ECLI:NL:RBNNE:2023:5120

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
18-112572-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen en het plegen van ontuchtige handelingen met zijn destijds tienjarige dochter. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een locatieverbod in de gemeente De Fryske Marren, met uitzondering van snelwegen en de locatie van zijn behandeling.

De zaak kwam aan het licht na een aangifte door de moeder van het slachtoffer, die verklaarde dat haar dochter had verteld over de seksuele handelingen die de verdachte met haar had verricht. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de moeder als geloofwaardig beoordeeld en heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte met zijn vingers in de vagina van het slachtoffer heeft gebracht en dat het slachtoffer de penis van de verdachte heeft aangeraakt.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de noodzaak van behandeling voor de verdachte. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, die de verdachte moet vergoeden. De rechtbank heeft benadrukt dat dergelijk gedrag ernstige gevolgen heeft voor de geestelijke gezondheid van het slachtoffer en dat het van groot belang is dat de verdachte zich houdt aan de opgelegde voorwaarden om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-112572-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 5 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 november 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. de Haan, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks het jaar 2021 en/of het jaar 2022 te [adres] , in elk geval in de gemeente De Fryske Marren, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2012, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen, althans eenmaal
  • brengen van verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of doen of laten zitten van die [slachtoffer] op de penis van verdachte en/of vervolgens doen of laten maken van heen en weergaande bewegingen met de vagina en/of billen van die [slachtoffer] op en/of over die penis van verdachte en/of
  • brengen van verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer] en/of doen of laten likken van/aan de penis van verdachte door die [slachtoffer] en/of het doen of laten aanraken met de mond en/of lippen en/of tong van die [slachtoffer] van/aan de penis van verdachte en/of
  • brengen van een vibrator/massage-apparaat in de vagina van die [slachtoffer] door verdachte en/of doen of laten aanraken van de vagina van die [slachtoffer] met een vibrator/massage-apparaat door verdachte en/of die [slachtoffer] en/of
  • brengen van een of meer vingers van verdachte in de vagina van die [slachtoffer] en/of betasten van de vagina van die [slachtoffer] door verdachte en/of
  • wrijven met een parfumolie, althans een vloeistof, over de vagina van die [slachtoffer] door verdachte en/of
  • likken, althans aanraken met de mond en/of tong, van de vagina van die [slachtoffer] door verdachte en/of
  • wrijven met verdachtes penis over een been, althans het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
  • doen of laten aftrekken, althans aanraken, van de penis van verdachte door die [slachtoffer] en/of
  • het klaarkomen van verdachte in het bijzijn van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode omvattende het jaar 2021 en/of het jaar 2022 te [adres] , in elk geval in de gemeente De Fryske Marren, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2012, en bestaande die ontucht uit het meermalen, althans eenmaal,
  • doen of laten zitten van die [slachtoffer] op de penis van verdachte en/of vervolgens doen of laten maken van heen en weergaande bewegingen met de vagina en/of billen van die [slachtoffer] op en/of over die penis van verdachte en/of
  • doen of laten likken van/aan de penis van verdachte door die [slachtoffer] en/of aanraken met de mond en/of lippen en/of tong van die [slachtoffer] van/aan de penis van verdachte en/of
  • doen of laten aanraken van de vagina van die [slachtoffer] met een vibrator/massage-apparaat door haarzelf en/of door verdachte en/of
  • betasten van de vagina en/of billen van die [slachtoffer] door verdachte en/of
  • het wrijven met een parfumolie, althans een vloeistof, over de vagina van die [slachtoffer] door verdachte en/of
  • likken, althans aanraken met de mond en/of tong, van de vagina van die [slachtoffer] door verdachte en/of
  • wrijven met verdachtes penis over een been, althans het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
