ECLI:NL:RBNNE:2023:5035

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
18-072254-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen en seksueel binnendringen van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen en het seksueel binnendringen van een minderjarige. De verdachte, geboren in 1967, heeft in de periode van 1 juni 2001 tot en met 10 oktober 2001 in Groningen ontuchtige handelingen gepleegd met een slachtoffer dat op dat moment twaalf jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan het plegen van deze handelingen, waarbij hij onder andere zijn penis en vingers heeft gebruikt om de vagina van het slachtoffer te penetreren.

Tijdens de zitting op 21 november 2023 heeft de verdachte bekend, maar de rechtbank heeft hem gedeeltelijk vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder het betasten van de borsten van het slachtoffer en het binnendringen met de tong, vanwege onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de lange tijd die is verstreken sinds de feiten hebben plaatsgevonden. De verdachte heeft geen eerdere zedendelicten gepleegd en heeft inmiddels hulp gezocht bij de GGZ.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, maar de rechtbank heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op te leggen, met een proeftijd van een jaar, en daarnaast een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft geen contactverbod opgelegd, omdat de kans op herhaling als laag werd ingeschat. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer, dat nog steeds psychisch letsel ondervindt van de handelingen van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-072254-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 november 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. de Jong, advocaat te Burgum. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2001 tot en met 10 oktober 2001 te Groningen, althans in Nederland, met [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , door (meermaals):
  • met zijn, verdachtes, penis en/of tong en/of vingers de vagina van deze [slachtoffer] te penetreren en/of
  • zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] te laten vasthouden en/of vervolgens zich te laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
  • de borsten en/of vagina van deze [slachtoffer] te betasten;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juli 2022, opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022146549 d.d. 1 maart 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
Gedeeltelijke vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het betasten van de borsten van het slachtoffer zoals hem ten laste is gelegd onder het derde gedachtestreepje. Ontuchtige handelingen die niet bestaan uit het seksueel binnendringen kunnen onder omstandigheden onder de strafbaarstelling van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vallen. In artikel 245 Sr is namelijk bepaald dat ontuchtige handelingen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam strafbaar zijn. Hiervoor is wel vereist dat de ontuchtige handelingen die niet bestaan uit het seksueel binnendringen, voor, tijdens en/of na het seksueel binnendringen hebben plaatsgevonden (zie Hoge Raad 18 mei 1999,
NJ1999/541). De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte de borsten van het slachtoffer voor of na dan wel
tijdens het seksueel binnendringen heeft betast.
Daarnaast spreekt de rechtbank verdachte vrij van het binnendringen van de vagina met de tong, omdat hiervoor onvoldoende wettig bewijs is. Uit het informatief gesprek zeden, de aangifte en de bij de aangifte overlegde stukken volgt niet dat verdachte met zijn tong de vagina van het slachtoffer is binnengedrongen. Bovendien heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat dit is gebeurd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juni 2001 tot en met 10 oktober 2001 te Groningen, met [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , door meermaals:
  • met zijn, verdachtes, penis en vingers de vagina van deze [slachtoffer] te penetreren en
  • zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] te laten vasthouden en vervolgens zich te laten aftrekken door die [slachtoffer] en
  • de vagina van deze [slachtoffer] te betasten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden. Daarnaast heeft de officier gevorderd dat aan verdachte een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van drie jaar wordt opgelegd. Dit als vrijheidsbeperkende maatregel zoals bepaald in artikel 38v Sr. De officier heeft gevorderd dit contactverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. Subsidiair heeft de raadsman een taakstraf van geringe omvang bepleit. De raadsman heeft er hierbij op gewezen dat uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte uit eigen beweging hulp heeft gezocht.
Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat een contactverbod met het slachtoffer niet noodzakelijk is. Nadat verdachte een waarschuwing heeft ontvangen, is er geen contact meer geweest tussen verdachte en het slachtoffer.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitile documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen en het seksueel binnendringen van iemand beneden de zestien jaar. Verdachte is ruim twintig jaar geleden een liefdesrelatie met het slachtoffer aangegaan en de seksuele handelingen zijn begonnen toen zij nog maar vijftien jaar oud was. Verdachte was op dat moment 33 jaar oud. Deze liefdesrelatie heeft enkele maanden geduurd en het slachtoffer heeft het pas vele jaren later op kunnen brengen om hier aangifte van te doen. De wetgever heeft jongeren tot zestien jaar willen beschermen tegen het ondergaan van verregaande seksuele handelingen zoals het seksueel binnendringen. Daarbij maakt het geen verschil of de verdachte wel of niet op de hoogte was van de leeftijd van het slachtoffer. Ook is niet van belang of het slachtoffer tegen de verdachte heeft gezegd de seksuele handelingen al dan niet onprettig te vinden of dat de handelingen met instemming van het slachtoffer plaatsvonden. Hoewel het voor de strafbaarheid van dit feit dus niet relevant is of verdachte wetenschap had van de leeftijd van het slachtoffer, betrekt de rechtbank bij de strafmaat wel dat verdachte- zoals hij zelf toe heeft gegeven- op enig moment wist dat het slachtoffer nog maar 15 jaar oud was. Verdachte had zich als volwassene in overeenstemming met de maatschappelijke opvattingen en de wet moeten gedragen. Met name omdat er sprake was van een leeftijdsverschil van meer dan vijftien jaar.
