ECLI:NL:RBNNE:2023:5370

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
LEE 23/2250
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een schuur/carport en een vlonder

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een schuur/carport en een vlonder, verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel. De vergunning werd verleend op 2 juni 2022, maar eisers maakten bezwaar, wat leidde tot een bestreden besluit op 6 april 2023. De rechtbank behandelde de zaak op 24 augustus 2023.

De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid de vergunning heeft kunnen verlenen, ondanks dat de hoogte van het bouwwerk de maximaal toegestane gevelhoogte met 50 centimeter overschrijdt. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom deze overschrijding geen strijd met een goede ruimtelijke ordening oplevert. De second opinion van eisers over de welstandseisen werd niet als voldoende onderbouwd beschouwd, waardoor de rechtbank het welstandsadvies van het college als geldig erkende.

De rechtbank oordeelt dat de vergunning voor de schuur/carport terecht is verleend en dat de beroepsgronden van eisers niet slagen. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat eisers geen griffierecht terugkrijgen en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2250

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], eiser, en
[eiseres], eiseres, uit Wyns, gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. P.J. Woudstra),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel, het college
(gemachtigden: mr. F. de Jong, mr. J.H. Jonker en mr. J. Folkerts),
Als derde-partij nemen aan de zaak deel:
[vergunninghouders]uit Wyns, vergunninghouders
(gemachtigde: mr. R.C.M. Kamsma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een schuur/carport en een vlonder bij besluit van 2 juni 2022.
1.1.
Met het bestreden besluit van 6 april 2023, dat op het bezwaar van eisers is genomen, is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van het college, vergunninghouders en de gemachtigde van vergunninghouders.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de omgevingsvergunning voor het bouwen van een schuur/carport. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
4.1
Op 24 mei 2018 hebben vergunninghouders een aanvraag gedaan voor het plaatsen van de schuur en een woning. Het college heeft toen geoordeeld dat de schuur vergunningsvrij gebouwd kon worden omdat deze op het achtererfgebied geplaatst zou worden. Op een later moment is echter besloten om de woning verder van de Dokkumer Ee te plaatsen. Hierdoor kwam een deel van de schuur voor de voorgevel van de woning te staan. De schuur stond daardoor niet langer 1 meter achter de voorgevel van de woning en was niet langer vergunningsvrij omdat deze niet geheel in het achtererfgebied stond. De schuur is toen niet meegenomen in de vergunning voor de woning.
4.2
Na een handhavingsverzoek heeft het college op 1 maart 2022 een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom aan vergunninghouders gestuurd. Vergunninghouders hebben vervolgens op 11 april 2022 een vergunningaanvraag ingediend ter legalisatie van de schuur/carport (hierna: schuur/carport) en een vlonder. Deze vergunning is op 2 juni 2022 verleend. Voor de schuur/carport is de vergunning verleend op grond van artikel 4, eerste lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht [1] (de kruimelregeling).
4.3
Eisers hebben op 14 juli 2022 bezwaar gemaakt.
4.4
In het bestreden besluit is de schuur/carport vergund met een hoogte van 3,50 meter en een oppervlakte van 74,4 m².
4.5
Op de betreffende locatie geldt de bestemming Wonen – A3. Daarvoor gelden de regels van artikel 27 van het bestemmingsplan Aldtsjerk, Wyns en Bartlehiem 2011 (het bestemmingsplan).
4.6
Op grond van artikel 27.2.2 van het bestemmingsplan is ter plaatse een vrijstaand gebouw toegestaan met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 6 meter. De oppervlakte van een vrijstaand gebouw mag maximaal 60 m² bedragen.
5. Het handhavingsverzoek zag zowel op de schuur/carport als op de vlonder. Uit de beroepsgronden blijkt echter dat het geschil in deze procedure zich beperkt tot de vergunning voor de schuur/carport.
Overwegingen
6. Eisers stellen dat de gebouwde schuur/carport afwijkt van de vergunningaanvraag. De schuur/carport is 30 centimeter hoger dan de vergunde 3,20 meter. Met het besluit op bezwaar is de extra 30 centimeter hoogte alsnog vergund en gelegaliseerd. Dit is een legalisatie buiten de aanvraag om. De vergunning dient echter gebaseerd te worden op de aanvraag.
6.1
Eisers stellen daarnaast dat het college verzuimd heeft om te motiveren dat de vergunde schuur/carport voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Dit was wel vereist nu via de kruimelregeling afgeweken wordt van het bestemmingsplan. Bovendien stellen eisers dat van een goede ruimtelijke ordening geen sprake is. Vanuit het straat- en bebouwingsbeeld is er onvoldoende samenhang tussen de schuur/carport van nummer 59 en de onderhavige schuur/carport. Tevens is er sprake van een beperking van de gebruiksmogelijkheden van het aangrenzende perceel nummer 59. Dit wordt veroorzaakt door de (feitelijke) hoogte van de schuur/carport. Door de plaatsing van de schuur/carport vlakbij de schuur/carport op het perceel van eiser is een onevenwichtig lijnenspel ontstaan, dat onmogelijk te verbloemen is door het plaatsen van bomen, struiken of ander groen. De schuur/carport had daarom niet met deze hoogte vergund mogen worden, wat het college zelf ook aangeven heeft tijdens de hoorzitting in bezwaar. Eisers stellen tot slot dat het college, door voor de schuur/carport een hoogte van de 3,50 meter toe te staan, willekeurig handelt. Eisers hadden zelf een erfafscheiding geplaatst met dezelfde hoogte. Daarop heeft het college gehandhaafd en hebben eisers deze erfafscheiding moeten verwijderen.
