ECLI:NL:RBNNE:2023:5485

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
18-100836-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met een glazen voorwerp in een horecagelegenheid

Op 29 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 februari 2023 in een horecagelegenheid in [adres] het slachtoffer, [slachtoffer], met een glazen voorwerp in het gezicht heeft geslagen. De verdachte, geboren in 1985, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.M.G. Wolffs, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra. De tenlastelegging omvatte opzettelijke zware mishandeling, waarbij het slachtoffer snijwonden in het gelaat opliep. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, ondanks de verdediging die aanvoerde dat de verdachte handelde uit reflex. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, en werd een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-100836-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken
d.d. 29 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , wonende [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 december 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M.G. Wolffs, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 februari 2023 te [adres] , gemeente [adres] , aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten snijwonden in het gelaat en/of (blijvende) littekens in het gelaat, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een (glazen) fles, althans een soortgelijk voorwerp, in/tegen het gezicht te slaan
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 februari 2023 te [adres] , gemeente [adres] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] met een (glazen) fles, althans een soortgelijk voorwerp, in/tegen het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het primair ten laste gelegde, gelet op de verklaring van aangever [slachtoffer] , het bij hem geconstateerde letsel dat te beschouwen is als zwaar lichamelijk letsel en de verklaring van verdachte. Bij verdachte was minimaal voorwaardelijk opzet aanwezig op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het feit, wegens het ontbreken van opzet. De verklaring van verdachte omtrent de aanleiding is betrouwbaarder dan de op essentiële onderdelen met elkaar in tegenspraak zijnde verklaringen van aangever en getuige [naam 1] . De aanleiding voor verdachte om te komen tot zijn handelen (het slaan met een glas in het gezicht van aangever) is gelegen in de door aangever opgezochte confrontatie. Door uit een reflex te handelen blijkt niet dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangever zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
Oordeel van de rechtbank1
Bewijsmiddelen
Uit de verklaring van aangever [slachtoffer] blijkt dat hij op 18 februari 2023 in een bar in [adres] , binnen de gemeente [adres] , is.
2In de bar komt hij een man, naar later blijkt verdachte
3, tegen. De man pakt met zijn hand een glas en slaat dit hard tegen zijn linker wang. Het glas gaat stuk door het raken van zijn gezicht.
4Aangever stelt dat hij hierdoor een snee vanaf zijn linkeroog naar zijn linkerwang heeft. De snee is met acht hechtingen gehecht. Ook zijn oog is dik en blauw en zijn linker mondhoek hangt naar beneden.
5
Bij aangever het volgende letsel is geconstateerd: een wijkende snijwond van 4-5 centimeter met enkele kleine snijwondjes daarboven, een zwelling op de wang links. De snijwond is gehecht met acht hechtingen en drie steristrips.
6
Op 6 april 2023 is er telefonisch contact met aangever. Aangever verklaart dat hij eens per drie weken voor controle naar de huisarts moet. De huid in zijn aangezicht hangt en in een later stadium zal plastische chirurgie moeten volgen.
7
Verdachte heeft bekend dat hij op 18 februari 2023 in een bar in [adres] is. Daar heeft hij met zijn hand, met daarin een bierglas, aangever een klap gegeven.
8
Feitelijk handelen
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte aangever met een glazen voorwerp in het gezicht heeft geslagen.
Zwaar lichamelijk letsel
Het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr.) bevat geen definitie of omschrijving van zwaar lichamelijk letsel. Artikel 82 Sr. geeft echter wel tot op zekere hoogte invulling aan dat begrip door te bepalen dat onder zwaar lichamelijk letsel onder meer wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken geduurd heeft. Artikel 82 Sr. strekt ertoe buiten twijfel te stellen dat in deze gevallen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, maar er is niet beoogd een limitatieve opsomming te geven.
In lijn met de wetsgeschiedenis is in de rechtspraak van de Hoge Raad vooropgesteld dat artikel 82 Sr de rechter de vrijheid laat om ook buiten de hiervoor aangeduide gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen wanneer dat voldoende belangrijk is om naar normaal spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden gebaseerd op de verwondingen in hun totaliteit.
9
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat als gevolg van de door verdachte verrichte geweldpleging aangever letsel heeft opgelopen, namelijk snijwonden in het gelaat met blijvend zichtbare littekens. Gelet op de aard van dit letsel en de vermoedelijke duur van het herstel dient dit naar normaal spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel te worden aangemerkt.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte vol opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Niet blijkt dat verdachte willens en wetens heeft gehandeld en dat hij heeft gewild dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Verdachte heeft dit ook ontkend. Daarbij zijn er in het dossier geen bewijsmiddelen of aanwijzingen te vinden waaruit geconcludeerd kan worden dat verdachte het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gewild.
