ECLI:NL:RBNNE:2023:5135

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
LEE 23/1768
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opleggen van een Educatieve maatregel gedrag en verkeer (EMG) in het kader van de Wegenverkeerswet 1994

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het opleggen van een Educatieve maatregel gedrag en verkeer (EMG) door de directie van het CBR. De maatregel werd opgelegd naar aanleiding van een incident op 29 december 2022, waarbij eiser met een te hoge snelheid reed en een aanrijding veroorzaakte met natuurstenen. Eiser erkent dat hij te hard heeft gereden, maar vindt de opgelegde maatregel buitensporig, vooral gezien de gevolgen voor zijn werk en de kosten die hij moet maken. De rechtbank heeft het beroep op 6 november 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de directie van het CBR terecht heeft gehandeld op basis van de feiten en omstandigheden zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de politie. De rechtbank stelt vast dat er een gerechtvaardigd vermoeden van ongeschiktheid bestond, wat vereist is voor het opleggen van een EMG. De rechtbank wijst erop dat de wet- en regelgeving dwingend is, waardoor er geen ruimte is voor een belangenafweging. Eiser's argumenten over de emotionele toestand na de overtreding en de gevolgen van de maatregel worden niet meegewogen in de beoordeling.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen terugbetaling van griffierecht ontvangt en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter E.M. Visser en is openbaar uitgesproken op 7 december 2023. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1768

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.A. Bezema),
en

De directie van het CBR, verweerder

(gemachtigde: dhr. drs. M.M. van Dongen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het opleggen van een Educatieve maatregel gedrag en verkeer (EMG). Verweerder heeft de EMG aan eiser opgelegd bij besluit van 12 januari 2023.
1.1.
Met het bestreden besluit van 10 maart 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Feiten

2. De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1.
Op 29 december 2022 heeft de politie aan verweerder een mededeling gezonden ex artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW94).
2.2.
In het bijgevoegde proces-verbaal verklaren de verbalisanten -samengevat- het volgende. In het donker en onder slechte weersomstandigheden, reed eiser een rotonde op met een hogere snelheid waardoor het de aandacht van de verbalisanten trok. Nadat eiser de rotonde had verlaten, en richting het centrum reed, hebben verbalisanten eiser gevolgd. Het voertuig van eiser had een pieksnelheid van 95 kilometer per uur, waar 50 kilometer was toegestaan. Daarna bleef de snelheid hangen op 80 kilometer per uur. Vervolgens naderde eiser met hoge snelheid een t-splitsing, waar bijna een aanrijding ontstond. Toen eiser opnieuw een rotonde opreed, is er een stopteken gegeven. Eiser is vervolgens staande gehouden.
2.3.
Bij het wegrijden na de staandehouding, is eiser tegen twee natuurstenen aangereden die langs de parkeerplaats lagen. Dit is waargenomen door diezelfde verbalisanten. Zij hebben eiser daarop voor de tweede maal staande gehouden en zijn rijbewijs ingenomen. Het proces-verbaal is aangevuld.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4.1.
Eiser erkent dat hij te hard gereden heeft, voelt zich schuldig en vindt de boete terecht. Dat hij vervolgens zijn rijbewijs kwijt is geraakt, zijn twee banen kwijt raakte en in totaal € 1550,- moet betalen, vindt hij buitensporig. Eiser is van mening dat hij met de bekeuring, het tijdelijk kwijt zijn van zijn twee baantjes en de verwerking van de juridische consequenties die dit heeft gehad, genoeg is gestraft. Eiser heeft zijn lesje wel geleerd. Hierbij heeft eiser nog een brief van zijn vader gevoegd, gericht aan het Openbaar Ministerie.
4.2.
Verweerder heeft aangegeven dat de mededeling van de politie en de feiten en omstandigheden in het proces-verbaal, het vermoeden rechtvaardigen dat eiser niet langer voldoet aan de eisen van rijvaardigheid. Verweerder is dan ook van mening dat de EMG terecht is opgelegd. Verweerder wijst erop dat het hier gaat om dwingend recht, waardoor de rechtbank de aangevoerde omstandigheden niet mee mag wegen in haar oordeel. Met betrekking tot de kosten geeft verweerder aan dat eiser zo nodig kan verzoeken om een betalingsregeling. Voorts is aangegeven dat de afhandeling binnen het strafrecht hier los van staat. Ook de (tijdelijke) invordering van het rijbewijs heeft geen rol gespeeld bij het opleggen van de EMG.
4.3.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat enkel het besluit van 12 januari 2023 ter discussie staat. Voor het opleggen van een EMG dient een vermoeden van ongeschiktheid te worden vastgesteld. Dit vermoeden wordt ingevolge de WVW94, gelezen in samenhang met de Regeling gebaseerd op feiten en omstandigheden die zijn genoemd in bijlage 1 van de Regeling. Uit het proces-verbaal blijkt dat eiser herhaaldelijk gedragingen heeft verricht als bedoeld in die bijlage, te weten: met een te hoge snelheid naderen van onoverzichtelijke situaties zoals kruisingen en het rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak met kenmerk ECLI:NL:RVS:2021:1877. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er bij verweerder een gerechtvaardigd vermoeden van ongeschiktheid kon bestaan over de rijvaardigheid van eiser. Omdat de toepasselijke wet- en regelgeving dwingend van aard is, is er geen ruimte voor belangenafweging. Voorts volgt uit vaste rechtspraak dat er voor matiging van de kosten evenmin ruimte bestaat.
5.1.
Eiser betoogt verder dat de aanrijding met de natuurstenen ten grondslag is gelegd aan het opleggen van de EMG. Uit het proces-verbaal komen de omstandigheden volgens eiser niet goed naar voren. Vlak na het uitschrijven van de boete verkeerde eiser namelijk nog in de emotie van de gemaakte overtreding. In combinatie met het slechte weer heeft eiser bij het wegrijden de natuurstenen niet opgemerkt. Eiser erkent dat hij eerst even tot rust had moeten komen, alvorens hij wegreed.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat uit het bestreden besluit blijkt, dat de aanrijding met de natuurstenen en het innemen van eisers rijbewijs, niet ten grondslag liggen aan het besluit om een EMG op te leggen. Dit voorval en de invordering van het rijbewijs, zijn daarmee geen onderdeel van deze procedure.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, rechter, in aanwezigheid van
K.D. Bosklopper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 130
1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
Artikel 131
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid,
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 14
1. Het CBR besluit tot oplegging van een educatieve maatregel gedrag en verkeer indien:
a. betrokkene tijdens een rit
herhaaldelijk gedragingen heeft verrichtals genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 1, onder A, onderdeel III, Rijgedrag;
Bijlage 1 bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
A, Rijvaardigheid en rijgedrag, III. rijgedrag
2. Gebrek aan inzicht in risico’s in het verkeer, zoals:
e) met een te hoge snelheid naderen van of inhalen nabij voetgangersoversteekplaatsen of in andere onoverzichtelijke situaties, zoals kruisingen en spoorwegovergangen;
3. Incorrect samenspel met andere verkeersdeelnemers in het verkeer, dat blijkt uit:
a. a) rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid.