ECLI:NL:RBNNE:2023:5042

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
C/18/225790 / HA ZA 23-199
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na rolbeslissingen in civiele procedure met betrekking tot aannemingsovereenkomst en schadevergoeding

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, is op 6 december 2023 een einduitspraak gedaan in een zaak tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (hierna: eiseres) en meerdere gedaagden, eveneens besloten vennootschappen. De zaak betreft een geschil over een aannemingsovereenkomst die op 15 februari 2022 met wederzijds goedvinden is ontbonden. Eiseres vordert onder andere schadevergoeding en betaling van beslagkosten.

De rechtbank heeft in eerdere rolbeslissingen de verzoeken van gedaagden om een mondelinge behandeling afgewezen, omdat er geen verweer was gevoerd. Gedaagden hebben verzocht om heroverweging van deze beslissingen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen juridische of feitelijke misslagen zijn aangetoond die een heroverweging rechtvaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de advocaat van gedaagden geen relevante feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de eerdere beslissingen kunnen onderbouwen.

In de einduitspraak heeft de rechtbank de vorderingen van eiseres grotendeels toegewezen. Eiseres heeft recht op wettelijke rente over de toegewezen bedragen en de beslagkosten zijn begroot op € 5.369,68. Gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 127.766,08, vermeerderd met wettelijke rente, en zijn ook verantwoordelijk voor toekomstige kosten en proceskosten. De rechtbank heeft het meer of anders gevorderde afgewezen en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/225790 / HA ZA 23-199
Vonnis van 6 december 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser],
gevestigd te Groningen, kantoorhoudende te Tynaarlo,
eiseres,
advocaat: mr. A.J. Elema te Beilen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te Stadskanaal,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] .,
gevestigd te Vlagtwedde, kantoorhoudende te Ter Apelkanaal,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] .,
gevestigd en kantoorhoudende te Stadskanaal,
gedaagden,
advocaat: mr. P.G.H. van Dijk te Groningen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de beslissingen van de rolrechter d.d. 20 oktober 2023 en 8 november 2023 waarin aan gedaagden akte niet-dienen (voor de conclusie van antwoord) wordt verleend en het verzoek om een mondelinge behandeling wordt afgewezen;
  • de brief van 14 november 2023 waarin de advocaat van gedaagden verzoekt om heroverweging van de beslissing van de rolrechter om geen mondelinge behandeling te gelasten en om een mondelinge behandeling in verband een verzoek tot heroverweging van de beslissing om akte niet-dienen te verlenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op een bindende eindbeslissing kan worden teruggekomen indien er sprake is van een juridische of feitelijke misslag. In zijn brief aan de rolrechter van 14 november 2023 voert de raadsman geen feiten of omstandigheden aan die het oordeel kunnen schragen dat de beslissing van de rolrechter d.d. 8 november 2023 om geen mondelinge behandeling toe te staan omdat deze geen doel dient nu er geen verweer is gevoerd, berust op een feitelijke of juridische misslag. De advocaat van gedaagden stelt immers juist dat de reden dat hij niet tijdig uitstel heeft verzocht om te antwoorden gelegen is in organisatorische omstandigheden op zijn kantoor.
2.2.
Evenmin heeft de advocaat van [gedaagden] feiten en omstandigheden aangevoerd die de rechtbank aanleiding kunnen geven om terug te komen op de beslissing om akte niet-dienen te verlenen. Zoals de advocaat heeft aangedragen kan onder omstandigheden de rechtbank tot het oordeel komen dat een dergelijke beslissing berust op een onjuiste, waaronder begrepen een onvolledige, feitelijke grondslag. Maar een verzuim in de organisatie van het kantoor van de advocaat kan niet tot het oordeel leiden dat het onaanvaardbaar zou zijn om de beslissing om een akte niet-dienen te verlenen te handhaven. Nu door de advocaat in de brief van 14 november 2023 geen ter zake doende feiten en omstandigheden zijn gesteld, acht de rechtbank het gelasten van een mondelinge behandeling op dit punt in strijd met de goede procesorde.
2.3.
Eiseres vordert wettelijke handelsrente over vorderingen die zien op schadevergoeding. Omdat de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW niet van toepassing is op schadevergoedingsbedragen, zal deze worden afgewezen. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW is, als het mindere, wel toewijsbaar.
2.4.
De stellingen van eiseres kunnen het gevorderde voor het overige dragen en zijn door gedaagden niet weersproken. Het gevorderde moet daarom worden toegewezen.
2.5.
Eiseres vordert gedaagden te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 2.724,68 voor verschotten en € 2.645,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 2.645,00).
2.6.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 114,86
- griffierecht 5.061,00
- salaris advocaat
2.645,00(1,0 punt × tarief € 2.645,00)
Totaal € 8.496,86

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat op 15 februari 2023 tussen partijen het volgende is overeengekomen:
1. Dat de op 7 februari 2022 door [eiser] en [gedaagden] gesloten
aannemingsovereenkomst op 15 februari 2022 met wederzijds goedvinden is ontbonden;
2. Dat [eiser] voor rekening van [gedaagden] een bouwbegeleider aanstelt die de gebreken in kaart brengt in aanwezigheid van [betrokkene] BV, die een herstelplan schrijft en die tot het moment van oplevering de bouwbegeleiding verzorgt;
3. Dat [eiser] zich inspant om een aannemingsovereenkomst te sluiten met [betrokkene] BV voor een correcte afbouw van het pand, het herstellen van de gebreken aan het pand conform het herstelplan van de bouwbegeleider en voor het werk aan de [adres] en dat de daarmee gepaard gaande kosten onverwijld door [gedaagden] worden vergoed voor zover deze kosten het nog openstaande gedeelte van de tussen [gedaagden] en [eiser] overeengekomen aanneemsom overstijgen;
4. Dat [gedaagden] voor de periode vanaf 1 februari 2023 tot aan het moment van deugdelijke oplevering door [betrokkene] BV of een derde aannemer een gefixeerde schadevergoeding van € 10.000,-- per maand betaalt aan [eiser] ;
5. Dat [gedaagde] en haar holding vennootschappen [gedaagde] en [gedaagde] garant staan voor een correcte nakoming van voormelde afspraken door
[gedaagden] .
3.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiseres te betalen een bedrag van € 127.766,08 (éénhonderdzevenentwintig duizendzevenhonderdzesenzestig euro en acht eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 24 juli 2023 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiseres te betalen de volledige afbouw- en herstelkosten voor zover die een bedrag van € 98.900,-- excl. BTW overstijgen,
3.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiseres te vergoeden de toekomstige facturen van BBAW ter zake bouwbegeleiding,
3.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiseres te betalen een bedrag van € 12.100,-- incl. BTW per maand vanaf 1 augustus 2023 tot aan het moment van deugdelijke oplevering van het werk aan de [adres] door [betrokkene] of een derde aannemer, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vervaldatum tot de dag van volledige betaling,
3.6.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 5.369,68,
3.7.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 8.496,86,
3.8.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023. [1]

Voetnoten

1.524 / MvdH