ECLI:NL:RBNNE:2023:5296

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
LEE 23/5136
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake carbidschieten in Emmen

Op 28 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen. Verzoekers hadden bezwaar gemaakt tegen een besluit van 2 november 2023, waarin hun verzoek om handhavend op te treden tegen geluidsoverlast door carbidschieten op 31 december 2023 deels niet-ontvankelijk werd verklaard en deels werd afgewezen. De verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de locaties voor het carbidschieten verplaatst zouden worden om geluidsoverlast te voorkomen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 december 2023 behandeld. Tijdens de zitting werd duidelijk dat verzoekers niet van plan waren daadwerkelijk carbidschieten uit te voeren, maar de meldingen enkel deden om rechtsingang te verkrijgen. De voorzieningenrechter overwoog dat een schorsing van het bestreden besluit geen voordeel voor verzoekers zou opleveren, omdat het besluit niet tot handhaving zou leiden. Bovendien was de gevraagde voorziening niet in lijn met de inhoud van het bestreden besluit en zou het een afwijking van de lokale verordening inhouden.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de specifieke omstandigheden van de zaak en het beginsel van de scheiding der machten hem niet in staat stelden om de gevraagde voorziening te treffen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/5136

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 december 2023 in de zaak tussen

[namen en woonplaatsen]
,
verzoekers,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen, verweerder

(gemachtigden: J.T. Oosterhoff en M.M. Rieff).

Inleiding

1.1.
In het besluit van 2 november 2023 heeft verweerder het verzoek van verzoekers om handhavend op te treden tegen geluidsoverlast wegens carbidschieten op 31 december 2023 deels niet-ontvankelijk verklaard en deels afgewezen.
1.2.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers [namen] en de gemachtigden van verweerder.

