ECLI:NL:RBNNE:2023:5274

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
LEE 23-5097
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor renovatie en herbouw van een boerderij met geschil over monumentale status

Op 22 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een omgevingsvergunning voor de renovatie van het voorhuis van een boerderij en de herbouw van de hals en schuren. De vergunninghouder, Nationaal Coördinator Groningen, had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het slopen van de hoofdwoning en het versterken van het voorhuis, in het kader van een versterkingsoperatie. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder het verzoek van de verzoekster om de boerderij als monument aan te wijzen, wat door het college van burgemeester en wethouders was afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing van de monumentale status de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet aantastte en dat de vergunninghouder voldeed aan de voorwaarden voor sloop volgens het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de houdbaarheid van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vergunning terecht was verleend en dat er geen proceskostenveroordeling nodig was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
locatie Groningen
zaaknummer: LEE 23/5097
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2023 in de zaken tussen
[verzoekster], gevestigd te [plaats], verzoekster,
(gemachtigde: [naam 1]),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Groningen, verweerder,
(gemachtigde: mr. W. Brouwer).
Als
derde-partijenhebben aan het geding deelgenomen:
1. Nationaal Coördinator Groningen, te Groningen, vergunninghouder,
(gemachtigde: drs. M.H. Verweij),
2. [naam 1], te [plaats], derde-belanghebbende.
Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor het slopen van de hoofdwoning op het perceel aan [adres] te Overschild in verband met de versterkingsoperatie. Tevens heeft verweerder met het bestreden besluit aan vergunninghouder een omgevingsvergunning op grond van de Wabo verleend voor het versterken van het voorhuis en het herbouwen van de hals en schuren van de boerderij [naam 2] op voormeld perceel te [plaats].
Tegen het bestreden besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Tevens heeft verzoekster de voorzieningenrechter bij brief van 4 december 2023 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 21 december 2023. Verzoekster is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, [naam 1] (architect) en G.R. Boekschoten (Erfgoedvereniging). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens vergunninghouder is voornoemde gemachtigde verschenen. Voor derde-belanghebbende zijn verschenen [naam 1].
Feiten en omstandigheden
1. Bij haar oordeelsvorming betrekt de voorzieningenrechter de navolgende feiten en omstandigheden.
Voorgeschiedenis
Verzoekster heeft bij brief van 19 september 2022 aan verweerder verzocht om de boerderij [naam 2] op voormeld perceel aan te wijzen als monument. Verweerder heeft bij besluit van 1 november 2022 voormeld verzoek afgewezen en bepaald om geen monumentenstatus aan de boerderij [naam 2] toe te kennen. Het daartegen ingediende bezwaarschrift van verzoekster heeft verweerder bij besluit van 23 mei 2023 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit op bezwaar heeft verzoekster beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep is geregistreerd onder het procedurenummer LEE 23/3008.
1.1. Vergunninghouder heeft op 13 oktober 2023 een aanvraag om omgevingsvergunning voor het (gedeeltelijk) slopen van de hoofdwoning op voormeld perceel te [plaats] in verband met de versterkingsoperatie bij verweerder ingediend. Tevens heeft vergunninghouder op 13 oktober 2023 een aanvraag om omgevingsvergunning voor de renovatie van het voorhuis en de herbouw van de hals en de schuren van de boerderij [naam 2] op voormeld perceel te Overschild bij verweerder ingediend.
Deze aanvraag om omgevingsvergunning heeft betrekking op de navolgende activiteiten:
- bouwen van een bouwwerk;
- handelen in strijd met de regels van de ruimtelijke ordening;
- slopen op grond van het bestemmingsplan.
1.2. Verweerder heeft het sloopplan ter kennisname aan de Erfgoedcommissie voorgelegd. De Erfgoedcommissie heeft op 15 mei 2023 te kennen gegeven dat de (gedeeltelijke) sloop wordt goedgekeurd.