De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of er bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is van oordeel dat bij verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit de handeling van verdachte, te weten het slaan met een bierglas in het gezicht van aangever, leidt de rechtbank af dat deze handeling naar uiterlijke verschijningsvorm is gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft, door aldus te handelen, zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangever door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Het kan niet anders zijn geweest dan dat verdachte daarmee de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties daaromtrent is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat de door verdediging bepleite reflex niet als een contra-indicatie kan worden aangemerkt. Een reflex is immers een instinctieve beweging die een niet bewuste reactie is op een van buiten komende stimulans. De essentie van de aldus opgevatte reflex is dat hij voortkomt uit een fysische of mentale dispositie, dat hij niet beheersbaar is en evenmin doelbewust kan worden verricht zodat hij dus buiten het begrip opzet valt. Een spierbeweging passend bij het slaan met een bierglas is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen instinctieve en daarmee onwillekeurige beweging, zodat het verweer feitelijke grondslag mist. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat de verdachte heeft verklaard dat hij de uithaal met het bierglas niet meer kon stoppen, maar wel de kracht van de uithaal.
Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij zichzelf heeft aangeleerd om voor de aanval te kiezen als hij zich in een bepaalde door hem ervaren dreigende situatie dan wel confrontatie bevindt.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 18 februari 2023 te [adres] , gemeente [adres] , aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten snijwonden in het gelaat en (blijvende) littekens in het gelaat, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een glazen voorwerp, in/tegen het gezicht te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
primairzware mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primaire feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden met uitzondering van een contactverbod.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met eventueel een taakstraf. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn motivatie voor een behandeling is de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet aangewezen.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
In de nachtelijke uren van 18 februari 2023 heeft verdachte tijdens het uitgaan in een horecagelegenheid, en na gebruik van verdovende middelen en het drinken van alcoholische consumpties, het slachtoffer met een bierglas in het gezicht geslagen. Verdachte heeft zich daardoor schuldig gemaakt aan een zware mishandeling. Voor omstanders en het slachtoffer kwam het handelen van verdachte schijnbaar uit het niets.
Verdachte heeft door zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. In de overgelegde schriftelijke slachtofferverklaring heeft het slachtoffer duidelijk gemaakt hoe zijn leven is verlopen na het delict. Hij ondervindt tot op heden de gevolgen van het handelen van verdachte, zowel fysiek als mentaal.
Ook heeft dit soort geweld in het uitgaansleven een enorme impact op de samenleving. Het gevoel van onveiligheid neemt hierdoor steeds grotere vormen aan.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 21 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder voor (forse) geweldsmisdrijven is veroordeeld waarvan de meest recente veroordeling die van 3 mei 2018 betreft.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 4 december 2023, opgesteld door [naam 2] , reclasseringswerker van de Reclassering Nederland.
Hieruit blijkt dat er sprake is van een delictpatroon aangaande geweldsdelicten. Verdachte pleegt deze delicten onder invloed van cocaïne of andere middelen. Verdachte kampt al jarenlang met een verslaving aan (base)cocaïne en heeft af en toe een terugval in gebruik. Hij heeft meerdere behandelingen doorlopen, maar het lukt hem niet om te volharden in abstinentie. Een terugval ligt iedere keer op de loer, omdat verdachte middelengebruik lijkt in te zetten als een vorm van coping bij stress, ruzie en problemen.
Verdachte lijkt onder invloed meer problemen te ervaren met agressieregulatie dan wanneer hij abstinent is. Het middelengebruik van verdachte is de risicofactor.
In oktober 2023 is verdachte door de Forensische Polikliniek van VNN gediagnosticeerd met een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne, PTSS en adhd. Het is niet ondenkbaar dat er een samenhang is tussen de psychische problematiek, de verslavingsproblematiek en het delictgedrag.
Door de laatste terugval in middelengebruik (van december 2022 tot en met februari 2023) is verdachte zijn woning, inkomen en werk kwijtgeraakt. Hij heeft opnieuw forse schulden opgebouwd. Verdachte heeft inmiddels een huurwoning in [adres] en hij heeft een uitkering aangevraagd. Hij heeft zich aangemeld bij [instelling] , die hem heeft aangemeld bij [instelling] voor detoxificatie en aanvullend een langdurige behandeling in de kliniek [instelling] . Verdachte staat op de wachtlijst, maar er is nog geen zicht op een concrete opnamedatum. Een beschermende factor is de motivatie van verdachte. Hij probeert telkens weer de draad op te pakken en is intrinsiek gemotiveerd voor gedragsverandering.