  • doen of laten aftrekken, althans aanraken, van de penis van verdachte door die [slachtoffer] en/of
  • het klaarkomen van verdachte in het bijzijn van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat bewezen kan worden dat verdachte gedurende een langere periode en meerdere malen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige kind. De officier van justitie heeft hierbij gewezen op de aangifte van de moeder, het verhoor van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte. De verklaring van verdachte ten aanzien van de ontuchtige handelingen vindt telkens bevestiging in de aangifte van de moeder en de verklaring van [slachtoffer] . Daarnaast kan op grond van de aangifte, de specifieke verklaringen van [slachtoffer] en de gedeeltelijk bevestigende verklaring van verdachte ook bewezen worden dat [slachtoffer] de verdachte oraal bevredigd heeft en de verdachte de vagina van [slachtoffer] met zijn vinger heeft gepenetreerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en het subsidiair onder gedachtestreepjes 5, 6 en 7 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is geweest van seksueel binnendringen. Verdachte ontkent dat hij zijn penis, vingers of vibrator dan wel massageapparaat in de vagina of mond van [slachtoffer] heeft gebracht. Op grond van de verklaring van [slachtoffer] en de moeder kan dit binnendringen ook niet bewezen worden en dient verdachte vrijgesproken te worden van het primair ten laste gelegde. Het subsidiair onder gedachtestreepje 5 ten laste gelegde kan niet bewezen worden, omdat verdachte dit ontkent, [slachtoffer] hierover niets bij de politie heeft verklaard en niet duidelijk wordt wat precies met 'bloemetjesolie' wordt bedoeld. Het subsidiair onder gedachtestreepje 6 ten laste gelegde kan niet bewezen worden, omdat verdachte ten aanzien van deze handelingen niet bevraagd is door de politie en [slachtoffer] hier niets over heeft verklaard. Ook het subsidiair onder gedachtestreepje 7 ten laste gelegde kan niet bewezen worden. Hoewel verdachte wel heeft verklaard over deze handeling, heeft [slachtoffer] daar niet over verklaard. Er is dan ook onvoldoende bewijs om deze handeling bewezen te verklaren.
Het subsidiair onder gedachtestreepjes 1, 2 (voor wat betreft het aanraken met de mond en/of lippen), 3, 4, 8 en 9 ten laste gelegde kan bewezen worden.
Oordeel van de rechtbank
Vooraf
Verdachte wordt primair verweten dat hij in het jaar 2021 en/of het jaar 2022 handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] . Subsidiair worden verdachte dezelfde feitelijke handelingen verweten als het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter. De rechtbank stelt voorop dat zij de tenlastelegging ziet als een impliciet cumulatieve tenlastelegging waarin meerdere strafbare feiten zijn omschreven. In de
tenlastelegging zijn immers gedragingen opgenomen die hebben plaatsgevonden op verschillende tijdstippen en die bij een bewezenverklaring zouden leiden tot een meervoudige kwalificatie. Dit betekent dat per ten laste gelegde handeling beoordeeld moet worden of bewezen kan worden dat verdachte die handeling heeft verricht en of die handeling als seksueel binnendringen (primair) dan wel als ontuchtige handeling (subsidiair) kan worden gekwalificeerd. Dit betekent ook dat voor elk impliciet ten laste gelegde feit voldaan dient te zijn aan het zogenaamde bewijsminimum.
Vrijspraak primair gedachtestreepjes 1 t/m 3
Gelet op de verklaring van verdachte en de verklaring van [slachtoffer] heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte zijn penis, een vibrator en/of een massageapparaat in de vagina of mond van [slachtoffer] heeft gebracht. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het aan hem primair ten laste gelegde onder de gedachtestreepjes 1 tot en met 3.
Vrijspraak primair en subsidiair gedachtestreepjes 5 en 6
De rechtbank heeft niet de overtuiging dat verdachte met parfumolie, althans met een vloeistof, over de vagina van [slachtoffer] heeft gewreven. Verdachte heeft ontkend dat dit is gebeurd. [slachtoffer] heeft alleen aan haar moeder verteld dat dit zou zijn gebeurd.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de vagina van [slachtoffer] heeft gelikt en/of heeft aangeraakt met de mond of tong. Verdachte is hierover niet bevraagd door de politie en [slachtoffer] heeft hier tijdens het studioverhoor niet over verklaard. Zij heeft enkel aan haar moeder verteld dat verdachte aan haar vagina zou hebben gelikt. Deze verklaring vindt echter geen steun in de overige bewijsmiddelen.