1.3. Verweerder heeft het bouwplan ter advisering voorgelegd aan de Dorpsbouwmeester Overschild (hierna: de Dorpsbouwmeester). In een definitief advies van 13 november 2023 heeft de Dorpsbouwmeester vermeld akkoord te zijn met het ontwerp en dat het plan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning op grond van de Wabo verleend voor het slopen van de hoofdwoning op voormeld perceel te [plaats] in verband met de versterkingsoperatie. Tevens heeft verweerder met het bestreden besluit aan vergunninghouder een omgevingsvergunning op grond van de Wabo verleend voor het versterken van het voorhuis en het herbouwen van de hals en schuren van de boerderij [naam 2] op voormeld perceel te [plaats].
Toepasselijke regelgeving
3. De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Overwegingen
4. Gesteld voor de vraag of er aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Spoedeisend belang
5. Met betrekking tot het gestelde spoedeisende belang overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Nu na zitting de onduidelijkheid is blijven bestaan of (onmiddellijk) kan worden begonnen met de renovatie van het voorhuis zonder voorafgaande sloopwerkzaamheden, acht de voorzieningenrechter het spoedeisende belang aan de zijde van verzoekster in dit geval gegeven.
Het geschil
6. Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht een omgevingsvergunning aan vergunninghouder heeft verleend voor het slopen van de hoofdwoning op voormeld perceel te Overschild in verband met de versterkingsoperatie. Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Beoordelingskader
7. Artikel 2.16 van de Wabo bevat een bevoegdheid en niet een verplichting voor verweerder om een omgevingsvergunning voor sloop als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder g. of h., van de Wabo te weigeren indien naar zijn oordeel niet aannemelijk dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd. Bij de beoordeling of het gebruik maakt van die bevoegdheid moet verweerder alle betrokken belangen afwegen (vgl. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS), 26 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2161).
Slopen
7.1. Verzoekster betoogt dat de boerderij “Hoog Hammen” momenteel alleen een karakteristieke status geniet, waarmee de monumentale ensemblewaarde van de boerderij, de vrijwel ongewijzigde hoofdvorm, de vele bewaard gebleven details en materialen en het monumentale interieur in het geheel onbeschermd zijn. In de visie van verzoekster heeft de huidige eigenaar er na de aankoop van voormelde boerderij op 1 augustus 2022 in korte tijd blijk van gegeven voortvarend te werk te gaan in het verwijderen van monumentale elementen, zoals de gemetselde hekpijler aan het begin van de oprijlaan en het decoratieve betonnen bruggetje over de gracht (respectievelijk verwijderd op 1 augustus 2022 en in de loop van 2023, beide elementen specifiek benoemd in de redengevende omschrijving van monumentencommissie Libau/Gemeente Midden-Groningen, januari 2022). Volgens verzoekster zijn de schuren opgenomen in de redengevende omschrijving, vanwege onder meer de koestal met nog aanwezige grup en koeschotten, de gebint- en kapconstructies en de overgang naar het dak met uitkragend metselwerk. Met betrekking tot de hals vermeldt de redengevende omschrijving de decoratieve historische tegels in de gang, de nog in het keukenvertrek aanwezige schouw en kasten-/bedstedenwand en de bedstedenwand in de zuidwestelijke kamer, uitgevoerd met houtimitatie schilderwerk met indeling in panelen, aldus verzoekster. Gezien de eerdere ervaringen is het volgens verzoekster aannemelijk dat de eigenaar direct een aanvang maakt met de sloop- en verbouwwerkzaamheden. In de visie van verzoekster is het verwijderen van monumentale elementen niet terug te draaien en leidt dat tot onomkeerbare schade, waarmee het bezwaar en het beroep zinloos zouden kunnen
worden. Gelet daarop verzoekt verzoekster om het bestreden besluit te schorsen of om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van het moment waarop door de rechtbank op het beroep is beslist.
7.2. Verweerder stelt zicht op het standpunt dat van belang is dat het in het kader van de renovatie van het woonhuis en de herbouw van de hals en de schuren in het kader van de versterkingsoperatie nodig is om de bestaande hoofdwoning op voormeld perceel (gedeeltelijk) te slopen. Verweerder wijst in dit verband op de zorgvuldige afweging van de Erfgoedcommissie waaruit volgt dat het geheel beter tot zijn recht komt (het pand wordt in oude glorie hersteld) en het ook in het licht van de versterkingsoperatie noodzakelijk is dat het bestaande pand wordt aangepakt. Verder wijst verweerder erop dat er sprake is van een positief welstandsadvies van de Dorpsbouwmeester met betrekking tot dit plan.