Door de reclassering wordt het risico op recidive ingeschat als hoog. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag.
Geadviseerd is de oplegging van een straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, meewerken aan middelencontrole en een contactverbod met het slachtoffer.
LOVS oriëntatiepunten
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS). Deze oriëntatiepunten worden in Nederland door strafrechters gebruikt om te voorkomen dat straffen in soortgelijke zaken te zeer uiteenlopen. De rechtbank zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten van het LOVS van zware mishandeling benoemd in categorie c, te weten het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen, niet zijnde een vuurwapen. Hiervoor geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf de enige passende straf is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank wat betreft de hoogte van de straf aansluiting zoekt bij de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank heeft geen redenen om daarvan in aanzienlijke mate af te wijken.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 6 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal een deel van de vrijheidsstraf, te weten 3 maanden, voorwaardelijk opleggen om
verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen en de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een contactverbod als bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Bijzondere voorwaarden worden opgelegd om de kans op herhaling te beperken. Uit de stukken blijkt niet van een specifieke ten aanzien van het slachtoffer bestaande kans op herhaling. Bovendien blijkt niet dat verdachte na het feit contact met het slachtoffer heeft gezocht.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich (vertegenwoordigd door mr. J.J. van der Molen, advocaat te Groningen) als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een totaalbedrag van 11.772,81, bestaande uit
2.798,74 aan materiële schade, 4.000,00 aan immateriële schade en 4.974,07 aan proceskosten. Ten aanzien van de materiële en immateriële schade is tevens gevorderd deze te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd tot een bedrag van 1.370,38 aan materiële schade, 4.000,00 aan immateriële schade en 4.974,07 aan proceskosten. Voor het overige heeft de officier van justitie gevorderd de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade gemotiveerd betwist met uitzondering van de voetbalcontributie van 33,75, het fitnessabonnement van 16,95, de taxikosten van 50,00 en het eigen risico zorgverzekeraar in 2023 van 385,00. De overige gevorderde materiële schade is onvoldoende onderbouwd.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw bepleit deze te matigen tot
3.000,00. Ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten heeft de raadsvrouw bepleit deze af te wijzen.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de gestelde schade ten aanzien van de posten eigen risico zorgverzekeraar 2023 (ad
385,00), voetbalcontributie (ad
33,75) en fitnessabonnement (ad
16,95) heeft geleden. De vordering, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2023.
Ten aanzien van de post reis-en parkeerkosten overweegt de rechtbank als volgt. De kosten voor het doen van aangifte (ad
11,22genoemd onder a) en voor medische behandelingen (ad
3,30genoemd onder c, ad
3,30genoemd onder d, ad
16,50genoemd onder e en ad
11,22genoemd onder f) zijn volgens vaste
jurisprudentie toewijsbaar als materiële schade. Ook de parkeerkosten voor het bezoek aan het ziekenhuis zijn toewijsbaar als materiële schade ad
12,00. De taxikosten zijn eveneens toewijsbaar als materiële schade ad
50,00, omdat uit het dossier blijkt van voornoemd bedrag in plaats van het niet onderbouwd gevorderde bedrag van 55,00.
Concluderend zal de rechtbank een totaal van
543,24aan materiële schade toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2023.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Ten aanzien van die nog te noemen posten is de rechtbank van oordeel dat schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen zal leiden tot een evenredige belasting van het strafgeding en daartoe dan ook niet zal worden overgegaan.
Reiskosten voor een bezoek aan Slachtofferhulp komen niet in aanmerking voor toewijzing als materiële schade dan wel als proceskosten
10. Ook reiskosten voor een bezoek aan een advocaat komen niet aanmerking voor toewijzing als materiële schade
11dan wel als proceskosten
12. Reis- en parkeerkosten voor het bijwonen van een zitting komen enkel in aanmerking voor toewijzing als proceskosten indien de benadeelde partij alleen ter zitting aanwezig is en alleen het woord voert.
13
Ten aanzien van de post eigen risico zorgverzekeraar 2024 beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Het is goed denkbaar dat de benadeelde partij ook in 2024 medische behandeling(en) zal ondergaan, maar of en in hoeverre dit kosten meebrengt die in 2024 ten laste van het eigen risico zullen worden gebracht kan op dit moment nog niet worden beoordeeld.