De rechtbank zal verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde onder gedachtestreepjes 5 en 6 vrijspreken.
Vrijspraak primair gedachtestreepjes 7 t/m 9
Onder gedachtestreepjes 7 tot en met 9 van het primair ten laste gelegde worden verdachte handelingen verweten die ontuchtig zijn, maar die op zichzelf niet bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] . Ontuchtige handelingen die niet bestaan uit het seksueel binnendringen kunnen onder omstandigheden wel onder de strafbaarstelling van artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht vallen. In dat artikel is namelijk bepaald dat ontuchtige handelingen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam strafbaar zijn. Hiervoor is wel vereist dat de ontuchtige handelingen die niet bestaan uit het seksueel binnendringen, voor, tijdens en/of na het seksueel binnendringen hebben plaatsgevonden (zie Hoge Raad 18 mei 1999,
NJ1999/541). De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte de handelingen die hem onder gedachtestreepjes 7 tot en met 9 worden verweten voor of na, dan wel tijdens het seksueel binnendringen heeft verricht. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het aan hem primair ten laste gelegde onder de gedachtestreepjes 7 tot en met 9.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 21 november 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb inderdaad aan [slachtoffer] gezeten. Het begon in de zomervakantie van 2022. Het duurde tot en met de herfstvakantie van 2022. We lagen samen bloot in bed. We zaten aan elkaar. Ik wreef over haar been en over haar schaamheuvel. [slachtoffer] raakte mij ook aan. Ze heeft mijn penis vastgehouden, ze maakte op en neergaande bewegingen. Ik ben één keer op de bank klaargekomen, [slachtoffer] was daarbij. Daarnaast ben ik één keer boven in bed klaargekomen, dat heeft [slachtoffer] per ongeluk gezien. Ik heb één keer gevraagd of [slachtoffer] aan mijn penis wilde likken of zuigen. Ze heeft er toen een kusje op gegeven. [slachtoffer] heeft ook een keer bovenop mij gezeten zonder kleren. Zij zat toen op mijn penis. Mijn penis lag op mijn buik. [slachtoffer] maakte toen heen en weergaande bewegingen. Ik heb [slachtoffer] een vibrator gegeven. Ik heb die vibrator op haar gelegd. De vibrator lag op haar venusheuvel. Later is ze er zelf mee aan de gang gegaan. Ik heb ook aan haar billen gezeten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever (tevens inhoudende de aangifte) d.d. 17 januari 2023, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRBC23023 d.d. 14 april 2023 inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Ik doe aangifte namens mijn dochter, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2012. [slachtoffer] vertelde dat papa aan haar gezeten heeft en dat ze aan zijn ding moest likken, ze wees een beetje onder het dekbed. [slachtoffer] vertelde dat hij gevraagd had of ze een lolly wilde. Als ze ja zei dan was dat ding de lolly. Ze moest aan dat ding likken, aan de piemel. Ze had het over 2022. Ze vroeg ook een keer wat het witte spul dan was wat er uit komt. Ze heeft ook verteld dat ze hem had beet moeten pakken en dit moest doen en toen maakte ze een gebaar met haar hand, een aftrek beweging. Ze zei dat ze ook op dat ding dat tussen zijn benen hangt moest gaan zitten. [slachtoffer] heeft mij ook nog verteld over een vibrator. Papa had die een keer gepakt. Ze zei dat het lekker voelde, maar ze vond het niet leuk.