7.3. De voorzieningenrechter overweegt dat het betoog van verzoekster met betrekking tot de gestelde monumentale status van de boerderij en het verzoek om de uitkomst van de beroepsprocedure in dat geschil af te wachten, de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet aantast. Reeds om deze reden bestaat er geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter stelt vast dat in artikel 40.4.2 van de planregels van voormeld bestemmingsplan voorwaarden zijn gesteld voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor sloop. In hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om tot de conclusie te komen dat in dit geval niet wordt voldaan aan die gestelde voorwaarden. Daarnaast overweegt de voorzieningenrechter dat aan verweerder op grond van artikel 2.16 van de Wabo beoordelingsruimte toekomt met betrekking tot zijn bevoegdheid om de omgevingsvergunning voor het slopen al dan niet te weigeren. Daarbij is doorslaggevend of naar zijn (verweerders) oordeel al dan niet aannemelijk is dat een nieuw bouwwerk kan of zal worden gebouwd op de plaats van de sloop. Gelet op de bij het bestreden besluit aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het versterken van het voorhuis en het herbouwen van de hals en schuren van de boerderij “Hoog Hammen” acht de voorzieningenrechter daarmee aannemelijk dat er een nieuw bouwwerk op voormeld perceel wordt gerealiseerd na het (gedeeltelijk) slopen van de bestaande hoofdwoning. Nu de enige in artikel 2.16 van de Wabo genoemde weigeringsgrond niet aan de orde is, was verweerder gehouden om de omgevingsvergunning te verlenen. Gelet hierop was voor een belangenafweging geen ruimte en kan met de door verzoekster gestelde belangen die gelegen zijn in het behouden van mogelijk monumentale elementen van het interieur en exterieur, geen rekening worden gehouden. Deze grond van verzoekster slaagt niet.
Conclusie
8. Gelet op de voorgaande overwegingen dient de houdbaarheid van het bestreden besluit in de bezwaarfase als overwegend positief te worden ingeschat. Onder die omstandigheden bestaat er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe van verzoekster wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bestaat geen aanleiding.
Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.L.A. van Kats als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023.
griffier voorzieningenrechter
(de griffier is verhinderd om deze
uitspraak te ondertekenen)
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:81
1. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningen-rechter van de bestuursrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
(…).
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk;
(…);
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (…).
(…);
g. het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald.
Artikel 2.10
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
(…);
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12.
(…);
2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Artikel 2.16
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g of h, kan de omgevingsvergunning worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
Bestemmingsplan “Buitengebied”
Ingevolge het bestemmingsplan “Buitengebied” is aan het perceel de enkelbestemming “Agrarisch - Bedrijf” toegekend alsmede de dubbelbestemmingen “Waarde - Cultuurhistorie - Karakteristiek” en “Waarde - Landschap”.
Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf
Artikel 3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Agrarisch – Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een grondgebonden agrarisch bedrijf (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html);
b. een productiegerichte paardenhouderij (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html);
c. een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
d. bedrijfswoning (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html)en met bijbehorende bouwwerken en overkappingen;
e. uitsluitend agrarische opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag'.
f. een bestaand (agrarisch) loonbedrijf (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - loonbedrijf';
g. een bekistingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bekisting'.
Met daaraan ondergeschikt:
h. wegen en paden;
i. groen-, nuts- en speelvoorzieningen;
j. voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
k. bijbehorende verhardingen, tuinen, erven en additionele voorzieningen (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html);
en tevens voor:
l. kleinschalige horeca (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html) en kleinschalige nevenactiviteiten (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html), mits voldaan wordt aan 3.4.1 onder c;
m. een mini-camping (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html), mits voldaan wordt aan 3.4.1 onder d;
n. een vrij beroep (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html) of overige aan-huis-verbonden beroep of bedrijf (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html), mits voldaan wordt aan 3.4.1 onder e;
o. kleinschalige duurzame energieopwekking (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html).
