. Een groot deel van de aangifte en het logboek van aangeefster zien op deze periode en niet op de in onderhavige zaak tenlastegelegde periode. De raadsman stelt zich voorts op het standpunt dat er geen sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, nu het gaat om 11 tot 15 incidenten in een periode van zes weken. Daarnaast worden meerdere omstandigheden door aangeefster benoemd die niet met verdachte in verband kunnen worden gebracht. Zo zijn er geen aanwijzingen dat verdachte betrokken is geweest bij de schade aan de auto van aangeefster of dat verdachte degene is geweest die meermalen anoniem heeft gebeld naar het telefoonnummer van aangeefster.
De raadsman heeft voorts betoogd dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 2, aangezien er geen geweld dan wel dreiging met geweld heeft plaatsgevonden.
Parketnummer 18/107135-23
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde onder feit 1. De raadsman stelt zich op het standpunt dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat er een reële kans is geweest op zwaar lichamelijk letsel bij aangever. De verklaringen ten aanzien van de snelheid waarmee de auto zou hebben gereden richting aangever zijn niet consistent. Gelet op de afstand en perspectief waaruit de getuigen het incident hebben waargenomen, is het niet ondenkbaar dat het heeft geleken alsof aangever over de motorkap is gevallen, maar dat aangever in werkelijkheid naast de auto is gestruikeld of gesprongen. Daarnaast is het niet uit te sluiten dat het gezichtsveld van de getuigen werd belemmerd door struiken of bosjes. Bovendien zou er schade op de motorkap van de auto zichtbaar moeten zijn geweest indien verdachte opzettelijk met een hoge snelheid aangever zou hebben aangereden en aangever op de motorkap terecht zou zijn gekomen. Aangezien niet kan worden bewezen dat verdachte met zijn handelen zwaar lichamelijk letsel heeft toe willen brengen, dient verdachte te worden
vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 1 subsidiair en feit 2 op het standpunt gesteld dat er veroordeling kan volgen.
Oordeel van de rechtbankParketnummer 18/056084-23Feit 1
Bewijsmiddelen1
De rechtbank acht het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte de feitelijke handelingen duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Uit het proces verbaal van aangifte
2, de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting
3het proces verbaal waarin het met verdachte gevoerde stopgesprek van 2 januari 2023 is geverbaliseerd
4, en het proces verbaal van verhoor bij de politie
5blijkt genoegzaam dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna is bewezen verklaard.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat door verdachte zijn feitelijke handelingen geen sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Met betrekking tot het hiervoor weergegeven standpunt overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr verschillende factoren van belang zijn, te weten: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Uit de verklaringen van verdachte ter terechtzitting en tijdens zijn verhoor bij de politie blijkt onder meer dat in de tenlastegelegde periode van zes weken, verdachte zich meermalen in de directe woonomgeving van aangeefster en haar familie heeft opgehouden. Daarnaast heeft verdachte meermalen een bankoverschrijving van 0,01 cent gedaan naar de bankrekening van aangeefster met daarbij beledigende teksten. Tevens heeft verdachte een e-mail bericht gericht aan [bedrijf 1] doorgestuurd naar aangeefster waarin hij aangeefster beschuldigd van fraude. Aan de zwager van aangeefster heeft verdachte onder meer het volgende bericht gestuurd:
() Ze zal altijd achterom moeten kijken. Want ik ben er en ik ben er niet. Ze komt alleen van mij af als ze betaalt ().Daarbij dient te worden opgemerkt dat de politie voorafgaand aan deze gedragingen op 2 januari 2023 een stopgesprek heeft gevoerd met verdachte vanwege eerder hinderlijk gedraging ten aanzien van aangeefster.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewezen verklaarde handelingen van verdachte, in onderlinge samenhang bezien, gelet op de aard van die handelingen, de frequentie, de duur en de inbreuk van die handelingen op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster zodanig dat dit een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer oplevert, als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2
De rechtbank acht het onder feit 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de tenlastegelegde dwang in de vorm van een voltooid feit wordt verweten en derhalve niet als een poging daartoe. Dwang wordt als misdrijf geacht voltooid te zijn wanneer iemand door enige andere feitelijkheid of bedreiging enige andere feitelijkheid daadwerkelijk is gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden.