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 februari 2023, opgenomen op pagina 76 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik heb wel eens geprobeerd met mijn penis over haar been heen te wrijven. Ik raakte haar dan aan bij haar bovenbenen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal uitwerking studioverhoor d.d. 13 april 2023, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Het heeft te maken met aanraken. Papa heeft het veroorzaakt. Hij deed zijn broek uit en de onderbroek ook. Ik moest mijn kleren ook uittrekken. Hij liet het witte spul zien. Ik wil het wel opschrijven. Het klopt dat ik 'sperma' heb opgeschreven. Ik heb dat vaak gezien. Het kwam uit zijn ding. Het witte spul kwam uit zijn piemel. Hij raakte mij hier aan. [slachtoffer] wijst met haar rechterhand onder de tafel haar kruis aan. Hij raakte mij aan met zijn handen. Ik moest aan zijn piemel likken. Ik moest net als een ijsje doen. De piemel werd een beetje groter en niet meer zo superzacht. Dat is vaker gebeurd. Ik wist hoe ik moest likken omdat hij dat zei. Hij heeft me ook nog ergens anders aangeraakt met het paarse ding (
de rechtbank begrijpt de vibrator). Daarmee heeft hij bij mijn dinges gezeten, daar waar je uit plast. Dat is vaak gebeurd. De piemel heeft mij ook nog op andere plekken aangeraakt. Ik moest er bovenop zitten.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 20 maart 2023, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
[slachtoffer] heeft na het studioverhoor meer uitspraken gedaan. Ik heb alles opgeschreven, één briefje is zonder datum en dat moet in de voorjaarsvakantie zijn geweest. Op 26 februari 2023 vertelde ze dat ze op papa zijn knakworst moest zitten. In de vakantie zei ze: "Weet je, papa deed ook zo", ik zag dat ze deed alsof ze op haar vingers spuugde. Ze ging met de hand naar haar kruis. Ze zei: "Hij ging het baby gaatje in en dat deed ook pijn" en ze zei: "Papa heeft lange nagels hoor." Ik weet dat hij lange nagels had. Uitspraak 13 maart 2020: "Ik ging papa om een dropje vragen maar die kreeg ik pas als ik aan zijn P ging likken."
Bewijsoverwegingen
Veroordeling primair gedachtestreepje 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte één of meer vingers in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht en de vagina van [slachtoffer] heeft betast. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte ontkent dat hij één of meer vingers in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht. [slachtoffer] heeft echter aan haar moeder verteld dat verdachte met zijn vinger "daar in ging", waarbij ze tussen haar benen wijst. Enige tijd later verklaart [slachtoffer] zeer specifiek over het seksueel binnendringen met de vingers tegen haar moeder. Zij verklaart: "Hij ging het baby gaatje in en dat deed ook pijn." en "Papa heeft lange nagels hoor." Deze verklaring van [slachtoffer] is zeer specifiek te noemen, omdat zij de pijn in haar vagina expliciet linkt aan de lange nagels van verdachte. [slachtoffer] heeft het voorgaande spontaan verteld aan haar moeder terwijl zij de hond aan het uitlaten waren. De moeder van [slachtoffer] heeft verklaard dat zij [slachtoffer] op dat moment heeft laten uitpraten en geen concrete vragen aan haar heeft gesteld. Daar komt bij dat de moeder deze uitspraken van [slachtoffer] direct op papier heeft gezet. De verklaring van [slachtoffer] vindt steun in hetgeen haar moeder heeft verklaard bij de politie over de nagels van verdachte. Gelet op deze zeer specifieke verklaring van [slachtoffer] en het feit dat deze verklaring steun vindt in de verklaring van de moeder, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte één of meer vingers in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht.
Veroordeling subsidiair gedachtestreepjes 1 t/m 4 en 7 t/m 9
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de verklaring van [slachtoffer] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer] bovenop de penis van verdachte heeft gezeten en vervolgens heen en weergaande bewegingen heeft gemaakt met haar vagina en/of de billen op en/of over de penis van verdachte.