Artikel 3.2 Bouwregels
Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaand (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html) is toegestaan.
Artikel 3.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
(…)
f. de maatvoering van bedrijfsgebouwen, bijbehorende bouwwerken of overkappingen voldoet voorts aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
type bouwwerk
maximale oppervlakte
maximale goothoogte in meters
maximale bouw-hoogte in meters
dakhelling in graden
bedrijfsgebouwen
bouwvlak bepalend
6
14
minimaal 20, maximaal 60
teeltondersteunende (boog)kassen
1000 m2
4
7
geen platte afdekking
Artikel 40 Waarde - Cultuurhistorie - Karakteristiek
Artikel 40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Cultuurhistorie - Karakteristiek (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html)” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, bescherming en herstel van karakteristieke objecten.
Artikel 40.4 Omgevingsvergunning voor het slopen
Artikel 40.4.1 Vergunningplicht
Het is niet toegestaan bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', en de in Bijlage 7 (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/b_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01_rb7.pdf) weergegeven bouwwerken binnen de bestemming Waarde - Cultuurhistorie - (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html)Karakteristiek (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html) geheel of gedeeltelijk zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning te slopen.
Artikel 40.4.2 Voorwaarden vergunningverlening algemeen
a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 40.4.1 wordt voor bouwwerken en delen van bouwwerken uitsluitend verleend als:
1. sprake is van een algemeen belang waarvoor het karakteristieke bouwwerk moet wijken; of,
2. wordt aangetoond dat zinvol (her)gebruik van het bouwwerk overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming objectief gezien niet mogelijk is en het belang van de vergunningaanvrager bij sloop van het bouwwerk in redelijkheid dient te prevaleren boven het cultuurhistorisch belang bij behoud ervan. De aanvrager van een omgevingsvergunning dient, volgens het afwegingskader bescherming karakteristieke panden, een rapport van een onafhankelijke deskundige te overleggen, dat ingaat op:
- de bouwkundige en gebruikstechnische staat van het bouwwerk;
- de mate waarin het bouwwerk geschikt is of door het treffen van voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor zinvol (her)gebruik overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming en
- de cultuurhistorische waarde van het bouwwerk, of
3. de karakteristieken van het bouwwerk niet langer aanwezig zijn en herstel alleen mogelijk is door ingrijpende wijzigingen aan het bouwwerk; of,
4. het om delen van een bouwwerk gaat die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop van deze delen er geen sprake is onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm; of
5. het om delen van een bouwwerk gaat die wel als karakteristiek zijn aan te merken, maar worden vervangen door gelijkwaardige karakteristieke delen en de karakteristiek van het bouwwerk daardoor niet wordt aangetast.
b. Het aanleveren van een rapport als bedoeld in lid a2 is niet nodig als, volgens het oordeel van burgemeester en wethouders, op basis van andere beschikbare informatie voldoende duidelijk is dat het bouwwerk niet geschikt is of geschikt te maken is voor zinvol (her)gebruik.
c. In het geval dat sloop van volledige gebouwen of andere bouwwerken op grond van het bepaalde in lid a sub 2 of 3 mogelijk is, is het noodzakelijk dat de aanvraag om sloopvergunning ook voorziet in:
1. een plan voor de herinrichting van de locatie met behoud van de ruimtelijke kwaliteit, dat tot stand is gekomen door de maatwerkmethode;
2. een schriftelijke verklaring en planning van de uitvoering van de sloop en herinrichting van de locatie. In de omgevingsvergunning wordt een voorschrift opgenomen waarin de termijn tot afronding van de herinrichting wordt vastgelegd.
d. Als burgemeester en wethouders van plan zijn om een omgevingsvergunning als bedoeld in 40.4.1 te verlenen, wordt advies gevraagd van een onafhankelijke of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van cultuurhistorie;
e. In afwijking van het bepaalde onder lid d wordt de erfgoedcommissie om een schriftelijk advies gevraagd in het geval de sloop betrekking heeft op het hele bouwwerk en er sprake is van een gemiddelde of hoge cultuurhistorische waarde van het bouwwerk.
