ECLI:NL:RBNNE:2023:5330

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
LEE 23/1952
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vergoeding voor immateriële schade door het Instituut Mijnbouwschade Groningen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 22 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vergoeding van immateriële schade door het Instituut Mijnbouwschade Groningen beoordeeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor schadevergoeding als gevolg van mijnbouwactiviteiten, waarop het Instituut op 14 november 2022 een vergoeding van € 1.500,- toekende. Eiser maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiser en concludeert dat het Instituut geen aanleiding had om af te wijken van de gestandaardiseerde methode voor schadevergoeding. De rechtbank stelt vast dat de toegepaste methode in beginsel passend is en dat de beoordeling van de immateriële schade zorgvuldig is uitgevoerd. Eiser had geen medische omstandigheden aangevoerd en had de mogelijkheid om zijn bezwaar toe te lichten niet benut. De rechtbank oordeelt dat er geen bewijs is voor geestelijk letsel als gevolg van de mijnbouwactiviteiten, en dat de aanvraag van eiser op basis van de standaardprocedure is behandeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de bestreden besluiten in stand blijven en eiser het griffierecht niet terugkrijgt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1952

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[naam], uit [woonplaats], eiser

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen,

(gemachtigden: mr. M.E. Witting en mr. M. Stuart).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan hem toegekende vergoeding van immateriële schade.
1.1.
Het Instituut Mijnbouwschade Groningen (het Instituut) heeft met het besluit van 14 november 2022 aan eiser een vergoeding voor immateriële schade toegekend van
€ 1.500,-.
1.2.
Met het besluit van 20 april 2023 heeft het Instituut het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en op 5 september 2023 heeft het Instituut een herziene beslissing op bezwaar genomen (de bestreden besluiten).
1.3.
Het Instituut heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van het Instituut.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het Instituut bij de beoordeling van de vergoeding van immateriële schade aanleiding had moeten zien om af te wijken van de gestandaardiseerde methode. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
4.1.
Eiser heeft op 5 oktober 2022 een aanvraag gedaan voor vergoeding van immateriële schade als gevolg van mijnbouwactiviteiten.
4.2.
Bij besluit van 14 november 2022 heeft het Instituut aan eiser een vergoeding voor immateriële schade toegekend van € 1.500,-.
4.3.
Eiser heeft op 15 december 2022 bezwaar gemaakt. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn bezwaar toe te lichten tijdens een hoorzitting.
4.4.
Bij besluit van 20 april 2023 heeft het Instituut het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft op 26 april 2023 beroep ingesteld. Op 19 juni 2023 heeft een maatwerkgesprek plaatsgevonden.
4.5.
Op 5 september 2023 heeft het Instituut een herziene beslissing op bezwaar genomen. Het beroep heeft van rechtswege mede betrekking op dit besluit.
Procedure en werkwijze van het Instituut
5. Het Instituut behandelt een aanvraag tot schadevergoeding voor immateriële schade in beginsel aan de hand van een gestandaardiseerde methode. Het Instituut kent op grond van hoofdstuk 4 van de Procedure en Werkwijze van het Instituut (de werkwijze) punten toe aan vier bouwstenen om vast te stellen in hoeverre er sprake is van een persoonsaantasting. Dit zijn de bouwstenen locatie, veiligheidssituatie, omvang fysieke schade en duur schadeafhandeling. Naast deze bouwstenen kan een aanvrager een Persoonlijke Impact Analyse (PIA) invullen.
5.1.
De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft reeds geoordeeld dat de methode die het Instituut hanteert om de immateriële schade te begroten in beginsel passend is om in een groot aantal zaken deze schade vast te stellen. De meervoudige kamer heeft ook geoordeeld dat een regeling waarbij in beginsel maximaal € 5.000,- aan immateriële schade kan worden begroot, past binnen de kaders van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 10, tweede lid, van de Tijdelijke wet Groningen (TwG). [1]
5.2.
De vergoeding voor immateriële schade is in geval van eiser als volgt berekend. De locatie van de woning van eiser levert één punt op. Voor veiligheid zijn geen punten toegekend. Voor de omvang van de schade aan de woning is één punt toegekend. Voor de doorlooptijd is eveneens één punt toegekend. Dit levert in totaal 3 punten op, wat in beginsel onvoldoende aanwijzingen geeft om een persoonsaantasting aan te nemen.
5.3.
Eiser heeft eveneens een Persoonlijke Impact Analyse (PIA) ingevuld. De PIA is een vragenlijst waarin de persoonlijke ervaring en beleving van de aanvrager centraal staat. De door eiser ingevulde vragenlijst heeft geleid tot een PIA met het profiel 4, dat staat voor bijzonder ernstig ervaren leed. Een PIA met een profiel 4 en drie punten bij de bouwstenen heeft geleid tot het aannemen van een persoonsaantasting en een vergoeding voor immateriële schade van € 1.500,-.