De rechtbank acht, gelet op de (deels bekennende) verklaring van verdachte en de verklaring van [slachtoffer] , welke verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de moeder, ook wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer] aan de penis van verdachte heeft gelikt en die penis met haar mond, lippen en/of tong heeft aangeraakt. De rechtbank overweegt daarbij dat verdachte tijdens het eerste verhoor bij de politie heeft verklaard dat [slachtoffer] zijn penis één keer heeft aangeraakt met haar mond, lippen en tong. Verdachte is hier in het tweede verhoor bij de politie op terug gekomen en heeft verklaard dat [slachtoffer] hem alleen een kusje op zijn penis (op de eikel) heeft gegeven. Dit is ook wat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard. Hij heeft ter zitting echter ook aangegeven dat hij [slachtoffer] een keer heeft gevraagd of zij aan zijn penis wilde likken of zuigen. [slachtoffer] heeft aan haar moeder verteld dat zij aan de penis van verdachte moest likken. Ook tijdens het studioverhoor heeft [slachtoffer] hierover verklaard. Zij heeft verklaard dat zij van verdachte aan zijn penis moest likken, net zoals zij aan een ijsje likt. [slachtoffer] verklaart daarbij heel expliciet dat de penis van verdachte een beetje groter werd en niet meer zo zacht was. Gelet op deze specifieke verklaring van [slachtoffer] en de deels bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank deze handelingen wettig en overtuigend te bewijzen.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij met zijn penis over het been van [slachtoffer] heeft gewreven, terwijl hij op zijn zij naast [slachtoffer] lag. De raadsman van verdachte heeft naar voren gebracht dat [slachtoffer] hier in het geheel niet over heeft verklaard en dat er daarom onvoldoende bewijs is dat verdachte met zijn penis over het been van [slachtoffer] heeft gewreven. De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Hoewel [slachtoffer] niet expliciet heeft verklaard dat verdachte met zijn penis over haar been heeft gewreven, heeft zij wel verklaard dat verdachte haar heeft aangeraakt. Tijdens het studioverhoor heeft [slachtoffer] de vraag of de piemel van verdachte haar ook op andere plekken heeft aangeraakt, bevestigend beantwoord. Hoewel zij daarna in gaat op het bovenop de penis van verdachte zitten, is de rechtbank van oordeel dat deze verklaring van [slachtoffer] de verklaring van verdachte voldoende ondersteunt. Daar komt bij dat het wrijven met de penis over het
been van [slachtoffer] past bij de andere seksuele handelingen die verdachte heeft verricht en voor een groot deel ook heeft bekend. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij en [slachtoffer] , bij het verrichten van de seksuele handelingen, naakt naast elkaar lagen waarbij verdachte ook op zijn zij lag, naar [slachtoffer] keek en haar daarbij aanraakte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte met zijn penis over het been van [slachtoffer] heeft gewreven.
Daarnaast acht de rechtbank, gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de verklaring van [slachtoffer] , welke verklaring steun vindt in de verklaring van de moeder, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de vagina van [slachtoffer] heeft aangeraakt en heeft doen laten aanraken met de vibrator, dat verdachte de vagina en de billen van [slachtoffer] heeft betast, dat [slachtoffer] de penis van verdachte heeft aangeraakt en verdachte heeft afgetrokken en dat verdachte is klaargekomen in het bijzijn van [slachtoffer] .