Ten aanzien van de post verlies aan verdienvermogen overweegt de rechtbank dat uit de onderbouwing niet blijkt van een arbeidsovereenkomst (van een uitzendbureau) dan wel stukken waaruit afgeleid had kunnen worden dat op de niet gewerkte dagen de benadeelde partij daadwerkelijk was ingeroosterd om te werken. Evenmin blijkt dat alle gestelde uren, zoals 8 uren voor het verwijderen van hechtingen, volledig noodzakelijk waren.
Ten aanziende van de post kapotte kleding beschikt de rechtbank eveneens over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Uit het dossier dan wel uit de onderbouwing blijkt niet blijkt dat de kleding en schoenen onherstelbaar zijn beschadigd. Daarbij komt dat ten aanzien van de schoenen een factuur is overgelegd ter onderbouwing van de hoogte van de schade, maar dat deze factuur op naam van een ander dan de benadeelde partij staat.
Ten aanzien van de post fitnessabonnement voor een langere duur dan één maand overweegt de rechtbank dat dit na één maand had kunnen worden opgezegd dan wel stopgezet.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde.
Gelet op de onderbouwing van de vordering voor wat betreft de ernst van de gevolgen daarvan en de impact op de benadeelde partij acht de rechtbank, nu de hoogte daarvan niet door de verdediging is betwist, een schadevergoeding van in totaal
3.000,00billijk. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2023.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 45 dagen.
Proceskosten
De rechtbank overweegt dat een redelijke uitleg van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering meebrengt dat bij de begroting van de aldaar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. Hoewel de rechtbank daarvan kan afwijken en de werkelijke kosten kan vergoeden, ziet de rechtbank ten aanzien van deze vordering geen aanleiding af te wijken van het uitgangspunt en het volledige bedrag aan gevorderde proceskosten toe te wijzen. De rechtbank overweegt hiertoe dat niet is onderbouwd waarom van het uitgangspunt zou moeten worden afgeweken. Verder betreft het een relatief beperkte vordering met een beperkt aantal schadeposten, waardoor de aard en omvang van de vordering voor de rechtbank ook geen aanknopingspunten geeft om van het uitganspunt af te wijken. De rechtbank zal daarom aansluiting zoeken bij het in Nederlandse civiele procedures voor kosten van rechtsbijstand gebruikelijke liquidatietarief voor kantonzaken. Daarbij wordt de hoogte van het te vergoeden bedrag gebaseerd op het (totale) bedrag dat ter zake van materiële en immateriële schade wordt gevorderd, ongeacht of dat bedrag voor toewijzing vatbaar is. Het salaris wordt berekend aan de hand van een puntenstelsel, waarbij voor het opstellen en indienen van een voegingsformulier en voor het bijwonen van de zitting samen twee punten wordt gehanteerd. De benadeelde partij vordert thans een schadevergoeding van in totaal
6.798,74. Voor bedragen tussen 5.000,00 en 10.000,00 wordt per punt een salaris toegekend van 264,00. De rechtbank zal een bedrag van 528,00 toekennen ter zake van de proceskosten en zal het meer gevorderde afwijzen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering (Reclassering Nederland, op het adres Leonard Springerlaan 21 te Groningen), zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak. De veroordeelde volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering worden gegeven voor zover niet in andere voorwaarden reeds benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waarvoor de veroordeelde zich in zal zetten deze te behalen;
dat de veroordeelde zich laat opnemen in een kliniek ( [instelling] ) van [instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing ( [instelling] ). De opname start zodra het zorgaanbod beschikbaar is. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te monitoren en bespreekbaar te maken. De reclassering kan urineonderzoek, speekselonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten
behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer] , primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 3.543,24 (zegge: drieduizend vijfhonderddrieënveertig euro en vierentwintig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 februari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op 528,00 (zegge: vijfhonderdachtentwintig euro).
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 3.543,24 (zegge: drieduizend vijfhonderddrieënveertig euro en vierentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 543,24 aan materiële schade en 3.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 45 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Ruijter, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en
mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 december 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van de politie
Eenheid Noord-Nederland met proces-verbaal nummer PL0100-2023043995, doorgenummerd 1 tot en met
55. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
2 Pagina 9.
3 Pagina 29.
4 Pagina 10.
5 Pagina 9.
6 Geschriften, te weten medische stukken, paginas 17 en 20.
7 Pagina 40.
8 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 december 2023.
9 Zie ook Hoge Raad 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051.