5.4.
De rechtbank stelt vast dat eiser de beoordeling van de vier bouwstenen en de uitkomst van de PIA niet heeft bestreden.
Zorgvuldige voorbereiding
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat het Instituut zijn aanvraag onzorgvuldig heeft behandeld. Het Instituut heeft hem pas na het instellen van beroep uitgenodigd voor een maatwerkgesprek en dat is volgens eiser te laat.
6.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het Instituut de aanvraag van eiser onzorgvuldig heeft behandeld. Eiser heeft in het bezwaarschrift niet gesteld dat er medisch omstandigheden aan de orde waren. Ook heeft eiser de mogelijkheid om zijn bezwaar nader toe te lichten tijdens een hoorzitting onbenut gelaten. In beroep heeft eiser zich voor het eerst op het standpunt gesteld dat er medisch onderzoek moet plaatsvinden om de immateriële schadevergoeding te bepalen. Het Instituut had daarom in de door eiser aangevoerde omstandigheden geen aanleiding hoeven zien om eiser eerder uit te nodigen voor een maatwerkgesprek dan nu is gedaan.
Gestandaardiseerde methode
7. Eiser stelt daarnaast dat er in zijn geval sprake is van een zeer sterke persoonsaantasting. Eiser heeft als kind in Turkije meerdere aardbevingen meegemaakt. Het Instituut dient bij de beoordeling van de hoogte van de schadevergoeding rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager. Eiser stelt dat er in zijn geval medisch onderzoek moet plaatsvinden om de hoogte van de immateriële schadevergoeding te bepalen. De rechtbank vat het beroep zo op dat eiser meent dat zijn situatie zich niet leent voor een gestandaardiseerde beoordeling.
7.1.
Het Instituut stelt zich op het standpunt dat er geen aanleiding bestaat om in het geval van eiser een hogere vergoeding toe te kennen. De objectieve omstandigheden alleen zijn daarvoor onvoldoende zwaarwegend. De uitkomst van de PIA, in combinatie met de bouwstenen, heeft er in geval van eiser toe geleid dat alsnog een persoonsaantasting is aangenomen. Het Instituut stelt dat op deze manier binnen de gestandaardiseerde methode rekening wordt gehouden met de persoonlijke ervaringen van eiser uit zijn jeugd. De PIA dient slechts te functioneren als correctie op de beoordeling uit de objectieve bouwstenen en dient er niet toe om zelfstandig tot een zwaardere categorie persoonsaantasting te leiden.
7.2.
Het Instituut heeft op grond van artikel 4.1 lid 3 van de werkwijze de mogelijkheid om te bezien of er in een individueel geval aanleiding bestaat om een aanvraag in afwijking van de gestandaardiseerde methode te beoordelen. Het Instituut heeft eiser uitgenodigd voor een maatwerkgesprek om te bezien of er sprake is van afwijkende of uitzonderlijke omstandigheden die niet in de standaardregeling zijn meegenomen. Voor dergelijke situaties is het mogelijk om een aanvraag in afwijking van de standaardregeling te beoordelen. Het Instituut past slechts bij uitzondering maatwerk toe. Dit is aan de orde als er sprake is van bijzonder ernstige persoonlijke omstandigheden die duidelijk niet in de standaardregeling zijn opgenomen.
7.3.
In het maatwerkgesprek van 19 juni 2023 heeft eiser onder andere aangegeven dat hij door de aardbevingen in Groningen vaak wordt herinnerd aan de aardbevingen die hij in zijn jeugd in Turkije heeft meegemaakt. Eiser was ongeveer tien jaar toen hij een zware beving in Turkije meemaakte. De situatie in Turkije was voor hem als kind erg heftig. Hij heeft destijds als gevolg van de aardbevingen twee weken buiten moeten slapen. Eiser is vanaf zestienjarige leeftijd in Nederland. Eiser vindt de situatie in Groningen minder heftig dan in Turkije, maar maakt zich wel zorgen over de toekomst.
7.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Zoals het Instituut in het verweerschrift uiteen heeft gezet, kan geestelijk letsel als gevolg van mijnbouwproblematiek een separate grond voor vergoeding van immateriële schade vormen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. [2] De bewijslast voor omstandigheden die nopen tot afwijking van de gestandaardiseerde methode liggen conform het civiele schadevergoedingsrecht bij de aanvrager. Eiser heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij voor zijn klachten geen hulp heeft gezocht in de medische sector. Eiser heeft verder verklaard dat er geen sprake is van enige ontregeling van zijn dagelijkse leven. Naar oordeel van de rechtbank kan in het geval van eiser naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel als gevolg van mijnbouwactiviteiten niet worden aangenomen. Het Instituut heeft daarom in wat door eiser is aangevoerd, geen aanleiding hoeven zien om de aanvraag in afwijking van de gestandaardiseerde methode te beoordelen.
8. De rechtbank ziet voorts in wat door eiser is aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het Instituut een hogere vergoeding had moeten toekennen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Geçer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2023.
griffier
de rechter is buiten staat de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 20 april 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:1585.
2.Zie het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10717