Pleegperiode
Verdachte heeft verklaard dat de seksuele handelingen met [slachtoffer] vanaf de zomervakantie van 2022 tot en met de herfstvakantie van 2022 hebben plaatsgevonden. [slachtoffer] heeft tegenover haar moeder verklaard dat de seksuele handelingen in 2022 plaatsvonden. Hoewel [slachtoffer] ook heeft verklaard dat het al gebeurde toen zij op basisschool [school] in [adres] zat, kan de rechtbank op grond van die verklaring van [slachtoffer] niet met zekerheid vaststellen dat de seksuele handelingen al voor 2022 hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal daarom de verklaring van verdachte omtrent de periode dat de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden volgen. Dit betekent concreet dat de rechtbank bewezen acht dat de handelingen in het jaar 2022 hebben plaatsgevonden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
primair
hij in het jaar 2022 te [adres] met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2012, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het eenmaal
- brengen van één of meer vingers van verdachte in de vagina van die [slachtoffer] en betasten van de vagina van die [slachtoffer] door verdachte;
en
subsidiair
hij in het jaar 2022 te [adres] ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2012, en bestaande die ontucht uit het
- doen of laten zitten van die [slachtoffer] op de penis van verdachte en vervolgens doen of laten maken van heen en weergaande bewegingen met de vagina en/of billen van die [slachtoffer] op en/of over die
penis van verdachte en
  • doen of laten likken van/aan de penis van verdachte door die [slachtoffer] en/of aanraken met de mond en/of lippen en/of tong van die [slachtoffer] van/aan de penis van verdachte en
  • doen of laten aanraken van de vagina van die [slachtoffer] met een vibrator door haarzelf en/of door verdachte en
  • betasten van de vagina en billen van die [slachtoffer] door verdachte en
  • wrijven met verdachtes penis over een been van die [slachtoffer] en
  • doen of laten aftrekken, althans aanraken, van de penis van verdachte door die [slachtoffer] en
  • het klaarkomen van verdachte in het bijzijn van die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, en
subsidiair
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het berouw dat verdachte heeft getoond, het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en met het advies van de reclassering. De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf voor de maximale duur met een forse stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte is bereid zich aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te houden. Daarbij wordt wel opgemerkt dat het locatieverbod ziet op de gehele gemeente De Fryske Marren, wat betekent dat verdachte ook niet over de snelwegen in die gemeente mag rijden. Verdachte zou dan ver moet omrijden als hij bijvoorbeeld naar Lelystad of Utrecht wil. Het locatieverbod houdt ook in dat verdachte niet bij de school van [slachtoffer] mag komen. Verdachte staat echter onder behandeling van [instelling] , locatie [adres] . Die locatie ligt vlakbij de school van [slachtoffer] . De snelwegen in de gemeente De Fryske Marren en de locatie van [instelling] in [adres] zouden dan ook uitgezonderd moeten worden van het locatieverbod.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland ( [instelling] ) van 23 oktober 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen en het plegen van ontuchtige handelingen met zijn destijds tienjarige dochter. Het is de verantwoordelijkheid van een ouder om zijn of haar kind een veilige en geborgen omgeving te bieden waarin hij of zij kan opgroeien tot een volwassene. Verdachte heeft hierin gefaald. In plaats van zijn dochter die geborgenheid en bescherming te bieden, heeft verdachte zich overgegeven aan zijn seksuele behoeftes. Hij heeft met zijn handelen een normale en gezonde seksuele ontwikkeling van zijn dochter doorkruist. Verdachte heeft het vertrouwen dat zijn dochter in hem mocht stellen en de veiligheid die zij van hem mocht verwachten, op ernstige wijze beschaamd en veronachtzaamd.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijk handelen langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Ook in deze zaak is dat het geval. Uit de door de moeder ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat [slachtoffer] haar haren uit haar hoofd trok nadat zij haar moeder had verteld over het seksueel misbruik en erg bang is voor haar eigen vader. Ook blijkt uit het dossier dat [slachtoffer] behandeling en hulp nodig heeft naar aanleiding van de strafbare gedragingen die verdachte heeft verricht. Zo heeft [slachtoffer] traumaklachten waarvoor traumatherapie is ingezet. Naast het feit dat het handelen van verdachte veel impact heeft op
[slachtoffer] , is ook de impact op de rest van het gezin heel groot.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich voor een langere periode schuldig heeft gemaakt aan het misbruik van [slachtoffer] . Er zijn genoeg momenten geweest waarop verdachte zich op zijn handelen had kunnen bezinnen en hulp had kunnen zoeken. Verdachte heeft ter terechtzitting verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen en heeft aangegeven dat alles op zijn initiatief gebeurde. Uit de verklaringen van verdachte bij de politie en uit het rapport van de reclassering, volgt echter dat verdachte in eerste instantie weinig oog leek te hebben voor de impact van zijn gedrag op [slachtoffer] .
Verdachte legde het initiatief van zijn strafbare gedragingen deels bij [slachtoffer] neer, gaf aan dat [slachtoffer] , in zijn beleving, de seksuele handelingen leuk en prettig vond en was met name bezig met de voor hem nadelige gevolgen van zijn handelen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij niet
direct verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn strafbare gedragingen.