In de tenlastelegging is opgenomen dat het dwangmiddel enig andere feitelijkheid betreft, namelijk het meermalen (hinderlijk) contact opnemen met aangeefster en/of (meermalen) contact op nemen met haar familieleden en/of vrienden. Als dreiggevolg is geduid dat aangeefster gedwongen is geweest een geldbedrag van 6.000,00 af te geven.
Nu aangeefster niet over is gegaan tot betaling en de tenlastelegging geen poging omvat, kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag. Verdachte zal van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Parketnummer 18/107135-23 Bewijsmiddelen6
Feit 1
Op 22 april 2023 ontving aangever [slachtoffer 2] (hierna aangever) het bericht dat de ex-partner van zijn zus, [verdachte] (hierna verdachte), zich binnen [adres] bevond.
7Verdachte had op 25 februari 2023 een gedragsaanwijzing uitgereikt gekregen waarin hem een gebiedsverbod voor de bebouwde kom van [adres] en een contactverbod met [slachtoffer 1] , de ex-partner van verdachte werd opgelegd.
8Aangever is naar aanleiding van het bericht dat hij had ontvangen naar verschillende locaties gereden in de omgeving van [adres] . Bij het parkeerterrein van het [bedrijf 2] zag aangever de auto van verdachte geparkeerd staan. Daarop heeft aangever de auto van verdachte met zijn eigen auto geblokkeerd en is hij uitgestapt en vervolgens naar de auto van verdachte gelopen. Aangever zag dat verdachte met zijn auto tegen zijn knieën aanduwde en hem vervolgens aanreed. Aangever kwam hierbij op de motorkap terecht en viel er aan de andere zijde weer af. Hierbij liep hij wonden op aan zijn pols en wenkbrauw.
9
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij in de Brasserie van het [bedrijf 2] zat met uitzicht op de parkeerplaats. Hij zag dat aangever een meter of anderhalve meter voor de auto van verdachte ging staan en dat verdachte vanuit stilstand optrok en tegen aangever aanreed, waarbij aangever op de motorkap van de auto terecht kwam en daarna op de grond viel.
10
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij in het restaurant van het [bedrijf 2] zat te eten. Hij zag door het raam dat aangever op de motorkap van de auto van verdachte lag en dat de auto wegreed. Op het moment dat de auto een bocht moest maken zag de getuige dat aangever op de grond viel en dat de auto doorreed.
11
Verdachte is vervolgens aangehouden en vervoerd naar het cellencomplex. Onderweg heeft verdachte, nadat hem de cautie was gegeven, verklaard dat aangever op enig moment voor zijn auto is gaan staan en dat hij aangever heeft geraakt bij het wegrijden.
12
Primair
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, kunnen als algemene gezichtspunten worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
13De rechtbank stelt vast dat het dossier met betrekking tot het letsel van aangever, naast de vermelding daarvan in de aangifte, geen medische informatie bevat om tot het oordeel te komen dat bij aangever sprake is van zwaar lichamelijk letsel of dat dit door de wijze waarop de aanrijding plaats heeft gevonden veroorzaakt had kunnen worden.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier evenmin kan worden vastgesteld of verdachte met zijn handelen heeft beoogd om zwaar lichamelijk letsel aan aangever toe te brengen. Uit het proces verbaal blijkt niet dat is onderzocht met welke mogelijke snelheid verdachte, gerelateerd aan de afstand van aangever tot de auto, tegen aangever is aangereden. Gelet op vorenstaande kan niet worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Niet blijkt dat verdachte willens en wetens heeft gehandeld en dat hij heeft gewild dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Verdachte heeft dit ook steeds ontkend.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging zwaar lichamelijk letsel niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Subsidiair
De rechtbank acht de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Nadat aangever met zijn voertuig de auto van verdachte had geblokkeerd, is hij uitgestapt en voor de auto van verdachte gaan staan. Verdachte heeft ook gezien dat aangever zich voor zijn auto bevond. Uit de verklaringen van zowel aangever als verdachte blijkt dat verdachte meermalen heeft geprobeerd weg te komen. Vervolgens heeft verdachte aangever geraakt bij het wegrijden. Anders dan de raadsman heeft gesteld, acht de rechtbank op grond van de twee getuigenverklaringen bewezen dat aangever door de aanrijding op de motorkap van de auto terecht is gekomen. De rechtbank leidt uit deze verklaringen af dat verdachte, door in geagiteerde toestand op een parkeerplaats die daartoe geen ruimte bood op korte afstand langs aangever te rijden, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangever zou raken en letsel toebrengen.