6.2
Eisers stellen voorts dat het gebouw niet voldoet aan de welstandseisen. Ter onderbouwing van dit standpunt hebben eisers op 21 augustus 2023 een second opinion overgelegd van Hûs en hiem Welstandsadvisering en monumentenzorg (Hûs en hiem). Dit advies stelt dat door de plaatsing voor de gevellijn van een gebouw met een relatief fors oppervlak ten opzichte van de woning, in combinatie met de gekozen hoogte en plat afgedekte massacontour, er sprake is van een fors bouwwerk dat zich qua maat en schaal te veel gaat onderscheiden van het omgevingsbeeld.
6.3
Het college stelt dat in bezwaar de feitelijke situatie, namelijk een goothoogte van 3,50 meter, meegenomen is in de heroverweging. De feitelijke situatie is daarmee gelegaliseerd en is voor alle belanghebbenden duidelijk. Het is voorts onjuist dat in de belangenafweging geen rekening is gehouden met de eisen van een goede ruimtelijke ordening. De schuur/carport is qua hoogte ruim lager dan de maximaal toegestane nokhoogte op grond van het bestemmingsplan. De afwijking van de goothoogte is gering. Het bijgebouw heeft daardoor geringe invloed op de directe leefomgeving van eisers en het algemene straat- en bebouwingsgebied. Het positieve welstandsoordeel bevestigt dit. Eisers bezwaar tegen de hoogte is bovendien subjectief van aard, terwijl er naar objectieve maatstaven sprake is van een prima beeldkwaliteit. Het college betwist voorts uitdrukkelijk dat tijdens de hoorzitting aangegeven is dat voor deze goothoogte nooit een vergunning verleend zal worden. Het college stelt tot slot dat er geen sprake is van gelijke gevallen ten aanzien van de verwijderde erfafscheiding van eisers. Een erfafscheiding betreft een heel ander bouwwerk dan de onderhavige schuur/carport en vervult ook een andere functie. Daarbij hoort een eigen toetsingskader en belangenafweging.
6.4
De rechtbank overweegt dat de vergunde schuur/carport aan de noordkant, richting het perceel van eisers, een gevelhoogte heeft van 3,50 meter. Het bestemmingsplan staat voor een bijgebouw slechts een goothoogte toe van 3 meter. Het bestemmingsplan staat echter ook een maximale bouwhoogte toe van 6 meter.
De rechtbank constateert dat de meest oostelijke helft van het bijgebouw de carport is. De carport is in wezen een overkapping zoals bedoeld in artikel 1 van het bestemmingsplan, zij het dat door de koppeling van de carport met het bijgebouw de overkapping twee wanden heeft gekregen. In artikel 27.2.2, onder c, is voorts bepaald dat voor een overkapping een maximale bouwhoogte van 3,50 geldt. In die zin vormt de afwijking van de in artikel 27.2.2, onder b, toegestane goothoogte een geringe afwijking van het hetgeen op grond van het bestemmingsplan mogelijk zou zijn geweest indien schuur en carport afzonderlijk waren gerealiseerd. Voorts is de rechtbank het met het college eens dat dit artikel ook toestaat dat een bouwhoogte van 6 meter wordt gerealiseerd. Indien de nok van een dergelijk bijgebouw parallel aan de noordelijke perceelsgrens zou worden gerealiseerd dan zou dit visueel tot een aanmerkelijk hogere wand hebben geleid dan nu door verweerder is toegestaan. Ook in die zin is de afwijking van het bestemmingsplan niet heel ingrijpend. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder in het licht van deze geringe overschrijding van de goothoogte de ruimtelijke onderbouwing voor die afwijking toereikend heeft gemotiveerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze beroepsgronden van eisers niet kunnen slagen en het college de vergunning terecht heeft verleend.
6.5
Ten aanzien van het op 21 augustus 2023 door eisers ingediende welstandsadvies is de rechtbank van oordeel dat deze vanwege de geringe omvang tot de procedure kan worden toegelaten. Het advies dwingt echter niet tot de conclusie dat de vergunning niet verleend had kunnen worden wegens strijd met de eisen van redelijke welstand. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het college mag, hoewel het niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij het college berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet – of niet zonder meer – aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria. [2]
Het college heeft ten aanzien van de redelijke eisen van welstand advies gevraagd aan W. van der Schaaf, stedenbouwkundig adviseur/ontwerper. Deze komt tot de conclusie dat de schuur voldoet aan de redelijke eisen van welstand, omdat er voldoende samenhang is tussen de drie aanwezige bouwvormen (woning, klein bijgebouw en schuur). In de second opinion van Hûs en hiem wordt gesteld dat het bouwwerk niet aan de redelijke eisen van welstand voldoet. Er wordt echter niet onderbouwd waarom het door het college gevolgde advies niet juist is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college het eerste advies mocht volgen en het bouwwerk in lijn mocht achten met de eisen van redelijke welstand.
6.6
De rechtbank acht de stelling van eisers dat de gebruiksmogelijkheden van het aangrenzende perceel nummer 59 worden beperkt niet voldoende onderbouwd. Die grond slaagt niet. Ook de grond dat er sprake zou zijn van willekeur omdat eisers een schutting hadden geplaatst met dezelfde hoogte waarbij verweerder heeft gehandhaafd, kan niet slagen. Zoals door verweerder terecht is gesteld, geldt er voor de bouw van een schutting een ander juridisch kader dan voor de bouw van een schuur/carport.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht de omgevingsvergunning voor de schuur/carport heeft verleend. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bor.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2053, r.o. 6.1.