ECLI:NL:RBNNE:2023:5150

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
LEE 23/2632
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van immateriële schadevergoeding in verband met mijnbouwschade in Groningen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 15 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) beoordeeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor vergoeding van immateriële schade, welke aanvankelijk door het IMG was afgewezen. Het IMG had in een herzien besluit op 5 oktober 2023 een bedrag van € 1.500,-- toegekend aan eiser, maar eiser was het niet eens met het aantal toegekende punten dat leidde tot deze vergoeding. De rechtbank oordeelt dat het IMG een passend puntensysteem hanteert voor de beoordeling van immateriële schade, maar dat in dit geval het aantal punten voor de bouwsteen 'duur van de procedure' onjuist was vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, maar dat het herziene besluit van 5 oktober 2023 in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt het eerdere besluit van 9 mei 2023 en bepaalt dat het IMG het griffierecht aan eiser moet vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de schade en de gevolgen van de procedures voor de aanvrager.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2632

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, het IMG

(gemachtigde: mr. M.E. Witting en mr. M. Schouten).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit op de aanvraag voor vergoeding van immateriële schade van eiser.
1.1.
Het IMG heeft deze aanvraag met het besluit van 11 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 mei 2023 op het bezwaar van eiser is het IMG bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het IMG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van het IMG. Ter zitting heeft het IMG laten weten het bestreden besluit te zullen herzien. De inhoud van het herziene besluit is ter zitting besproken. Het onderzoek is aangehouden.
1.4.
Op 5 oktober 2023 heeft het IMG een herzien besluit genomen waarbij een vergoeding van € 1.500,-- aan immateriële schade aan eiser is toegekend. Het beroep heeft, gelet op artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van rechtswege mede betrekking op dit besluit.
1.5.
Bij brief van 9 oktober 2023 heeft de rechtbank partijen bericht dat de rechtbank een nadere zitting niet nodig acht en, gelet op het feit dat de inhoud van het herziene besluit op de zitting van 4 oktober 2023 reeds is besproken en ook partijen hebben aangegeven hier geen behoefte aan te hebben, bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Daarnaast heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de beoordeling van de immateriële schade van eiser door het IMG juist is geweest en dit niet leidt tot onevenredige gevolgen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is, maar dat het bestreden besluit van 5 oktober 2023 in stand kan blijven
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De vergoeding van immateriële schade ten gevolge van gaswinning kent zijn oorsprong in een civiele procedure. De Hoge Raad heeft daarbij gesteld dat de rechter kan oordelen dat de aard en ernst van de aansprakelijkheidsvestigende gebeurtenis met zich meebrengt dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor bewoners van een bepaald gebied boven het Groningenveld zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen en dat de rechter daarbij aannemelijk kan achten dat de door deze aantasting in de persoon geleden schade voor deze bewoners ten minste een bepaald bedrag beloopt. Daarbij kan de aard en de ernst van aansprakelijkheidsvestigende gebeurtenis en de gevolgen daarvan worden aangemerkt als aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het IMG heeft, gelet op het grote aantal aanvragen, een methode ontwikkeld waarbij de persoonsaantasting niet door de aanvrager hoeft te worden aangetoond, maar het IMG dit vaststelt en forfaitaire bedragen toekent. Een aanvraag voor immateriële schade wordt door het IMG getoetst aan vier bouwstenen, te weten de locatie, de veiligheidssituatie, de omvang van de fysieke schade en de duur van de schadeafhandeling. Deze bouwstenen worden vervolgens onderverdeeld in situaties waaraan punten zijn verbonden van 0 tot en met 4 (behalve voor locatie, daar is het maximaal aantal punten 2). Hoe meer punten aan een aanvrager worden toegekend hoe hoger de uitkering per persoon wordt. Er kan € 0,--, € 1.500,--, € 3.000,-- of maximaal € 5.000,-- per persoon worden toegekend. Naast deze bouwstenen kan een aanvrager kiezen om een vragenlijst, de Persoonlijke Impact Analyse (PIA), in te vullen. In sommige gevallen kan de uitkomst van de PIA het toe te kennen bedrag aan schadevergoeding verhogen, met dien verstande dat het maximumbedrag € 5.000,-- blijft.