Verloop van de procedure

2.1.
Verzoekers hebben op 26 juni 2023 vier meldingen gedaan voor carbidschieten op 31 december 2023 op vier locaties in [dorpsnamen] .
2.2.
Bij brief van 26 juni 2023 hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen het carbidschieten op die locaties vanwege de geluidsoverlast die daarbij optreedt.
2.3.
Bij besluit van 13 juli 2023 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
3.1.
Verzoekers hebben op 20 september 2023 bij verweerder een handhavingsverzoek inzake geluidoverlast op 31 december 2023 op de bij verweerder gemelde carbidlocaties ingediend.
3.2.1.
Bij het nu bestreden besluit van 2 november 2023 heeft verweerder het handhavingsverzoek deels niet-ontvankelijk verklaard en deels afgewezen. Verweerder heeft geconstateerd dat de personen die het handhavingsverzoek hebben ingediend deels ook de meldingen op 26 juni 2023 hebben gedaan. Verweerder neemt aan dat die personen geen belang hebben bij een besluit op het handhavingsverzoek, aangezien het hun eigen meldingen betreft.
3.2.2.
Verweerder stelt verder in het bestreden besluit dat verzoekers op deze wijze hebben gehandeld om procedures uit te lokken. Dat levert volgens verweerder misbruik van bevoegdheid op. Daarom heeft verweerder het handhavingsverzoek deels niet-ontvankelijk verklaard.
3.2.3.
Verweerder heeft in het bestreden besluit ten slotte geconstateerd dat op het moment waarop het handhavingsverzoek is ingediend er nog geen andere meldingen van carbidschieten zijn binnengekomen. Daarom heeft verweerder het handhavingsverzoek deels ongegrond verklaard.
3.3.
Bij brief van 29 november 2023 hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
3.4.
Bij verzoekschrift van 8 december 2023 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat de carbidlocaties in [dorpsnamen] in de woonlocaties van verzoekers worden verplaatst naar een locatie op een zodanige afstand van de woningen van verzoekers dat zij geen geluidsoverlast meer ondervinden. Dat betekent volgens verzoekers dat de afdeling toezicht en handhaving van de gemeente Emmen geluidmetingen moet uitvoeren die direct voor hen inzichtelijk moeten zijn.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt onder meer dat de voorzieningenrechter van de bestuursrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De voorzieningenrechter heeft deze bevoegdheid onder meer als er bezwaar is gemaakt.
5. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekster [naam] wel een melding voor carbidschieten heeft gedaan (2.1.) maar dat zij niet een van de indieners van het handhavingsverzoek (3.1.) en van het bezwaar (3.3.) is. Om die reden is het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, dat connex is aan de bezwaarprocedure, niet-ontvankelijk voor zover het door haar is ingediend. Voor zover het verzoek door de andere verzoekers is ingediend, is het wel ontvankelijk.
6.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat een getroffen voorlopige voorziening in het algemeen inhoudt dat het besluit waartegen de verzoeker opkomt, wordt geschorst. De rechtsgevolgen waartegen de verzoeker opkomt, zijn dan niet langer van kracht. Als het gaat om een voorziening die getroffen wordt hangende een bezwaarprocedure, zoals in deze zaak, geldt deze schorsing doorgaans in ieder geval totdat het betrokken bestuursorgaan beslist op het bezwaar.
6.2.
In dit geval heeft een schorsing van het bestreden besluit geen gevolg waarbij verzoekers baat hebben: gezien de inhoud van dit bestreden besluit (zie 3.2.1, 3.2.2 en 3.2.3) zal het (tijdelijk) wegnemen van de rechtsgevolgen niet betekenen dat verweerder wel, zoals verzoekers wensen, tot handhaving overgaat.
6.3.
In dit verband is van belang dat verzoekers, zoals zijzelf hebben verklaard, niet van plan zijn geweest daadwerkelijk carbid te gaan schieten op 31 december 2023; zij hebben de meldingen uitsluitend gedaan in een poging zo een rechtsingang te verkrijgen. Bij brief van 6 december 2023 hebben zij de meldingen voorwaardelijk ingetrokken.
Inmiddels zijn er door anderen meldingen gedaan voor carbidschieten op dezelfde locaties, maar omdat die meldingen van een latere datum zijn dan het bestreden besluit, gaat het besluit niet over deze meldingen. Deze omstandigheden betekenen dat verweerder in het bestreden besluit per definitie niet tot handhaving had kunnen beslissen.
7.1.
De bevoegdheid van de voorzieningenrechter omvat, gezien de tekst van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, echter meer dan alleen schorsing van het besluit waartegen de verzoeker opkomt. De wettekst geeft geen duidelijke begrenzing aan. De begrenzing volgt daarom uit de rol van de voorzieningenrechter in verhouding tot de bevoegdheid van de bodemrechter en de bevoegdheden van andere overheidsorganen.
7.2.
Verzoekers vragen om een voorziening die ertoe strekt (3.4.) dat de locaties van het carbidschieten verplaatst worden zodat zij er minder hinder van ondervinden. Ter zitting hebben zij opgemerkt dat zij er al mee geholpen zouden zijn als de minimale afstand tot de bebouwing op 75 meter in plaats van 50 meter wordt bepaald.
7.3.
De voorzieningenrechter overweegt, onder verwijzing naar hetgeen hierboven al is overwogen, dat een voorziening strekkende tot verandering van de locaties geen verband houdt met de inhoud van het bestreden besluit.
7.4.
Daarnaast zou de gevraagde voorziening een afwijking betekenen van artikel 2:40, derde lid, van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Emmen 2021 (Apv; de bepaling is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak). De voorziening zou daarmee een afwijking inhouden van een norm die democratisch is bepaald door de raad van de gemeente Emmen. Van belang is dat verzoekers in het kader van deze procedure uitdrukkelijk niet vragen om een exceptieve toetsing van dit artikel van de Apv.
7.5.
Gezien de specifieke omstandigheden van deze zaak en met het oog op het beginsel van scheiding der machten acht de voorzieningenrechter zich niet bevoegd om de door verzoekers gevraagde voorziening te treffen.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 december 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Algemene plaatselijke verordening gemeente Emmen 2021
Artikel 2:40
Carbid schieten (acetyleengas of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze tot verbranding te brengen) is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
1. Het schieten met carbid vindt plaats tijdens de jaarwisseling op 31 december vanaf 10:00 uur tot 19:00 uur;
2. er wordt gebruik gemaakt van (melk-)bussen tot een maximuminhoud van 50 liter per bus;
3. het terrein vanwaar geschoten is:
a. bij gebruik van maximaal 5 (melk-)bussen: gelegen op een afstand van tenminste 50 meter van woonbebouwing en
b. bij gebruik van meer dan 5 (melk-)bussen: gelegen op een afstand van tenminste 75 meter van woonbebouwing.
4. het terrein dient zodanig te zijn ingericht dat toeschouwers niet in de schietrichting kunnen komen;
5. de organisator van het carbid schieten is 18 jaar of ouder en is verantwoordelijk voor de naleving van de in deze bepaling gestelde voorwaarden en is tijdens het carbid schieten als zodanig aanspreekbaar voor toezichthouders en/of politieagenten;
6. uiterlijk 15 december van het betreffende jaar wordt het terrein, van waar wordt carbid geschoten onder bovenstaande voorwaarden, schriftelijk of digitaal doorgegeven aan het college met gegevens van de organisator ten einde efficiënt en effectief toezichthoudende taken te kunnen uitvoeren;
7. In geval van een situatie als bedoeld in het eerste lid, is het verbod als bedoeld in artikel 4:4, tweede lid, niet van toepassing.
Artikel 4:4
1. Als in een inrichting als bedoeld in het Besluit onversterkte muziek ten gehore wordt gebracht, zijn de artikelen 2.17 en 2.20 van het Besluit van toepassing.
2. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
3. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
4. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden onder meer betreffende:
a. het maximale geluidsniveau;
b. situering van geluidsbronnen;
c. de frequentie en tijden van gebruik.
5. Het in het tweede lid genoemde verbod is niet van toepassing op de situatie als bedoeld in artikel 2:40, eerste lid, alsmede op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit of de Provinciale milieuverordening.
6. Op de aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.