De rechtbank komt derhalve tot de overtuiging dat verdachte opzet in voorwaardelijke zin heeft gehad op het toebrengen van het letsel.
Feit 2
De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Uit de gedragsaanwijzing
14en de bekennende verklaringen van verdachte ter terechtzitting
15blijkt genoegzaam dat verdachte de onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna is bewezen verklaard.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht onder parketnummer 18/056084-23 feit 1 en onder parketnummer 18/107135-23 feit 1 subsidiair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/056084-23
1
hij op meerdere tijdstippen in de periode 2 januari 2023 tot en met 13 februari 2023 te [adres] , gemeente Weststellingwerf, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
  • direct na het stopgesprek (te weten op 2 januari 2023), naar de woning van de schoonzus van [slachtoffer 1] te gaan en daarmee een gesprek aan te gaan en
  • meermalen, middels (WhatsApp)berichten, contact op te nemen met [naam 1] (zwager van [slachtoffer 1] ), en
  • te bellen naar [slachtoffer 1] , en
  • de voicemail van [slachtoffer 1] in te spreken, en
  • door zich meerdere malen (hinderlijk) voor/nabij de woning van [slachtoffer 1] te begeven en zich aldaar in de directe omgeving op te houden, en
  • door zich meerdere malen, nabij de woning van familieleden van [slachtoffer 1] te begeven en zich aldaar in de directe omgeving op te houden, en
  • meermalen, geld over te maken naar [slachtoffer 1] , en
  • een e-mailbericht naar [bedrijf 1] te sturen en daarbij [slachtoffer 1] in de cc mee te nemen, en
  • meermalen berichten naar [slachtoffer 1] te sturen, met het oogmerk [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen en vrees aan te jagen;
Parketnummer 18/107135-23
1
hij op 22 april 2023 te [adres] in de gemeente Weststellingwerf [slachtoffer 2] heeft mishandeld door [slachtoffer 1] te hebben aangereden met zijn auto waardoor die [slachtoffer 1] op de motorkap terecht is gekomen en vervolgens op de grond is gevallen;
2
hij in de periode van 16 april 2023 t/m 22 april 2023, te [adres] , in de gemeente Weststellingwerf, opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 25 februari 2023, gegeven door de officier van justitie te Noord-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte
  • zich niet mocht op houden binnen de bebouwde kom van [adres] , gemeente Weststellingwerf
  • zich moest onthouden van contact met de volgende persoon: [slachtoffer 1] .
door
- zich in de genoemde periode meermalen te bevinden binnen de bebouwde kom van [adres] ;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/056084-23
1. belaging;
Parketnummer 18/107135-23
subsidiair: mishandeling;
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/056084-23 feiten 1 en 2 en het onder parketnummer 18/107135-23 feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 128 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarde meldplicht, ambulante behandeling en een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf gevorderd voor de duur van 240 uur en het dadelijk uitvoerbaar opleggen van de maatregel ex artikel 38v Sr aan verdachte met daarin een contact- en locatieverbod voor de duur van 3 jaar, met per overtreding van de maatregel een vervangende hechtenis van twee weken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit de gevorderde strafeis te matigen, gelet op de bepleite vrijspraak voor het onder parketnummer 18/056084-23 feit 1 en onder parketnummer 18/107135-23 feit 1 primair ten laste gelegde.
Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het dadelijk uitvoerbaar opleggen van een contact- en locatieverbod ex artikel 38v Sr niet mogelijk is, aangezien er geen fysieke aanraking plaats heeft gevonden. Hij heeft gepleit voor het opleggen van en contact- en locatiegebod zoals geadviseerd door de reclassering, zonder elektronische monitoring.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte
zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. Hij heeft gedurende een periode van zes weken inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner door zich meermalen op te houden in de nabijheid van haar woning en die van familieleden en kennissen. Daarnaast heeft hij door het sturen van berichten via onder meer bankoverboekingen en sms-berichten naar aangeefster en derden aangeefster willen aanzetten tot het overmaken van een geldbedrag dan wel haar vrees aanjagen. Uit hetgeen aangeefster ter terechtzitting in het kader van het spreekrecht naar voren heeft gebracht, blijkt hoe beangstigend en bedreigend het handelen van verdachte voor haar is geweest.
Door zich te bevinden in de omgeving van [adres] heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan het overtreden van een gedragsaanwijzing waarbij hem kortgezegd is bevolen zich niet op te houden in de gemeente [adres] . De verdachte heeft daarmee een aan hem, door het daartoe bevoegde gezag opgelegde, gedragsaanwijzing bewust genegeerd.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling door met zijn auto de broer van aangeefster aan te rijden. Dit soort geweldsincidenten brengen niet alleen angst en pijn teweeg bij het slachtoffer, maar geven ook gevoelens van onrust en angst aan omstanders die getuigen zijn geweest van de gebeurtenis.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 7 september 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Persoon van de dader
Uit het reclasseringsrapport van 17 juli 2022, opgesteld door de heer [naam 2] , reclasseringswerker van Reclassering Nederland blijkt onder meer dat de reclassering risicos ziet in de relatie met zijn ex-partner en zijn psychisch functioneren. Verdachte kan zich moeilijk inleven in een ander en heeft moeite op het gebied van emotieregulatie. Tijdens het opstellen van het reclasseringsadvies heeft verdachte zich meewerkend opgesteld en sinds de elektronische monitoring heeft hij de gedragsaanwijzing niet meer overtreden. Daarnaast heeft verdachte zijn leven redelijk op orde. De reclassering acht het positief dat verdachte opnieuw in behandeling is bij de [instelling] en op de wachtlijst staat voor de AFPN.
Het OXREC, actuariële risicotaxatie-instrument van de reclassering dat gebruik maakt van statische gegevens, geeft aan dat verdachte behoort tot de normgroep met een laag recidiverisico en een lage kans op geweld. De reclassering schat vanuit hun professioneel oordeel het risico op recidive en letselschade in als gemiddeld. Het risico aan onttrekken aan voorwaarden schat de reclassering in als laag-gemiddeld, aangezien verdachte eerder meermalen de gedragsaanwijzing heeft overtreden.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zouden worden. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 137 dagen passend en geboden is. Hiervan zal de rechtbank een gedeelte van 120 dagen voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het contact- en locatieverbod. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf op voor de duur van 120 uren.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd. Redengevend daarvoor is dat de rechtbank minder en andere feiten bewezen acht dan de officier van justitie.