4.1.
De situatie van eiser is als volgt. In eerste instantie heeft het IMG eiser twee punten toebedeeld in verschillende bouwstenen. Eiser heeft eveneens een PIA ingevuld waaruit volgt dat eiser bijzonder ernstig leed heeft ervaren (profiel 4). Dit tezamen levert geen vergoeding voor immateriële schade op, er is met het bestreden besluit van 9 mei 2023 dan ook geen vergoeding toegekend. De duur van de verschillende procedures bleek niet juist te zijn meegewogen in het bestreden besluit van 9 mei 2023. Met het herziene besluit heeft het IMG dit gewijzigd. Er is een punt toegekend voor de duur van de procedures. In totaal komt eiser daarmee op drie punten uit. Drie punten in combinatie met profiel 4 uit de PIA levert een persoonsaantasting op. Met het bestreden besluit van 5 oktober 2023 is een bedrag van € 1.500,-- aan eiser toegekend.
5. Eiser voert aan dat hij het wel eens is met het door het IMG gehanteerde systeem, maar dat hij van mening is dat hij voor de bouwstenen omvang fysieke schade, veiligheid en duur van de schadeafhandeling meer punten zou moeten krijgen. Hij kan zich wel vinden in het toegekende punt voor de bouwsteen locatie.
6. Vooreerst merkt de rechtbank op dat, zoals eerder door deze rechtbank [1] is geoordeeld, het puntensysteem dat het IMG hanteert in beginsel passend is om in een groot aantal zaken de immateriële schade te beoordelen. De vraag die voorligt is of de invulling van de bouwstenen in dit geval juist is geweest en de uitkomst in het geval van eiser niet leidt tot onevenredige gevolgen. De rechtbank zal hieronder de bouwstenen omvang van de fysieke schade, veiligheid en duur schadeafhandeling bespreken.
Omvang van de fysieke schade
7. Eiser stelt dat de schade die hij had aan zijn badkamer ook meegenomen moet worden in de bouwsteen ‘omvang van de fysieke schade’. De aanvraag voor schadevergoeding voor schade aan de badkamer is dan wel afgewezen, maar de nieuwe badkamer heeft wel € 15.000,-- gekost. Eiser meent dat de beoordeling van de fysieke schade niet juist is en dat dit bedrag meegewogen moet worden bij de beoordeling van immateriële schade en wel in deze bouwsteen. Hij meent recht te hebben op twee punten in plaats van één.
7.1.
De rechtbank kan eiser niet volgen in zijn stelling. Dat eiser het niet eens is met de uitkomst van de procedure met betrekking tot de fysieke schade in de badkamer en hij van mening is dat die schade wel had moeten worden vergoed, kan niet in deze procedure worden betrokken. Hij had in die procedure in beroep kunnen gaan, maar heeft dit niet gedaan. Het besluit dat de betreffende schade niet mijnbouwgerelateerd is staat dan ook in rechte vast. Het is niet mogelijk om in deze procedure over immateriële schade te beoordelen of de fysieke schade terecht is afgewezen. Het IMG heeft de kosten voor de nieuwe badkamer naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht niet meegenomen in de bouwsteen omvang van de fysieke schade.
Veiligheid
8. Eiser stelt dat hij zich onveilig voelt in zijn huis, het huis kraakt regelmatig en hij vertrouwt zijn woning al jaren niet meer. Dat een deskundige heeft gemeld dat het kraken te maken heeft met het feit dat zijn woning een houtskeletwoning betreft stelt eiser niet gerust. Eiser heeft niets op papier en weet niet of zijn woning onveilig is, maar hij geeft aan dat hij zich vaak onveilig voelt, dat hij daardoor soms slecht slaapt en dat er toch voor redelijk wat scheuren een schadevergoeding is toegekend. Dit zou toch in ieder geval genoeg moeten zijn voor een halve punt of één punt in het kader van veiligheid.
8.1.
