In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de herziene voorschotbeschikking zorgtoeslag 2022 en de daarop gebaseerde terugvordering. Eiser had in augustus 2022 een nabetaling van het UWV ontvangen van € 31.102,13, welke nabetaling door verweerder als inkomen over 2022 werd aangemerkt. Eiser betoogde dat deze nabetaling niet uitsluitend als inkomen over 2022 moest worden beschouwd, maar over de gehele periode waarop de nabetaling betrekking had. De rechtbank oordeelt dat de nabetaling terecht als inkomen over 2022 is aangemerkt, omdat de wetgeving geen ruimte biedt om deze nabetaling buiten beschouwing te laten bij de berekening van de zorgtoeslag. De rechtbank wijst erop dat de Wzt en de Awir geen grondslag bieden om inkomensbestanddelen buiten beschouwing te laten bij de bepaling van de draagkracht voor de zorgtoeslag.
Daarnaast voert eiser aan dat de nabetaling, voortvloeiend uit een fout van het UWV, een bijzondere omstandigheid vormt die aanleiding zou moeten geven tot matiging van de terugvordering. De rechtbank stelt vast dat het feit dat eiser een nabetaling heeft ontvangen en daardoor eenmalig een hoger inkomen heeft, geen bijzondere omstandigheid is die leidt tot matiging van de terugvordering. De rechtbank concludeert dat eiser geen andere omstandigheden heeft aangevoerd die als bijzondere omstandigheden kunnen worden aangemerkt. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.