Nadat het misbruik aan het licht was gekomen heeft verdachte de woning van het gezin verlaten. Op dit moment verblijft verdachte in een huurwoning in [adres] . Verdachte ontvangt hulp vanuit [instelling] , GGZ Friesland en het wijkteam [naam 2] . Ook Veilig Thuis is betrokken. Gebleken is dat verdachte afsprakentrouw is en zich inzet voor de behandeling en/of begeleiding. Daarnaast is het alcoholgebruik van verdachte gereduceerd.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder in aanraking is geweest met justitie. Door de reclassering wordt de kans op herhaling als laag ingeschat. Gelet op de aard en het ernst van het delict adviseert de reclassering bij een veroordeling wel een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Deze bijzondere voorwaarden houden, kort gezegd, in dat verdachte zich moet melden bij de reclassering, moet meewerken aan ambulante behandeling, geen contact mag hebben met [slachtoffer] , zich niet mag bevinden nabij de school van [slachtoffer] en in de gemeente De Fryske Marren en moet meewerken aan dagbesteding.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden. De rechtbank zal een deel van die gevangenisstraf, te weten 6 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaren. Dit zodat verdachte ervan wordt weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen en mee zal (blijven) werken aan de noodzakelijke hulpverlening. De rechtbank zal aan die voorwaardelijke gevangenisstraf de voorwaarden verbinden die door de reclassering zijn geadviseerd. De rechtbank houdt bij het opleggen van het locatieverbod rekening met het feit dat verdachte over de snelwegen door de gemeente De Fryske Marren moet om zich naar plekken buiten Friesland te kunnen verplaatsen. De snelwegen in de gemeente De Fryske Marren zullen daarom worden uitgezonderd van het locatieverbod. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte onder behandeling staat van [instelling] en zich daarvoor moet melden op de locatie van [instelling] in [adres] . De locatie van [instelling] in [adres] zal daarom ook worden uitgezonderd van het locatieverbod. De rechtbank benadrukt echter dat het zeer wenselijk is dat de behandeling van verdachte bij [instelling] op een andere locatie zal plaatsvinden. Dit omdat de locatie in [adres] zich in de nabijheid van de school van [slachtoffer] bevindt.

Benadeelde partij

Namens de bijzondere curator, die [slachtoffer] in en buiten rechte vertegenwoordigt, heeft mr. De Barbanson een vordering tot schadevergoeding ingediend. Gevorderd wordt een bedrag van 1.590,67 ter vergoeding van materiële schade en 7.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente over de immateriële schade vanaf de eerste dag van de pleegperiode en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toekenning van de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Het bedrag aan materiële schade dat door de benadeelde partij wordt gevorderd bestaat uit reiskosten die zijn gemaakt door de moeder van [slachtoffer] ten behoeve van deze strafzaak en uit reiskosten die zijn gemaakt in verband met de therapie die [slachtoffer] wekelijks heeft. De totale reiskosten tot en met de inhoudelijke behandeling van de strafzaak zijn berekend op 801,31. Daarnaast is de verwachting dat [slachtoffer] nog enige tijd therapie zal moeten blijven volgen. De reiskosten die in dat verband nog moeten worden gemaakt, zijn berekend op 789,36.
Wat betreft de gevorderde reiskosten voor het bijwonen van de strafzaak, het bijwonen van de zitting betreffende de benoeming van de bijzondere curator en het bezoek aan de advocaat merkt de rechtbank op dat deze niet aan te merken zijn als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit, zoals bedoeld in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), maar onder proceskosten in de zin van artikel 532 Sv dienen te worden geschaard. Voor zover de benadeelde partij deze kosten (ook) heeft willen opvoeren als proceskosten overweegt de rechtbank het volgende.