Gelet op de eerdere overtredingen van de gedragsaanwijzing en de persoon van de dader in combinatie met de door de reclassering als gemiddeld ingeschatte kans op recidive, acht de rechtbank oplegging van een contact- en locatieverbod gerechtvaardigd. Met dit verbod beoogt de rechtbank dat aangeefster rust in haar leven krijgt en dat de kans op recidive door de verdachte wordt verminderd. De rechtbank zal overgaan tot het opleggen van de maatregel ex artikel 38v Sr. Gelet op het vierde lid van artikel 38v sr kan de rechtbank, anders dan door de raadsman betoogd, de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar opleggen, indien ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt tegen een bepaald persoon of personen. De rechtbank is van oordeel dat uit de rapportage van de reclassering en het eerder meermalen overtreden van de gedragsaanwijzing voldoende blijkt dat er ernstig rekening mee dient te worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen tegen aangeefster en haar omgeving.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 1.041,56 ter zake van materiële schade en 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 1.533,47 ter vergoeding van materiële schade en 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/056084-23
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de materiele en immateriële vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] , met uitzondering van de aankoopkosten van de deurbel en camera, aangezien deze aankopen zijn gedaan voorafgaand aan de tenlastegelegde periode. De overige gevorderde schadevergoedingen, te weten 3.243,56 aan materiele en immateriële schade, zijn voldoende onderbouwd en is voor toewijzing vatbaar, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Parketnummer 18/107135-23
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te weten 2.533,47 aan materiele en immateriële schade, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/056084-23
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat [slachtoffer 1] in de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair verzoekt de raadsman de vordering ten aanzien van de aankoop van de deurbel en camera af te wijzen, aangezien deze kosten zijn gemaakt voorafgaand aan de tenlastegelegde periode.
Parketnummer 18/107135-23
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering dient te worden gematigd, gelet op de bepleite vrijspraak voor het primair tenlastegelegde feit. Voorts verzoekt de raadsman dat de rechtbank bij het toewijzen van de vordering rekening houdt met de eigen schuld van de benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbankParketnummer 18/056084-23Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat de camera en de deurbelcamera zijn aangeschaft voorafgaand aan de tenlastegelegde periode. Nu het rechtstreeks verband tussen deze schade en het bewezenverklaarde ontbreekt, zal de rechtbank de vordering ten aanzien van dit deel afwijzen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende onderbouwd en aannemelijk dat de benadeelde partij de overige gestelde schade ter hoogte van 743,56 heeft geleden.
Immateriële schade
De rechtbank overweegt dat de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade kan worden gekwalificeerd als gevolg van een andere aantasting in haar persoon als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid sub b, van het Burgerlijk Wetboek. Van de bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending reeds meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan door de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen
De rechtbank is van oordeel dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde in dit concrete geval zo evident zijn, dat geestelijk letsel kan worden aangenomen. De hoogte van de immateriële schade wordt door de rechtbank geschat op 2.500,00, gelet op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
Daarbij is tevens aansluiting gezocht bij uitspraken in vergelijkbare zaken.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 februari 2023.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 42 dagen. Ook daarbij wordt de wettelijke rente berekend.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd indien hij heeft voldaan aan een van de verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde
partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Parketnummer 18/107135-23Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een rechtstreeks verband tussen de gestelde schade voor het aanschaffen van beveiligingsapparatuur bij de woning van de benadeelde partij en het bewezenverklaarde feit. De aanrijding heeft plaatsgevonden bij een parkeerterrein van een hotel nadat de benadeelde partij op zoek is gegaan naar verdachte en er zijn geen andere aanwijzingen waaruit blijkt dat verdachte naar de woning van de benadeelde partij zal gaan. Daarnaast wijst de rechtbank de vordering ter zake van de reiskosten voor het bijwonen van de terechtzitting af. Reiskosten komen alleen voor vergoeding in aanmerking voor het bijwonen van de zitting van de partij die aanspraak heeft op proceskostenvergoeding indien in persoon mag worden geprocedeerd en ook daadwerkelijk in persoon is geprocedeerd.
16Nu de benadeelde partij ter zitting bijstand heeft ontvangen van een gemachtigde, zal de rechtbank de vordering van deze reiskosten afwijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende onderbouwd en aannemelijk dat de overige gestelde schade van 1.488,09 is geleden en dat deze schade rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering zal daarom ten aanzien van dat deel worden toegewezen.