Het IMG let bij de beoordeling van deze bouwsteen op objectieve indicatoren waaruit blijkt dat de woning van eiser daadwerkelijk onveilig is. De aanwezigheid van zulke indicatoren onderbouwt dan het subjectieve onveiligheidsgevoel van de bewoners, aldus het IMG. Niet in geschil is dat eiser niet voldoet aan deze objectieve indicatoren. Deze rechtbank heeft in meervoudige kamer reeds geoordeeld dat de veiligheid in het kader van begroting van immateriële schade mag berusten op objectieve indicatoren. Daarbij dient echter wel ruimte te zijn voor een situatie waarin niet wordt voldaan aan de genoemde objectieve indicatoren, maar er wel sprake is van een onveilige situatie. Indien op andere wijze kan worden aangetoond dat er sprake is van een onveilige situatie is het niet redelijk en aanvaardbaar dat er geen punt toegekend kan worden voor veiligheid. In dat geval dient er een mogelijkheid te zijn om een punt voor deze bouwsteen te kunnen toekennen. [2] Hetgeen eiser in dit geval heeft aangevoerd is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende om te kunnen oordelen dat er sprake is van een onveilige situatie. De enkele verklaring van eiser dat de woning kraakt en dat een deskundige heeft gezegd dat het een houtskeletwoning betreft, is daarvoor onvoldoende. Daarbij overweegt de rechtbank dat eiser voor zijn mijnbouwgerelateerde fysieke schade een schadevergoeding heeft gekregen om deze schade te herstellen. Het IMG heeft terecht geen punten toegekend voor deze bouwsteen.
Duur van de procedure(s) tot afhandeling van de schade
9. Eiser voert aan dat hij in 2016 voor het eerst schade heeft gemeld en dat de problematiek nog steeds voortduurt. Van 2016 tot 2023 is zeven jaar, dit betekent dat hij drie punten voor deze bouwsteen zou moeten krijgen. Dat er alsnog een punt is toegekend vindt eiser onvoldoende.
9.1.
In het bestreden besluit van 9 mei 2023 is geen punt toegekend voor deze bouwsteen. Tijdens de zitting is gebleken dat dit onjuist is geweest en het IMG heeft een herzien besluit genomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser terecht beroep heeft ingesteld. Het beroep slaagt op dit punt.
9.2.
De vraag die nog voorligt is of het IMG meer dan één punt had moeten toekennen voor deze bouwsteen. Het IMG heeft aangevoerd dat wordt gekeken naar de doorlooptijd van de afhandeling van de procedures. Dit omdat (extreem) lang wachten op de afhandeling van de fysieke schade aan de woning kan leiden tot stress, onzekerheid en ergernis in het leven van de aanvrager en het gezin. Niet alleen het wachten op de uitkomst, maar ook de onmogelijkheid om de schade te herstellen speelt mee. Het IMG stelt daarbij dat uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat langdurige stressfactoren kunnen leiden tot psychische klachten. De genoemde factoren, het wachten op de uitkomst en de onmogelijkheid tot herstel, spelen geen rol meer wanneer de aanvraag is afgehandeld. Wanneer er een nieuwe aanvraag wordt gedaan zullen de stressfactoren wel terugkeren, om die reden worden de doorlooptijden van de verschillende aanvragen bij elkaar opgeteld. De rechtbank is van oordeel dat het IMG voldoende heeft gemotiveerd waarom er wordt uitgegaan van de doorlooptijd van de (verschillende) procedure(s). De rechtbank sluit niet uit dat eiser ook leed heeft ervaren in de periodes dat er geen procedure bij het IMG liep. Echter kan dit leed niet zijn veroorzaakt door de stress en onzekerheid over de uitkomst van een procedure, omdat er op die momenten geen procedure liep. In de andere bouwstenen is in dit geval reeds voldoende rekening gehouden met onder meer de ervaren onveiligheidsgevoelens van het wonen in het aardbevingsgebied.
9.3.
In totaal komt eiser, met de extra punt voor de doorlooptijd, op drie punten uit. Drie punten in combinatie met profiel 4 uit de PIA levert een persoonsaantasting op waar
€ 1.500,-- voor staat, dit is aan eiser toegekend. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is dit naar het oordeel van de rechtbank in het geval van eiser niet onevenredig.

Conclusie en gevolgen

10. In het besluit van 9 mei 2023 is er een onjuist aantal punten toegekend in de bouwsteen doorlooptijd waardoor geen vergoeding voor immateriële schade was toegekend. Dit was, zo heeft het IMG ook aangegeven, onterecht. Eiser heeft dus terecht beroep ingesteld. Het beroep is gegrond.
10.1.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het IMG het bestreden besluit van 9 mei 2023 voldoende heeft hersteld met het bestreden besluit van 5 oktober 2023.
10.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het IMG het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 9 mei 2023;
- bepaalt dat het besluit van 5 oktober 2023 in stand blijft;
- bepaalt dat het IMG het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.A. Jonkers-Vellinga, rechter, in aanwezigheid van
N. Walstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2023.
griffier
Rechter niet in staat te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 20 april 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:1585.
2.Uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 8 november 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023