Vooropgesteld wordt dat volgens de Hoge Raad een redelijke wetsuitleg van artikel 592a Sv (thans artikel 532 Sv) meebrengt dat bij de begroting van de (proces)kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures (vgl. ECLI:NL:HR:2019:793). Die maatstaf wordt in civiele procedures ontleend aan de artikelen 237 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Op grond van artikel 238, eerste en tweede lid, Rv komen reis-, verlet- en verblijfkosten van de partij die aanspraak heeft op proceskostenvergoeding alleen voor vergoeding in aanmerking indien in persoon mag worden geprocedeerd en ook daadwerkelijk in persoon wordt geprocedeerd. De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige voegingsprocedure de benadeelde partij met behulp van een advocaat heeft geprocedeerd. De gevorderde kosten die verband houden met het bijwonen van de zittingen komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking. Voor andere reis-, verblijfs- of verletkosten zoals voor het bezoeken van de advocaat kent de proceskostenregeling geen vergoeding. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde reiskosten die zien op de gesprekken met de advocaat niet toewijsbaar zijn als proceskosten op grond van de toe te passen civiele proceskostenregeling. Zij worden in die regeling immers niet genoemd. De rechtbank zal de vordering voor dit deel dan ook afwijzen.
Als vermogensschade komen ingevolge artikel 6:96, tweede lid, BW, mede voor vergoeding in aanmerking redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, waaronder ook zijn begrepen de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt om het gepleegde strafbare feit aan het licht te brengen. Op die grond acht de rechtbank de gevorderde schadevergoeding voor gemaakte reiskosten in verband met het informatieve gesprek met de politie, het doen van aangifte (inclusief de aanvullende aangifte) door de moeder en het verhoor van [slachtoffer] , toewijsbaar. Ook de reiskosten die gemaakt zijn ten behoeve van de therapie van [slachtoffer] komen voor vergoeding in aanmerking. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten. Dit geldt ook voor de toekomstige reiskosten.
Hoewel deze kosten nog niet zijn gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat deze toekomstige materiële schadepost, die door de verdachte en diens raadsman ook niet is betwist, voldoende is onderbouwd en dus voor toewijzing vatbaar is.
Het voorgaande brengt met zich dat ten aanzien van de al gemaakte reiskosten een bedrag van 655,- toegewezen zal worden. De gevorderde schadevergoeding van 789,36 voor de toekomstige reiskosten zal in het geheel toegewezen worden.
Naast de gevorderde materiële schade heeft de benadeelde partij ook een vordering tot vergoeding van de immateriële schade ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte en diens raadsman is betwist, zal daarom worden toegewezen.
De rechtbank ziet aanleiding om de toegewezen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023, omdat de kosten op verschillende momenten zijn gemaakt. Het bedrag aan toekomstige reiskosten zal niet worden vermeerderd met de wettelijke rente, omdat die kosten nog gemaakt moeten worden.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 244 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair onder gedachtestreepjes 1 t/m 3 en 5 t/m 9 en subsidiair onder gedachtestreepjes 5 en 6 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair onder gedachtestreepje 4 en het subsidiair onder gedachtestreepjes
1. t/m 4 en 7 t/m 9 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat verdachte zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 te Leeuwarden. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
dat verdachte zich laat behandelen door GGZ Friesland forensische psychiatrie of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De inmiddels gestarte behandeling, waaronder de hands on zedengroep, wordt gecontinueerd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2012, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt;
dat verdachte zich niet zal bevinden op of rond de [adres] en in de gemeente De Fryske Marren, met uitzondering van de snelwegen in de gemeente De Fryske Marren en de locatie van [instelling] in [adres] ;
dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van onbetaald werk en/of vrijwilligerswerk.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan de benadeelde partij te betalen:
- het bedrag van 8.944,36 (zegge: achtduizend negenhonderdvierenveertig euro en zesendertig eurocent);
  • de wettelijke rente over het bedrag van 8.155,- (zegge: achtduizend honderdvijfenvijftig euro) vanaf 1 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen een bedrag van 8.944,36 (zegge: achtduizend negenhonderdvierenveertig euro en zesendertig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van 8.155,- vanaf 1 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 1.444,36 aan materiële schade en 7.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 79 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.T. Kooistra, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Boskma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 december 2023.