Artikel 40.5 Uitzonderingen vergunningplicht
Het gestelde onder 40.4.1 is niet van toepassing voor zover het sloop betreft:
a. ten behoeve van gewoon onderhoud en herstel;
b. van inpandige delen van een gebouw;
c. ten behoeve van het uitvoeren van destructief onderzoek;
d. die noodzakelijk is ter voorkoming van instortingsgevaar en daarbij sprake is van een acute bedreiging van veiligheid van personen of beschadiging van omliggende bebouwing en andere maatregelen het instortingsgevaar niet kunnen voorkomen;
e. van bouwwerken waarvoor reeds een sloopvergunning voor het slopen van het volledige bouwwerk is verleend.
f. (agrarische) bedrijfsgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde, die niet zijn weergegeven in de Bijlage 7 (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/b_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01_rb7.pdf).
Artikel 41 Waarde - Cultuurhistorie – Monument
Artikel 41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Cultuurhistorie - Monument (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html)” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, bescherming en herstel van cultuurhistorische waarden.
Artikel 41.2.2 Gemeentelijke monumenten
a. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’ zijn de bouwwerken wettelijk beschermd op grond van de Erfgoedwet. In geval van strijdigheid gaan de bepalingen in dit lid vóór de bepalingen die ingevolge andere regels voor deze bouwwerken van toepassing zijn.
b. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
1. een beschermd monument te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht;
2. werken en werkzaamheden uit te voeren die een beschermd monument in enig opzicht wijzigen, verstoren, herstellen of waardoor een beschermd monument wordt verplaatst, of waardoor het beschermd monument wordt ontsierd of in gevaar gebracht;
3. een beschermd monument te slopen.
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Erfgoedcommissie.
c. In afwijking van het bepaalde onder a is geen omgevingsvergunning vereist als deze activiteit betrekking heeft op:
1. gewoon onderhoud, voor zover detaillering, profilering en vormgeving, materiaalsoort en kleur niet wijzigen en bij een tuin, park of andere aanleg, de aanleg niet wijzigt;
2. een activiteit die uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.
Artikel 42 Waarde - Landschap
Artikel 42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Landschap” aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:
a. de opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden in de gebieden zoals weergegeven op kaart in Bijlage 1 Kaart landschappelijke waarden (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/b_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01_rb1.pdf), zoals:
1. het reliëf en de herkenbaarheid van glaciale ruggen, inversieruggen, en dekzandruggen;
2. behoud, herstel en ontwikkeling van het groene lint met bijbehorende beplantingsstructuur;
3. karakteristieke laagten;
4. cultuurhistorisch waardevolle dijken en dijkrestanten;
5. karakteristieke waterlopen en kanalen en wijken;
6. diepe waterplassen;
7. het grootschalig open gebied.
Artikel 48 Algemene afwijkingsregels
Artikel 48.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 48.1.1 Algemeen
Voor zover het niet op grond van een andere bepaling van de planregels kan worden toegestaan, kan het bevoegd gezag met inachtneming van het bepaalde in 48.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen in Hoofdstuk 2 voor:
(…);
b. de maten en eigenschappen van gebouwen:
1. ten behoeve van de onderlinge architectonische afstemming van op hetzelfde bouwperceel gelegen gebouwen, mits:
- de hoogte van bijgebouwen niet meer gaat bedragen dan de hoogte van het hoofdgebouw of woongebouw;
- de voor gebouwen toegestane oppervlakte niet wordt overschreden.
(…).
Artikel 49 Algemene wijzigingsregels
Artikel 49.1 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 49.1.2 Archeologie
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1 (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html)', 'Waarde - Archeologie 2 (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html)', 'Waarde - Archeologie (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html)3 (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html)', of 'Waarde - Archeologie 4 (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html)' ter plaatse wordt aangebracht, mits:
door aanvullend historisch en/of archeologisch onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen;
b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1 (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html)', 'Waarde - Archeologie 2 (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html)', 'Waarde - Archeologie (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html)3 (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html)', of 'Waarde - Archeologie 4 (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01/r_NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01.html)' ter plaatse wordt verwijderd, indien:
uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake (meer) is van behoudenswaardige archeologische waarden.