Immateriële schade
De rechtbank overweegt dat de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade kan worden gekwalificeerd als gevolg van het oplopen van lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid sub b, van het Burgerlijk Wetboek. Bij de bepaling van de hoogte van de schade houdt de rechtbank in het bijzonder rekening met de aard, ernst en duur van het letsel, de pijn, de intensiteit van het verdriet en de gederfde levensvreugde en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, de aard van aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt en de bedragen die door Nederlandse rechters in (enigszins) vergelijkbare gevallen zijn toegekend. De benadeelde is door verdachte opzettelijk aangereden en heeft hierbij letsel aan zijn gezicht en polsen opgelopen.
Eigen schuld
Bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre eigen schuld van de benadeelde partij leidt tot vermindering van de schadevergoedingsplicht, moet eerst worden beoordeeld in welke mate de gedragingen van de benadeelde partij aan het ontstaan van de schade hebben bijgedragen. Uit het dossier volgt dat de benadeelde partij actief op zoek is gegaan naar verdachte en hem met zijn auto de doorgang heeft geblokkeerd. Vervolgens is de benadeelde partij uit de auto gestapt, naar de auto van verdachte gelopen en heeft hij gepoogd de portier te openen en heeft hij op de ramen gebonsd. Deze gedragingen hebben een gevoel van onveiligheid bij verdachte teweeg gebracht, waardoor hij wilde ontkomen en waardoor de situatie is geëscaleerd. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze omstandigheden worden toegerekend aan de benadeelde partij en hebben deze bijgedragen aan het ontstaan van de schade. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade dient te worden gematigd naar een bedrag van 250,-.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 april 2023.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 27 dagen. Ook daarbij wordt de wettelijke rente berekend.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd indien hij heeft voldaan aan een van de verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 184a, 285b, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/056084-23 feit 2 en onder parketnummer 18/107135-23 feit 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/056084-23 feit 1 en onder parketnummer 18/107135-23 feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 137 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 120 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich na uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden;
dat de veroordeelde meewerkt aan het tot stand komen van diagnostiek en zich, indien geïndiceerd, laat behandelen door de [instelling] van [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter bepaling van de reclassering. De behandeling start op het moment dat er plaats is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
legt de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van twee jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden binnen de bebouwde kom van [adres] , gemeente Westellingerwerf;
2 zich te onthouden van direct of indirect contact met slachtoffer [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats] , in welke vorm dan ook;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van twee weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Parketnummer18/056084-23
Ten aanzien van feit 1.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
benadeelde partij [slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van 3.243,56 (zegge: drieduizendtweehonderddrieenveertig euro en zesenvijftig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 februari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 3.243,56 (zegge: drieduizendtweehonderddrieenveertig euro en zesenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 743,56 aan materiële schade en 2.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 42 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Parketnummer18/107135-23
Ten aanzien van feit 1 subsidiair.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 2]te betalen:
  • het bedrag van 1.738,09 (zegge: duizendzevenhonderdachtendertig euro en negen eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 april 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.738,09 (zegge: duizendzevenhonderdachtendertig euro en negen eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 1.488,09 aan materiële schade en 250,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 27 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. E.P. van Sloten en mr. A. Dantuma- Hieronymus, rechters, bijgestaan door mr. E.A. Gaastra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 oktober 2023.
Mr. E.P. van Sloten en mr. A. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige
processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL0100-2023050567, doorgenummerd 1 tot en met 115.
2 Pagina 13.
3 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 10 oktober 2023.
4 Pagina 65.
5 Pagina 86.
6 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige
processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL0100-2023102813, doorgenummerd 1 tot en met 76.
7 Pagina 8.
8 Paginas 6 en 7.
9 Paginas 8 en 9.
10 Pagina 22.
11 Pagina 31.
12 Pagina 33.

13.ECLI:NL:HR:2018:1051

14 Pagina 6.
15 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 10 oktober 2023.