Verdachte heeft met zijn handelen op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, persoonlijke levenssfeer en op de seksuele ontwikkeling van het slachtoffer. De ervaring leert dat veel
slachtoffers van dit soort feiten zich, vanwege hun jonge leeftijd, pas op latere leeftijd realiseren wat er daadwerkelijk is gebeurd en daarvan tot in lengte van jaren nadelige gevolgen ondervinden. Uit de slachtofferverklaring volgt dat het slachtoffer nog steeds grote gevolgen ondervindt van het handelen van verdachte. Het slachtoffer heeft door het handelen van verdachte psychisch letsel opgelopen en is hiervoor tot op de dag van vandaag in behandeling.
Justitile documentatie
Uit het uittreksel van de justitile documentatie d.d. 9 oktober 2023 van verdachte volgt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest voor zedendelicten. Wel is aan verdachte in het verleden een aantal malen een geldboete opgelegd, zodat de rechtbank bij de strafoplegging rekening zal houden met artikel 63 Sr.
Persoon van verdachte
Uit de rapportage van Reclassering Nederland van 8 november 2023 volgt dat verdachte kampt met een belaste voorgeschiedenis en een daaraan gerelateerde kwetsbare persoonlijkheid. Dit kan zich onder andere uiten in stemmingswisselingen en moeite met emotie-regulatie. Dat verdachte dit zelf onderkent acht de reclassering een beschermende factor. Verdachte is goed in contact met het Fact+ team van de GGZ en staat open voor hun begeleiding. Het leven van verdachte is in rustiger vaarwater terecht gekomen. De kans op herhaling wordt door de reclassering ingeschat op laag. De reclassering geeft in overweging om een contactverbod met het slachtoffer als bijzondere voorwaarde op te leggen.
Straf
Hoewel in beginsel voor dit delict vanwege zijn ernst een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is, zal de rechtbank toch anders beslissen. Uit het reclasseringsrapport volgt dat het gevaar op herhaling laag is. Daarnaast is verdachte op eigen initiatief onder behandeling bij de GGZ en is zijn leven op dit moment stabiel. Uit de justitile documentatie van verdachte blijken ook geen andere zedenfeiten.
Bovendien houdt de rechtbank er rekening mee dat mee dat het bewezenverklaarde feit inmiddels ruim twintig jaar geleden is gepleegd. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan ook niet passend. Wel is naar het oordeel de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van een jaar passend en geboden om de ernst van het feit te benadrukken. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen voor de duur van 180 uren.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een contactverbod als bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Bijzondere voorwaarden worden opgelegd om de kans op de herhaling te beperken. De kans op herhaling wordt door de reclassering ingeschat op laag. Uit de justitile documentatie volgt ook dat verdachte niet eerder zedenfeiten heeft gepleegd. Bovendien heeft verdachte na een waarschuwing geen contact meer met het slachtoffer gezocht.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Door de officier van justitie is een contactverbod op grond van artikel 38v Sr gevorderd. Artikel 38v Sr is per 1 april 2012 in werking getreden. De Hoge Raad heeft in haar arrest van 23 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:79, bepaald dat de invoering van artikel 38v Sr een wijziging van de toepasselijke regels van het sanctierecht inhoudt in die zin dat dit een verzwaring van het sanctiepakket oplevert. Dit heeft tot gevolg dat oplegging van deze maatregel niet mogelijk is voor feiten die voor 1 april 2012 zijn gepleegd. Dit zou namelijk in strijd zijn met legaliteitsbeginsel dat voortvloeit uit artikel 1 Sr. Nu het tenlastegelegde
feit is gepleegd voor 1 april 2012 kan geen vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr opgelegd worden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op n jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Langius, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. M.J. Dijkstra, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze
rechtbank op 5 december 2023.