Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2023 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
Burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân, het college
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het college heeft op 1 november 2021 het bezwaar van eiser tegen de omgevingsvergunning ongegrond verklaard en de omgevingsvergunning in stand gelaten. Anders dan het college in eerste instantie aannam bleek in bezwaar dat het bouwplan niet paste in het geldende bestemmingsplan, maar het college zag aanleiding om met een zogenoemde binnenplanse afwijking toch mee te werken aan de aanvraag.
Het college heeft een binnenplanse mogelijkheid om medewerking te verlenen aan de afwijking van het bestemmingsplan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Het college heeft zich naar het oordeel van de rechtbank gezien het voorgaande in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bouwplan niet leidt tot een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld.
Uit vaste rechtspraak [1] over artikel 6:13 van de Awb volgt dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen bezwaar naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Alleen tegen die onderdelen (deelbesluiten) waartegen bezwaar is gemaakt staat beroep op de rechter open. Binnen die omvang van het geschil mogen nieuwe gronden, argumenten, feiten en bewijzen worden aandragen. Niet bepalend is of een bepaalde beroepsgrond al in bezwaar naar voren is gebracht, maar of de beroepsgrond ziet op een besluitonderdeel dat in bezwaar is bestreden.
Er is geen grond het beroep niet-ontvankelijk te verklaren voor zover dat is gericht tegen het besluitonderdeel bouwen omdat eiser bezwaar heeft gemaakt tegen dit besluitonderdeel.
De door eiser geraadpleegde deskundige heeft een andere visie op het bouwplan. Dat brengt volgens vast rechtspraak [3] op zichzelf echter niet mee dat de door het college gebruikte adviezen niet deugdelijk zijn.
Verder stelt de door eiser geraadpleegde deskundige dat niet aan de sneltoetscriteria wordt voldaan. Het bouwplan is echter niet getoetst aan de sneltoetscriteria maar aan de criteria uit het van toepassing zijnde gebiedstype 7.1.6, Jachthavens en recreatieterreinen. Voor zover het bouwplan niet zou voldoen aan de criteria uit 7.1.6, heeft de deskundige dit niet onderbouwd.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.S.G. Steenbergen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
24 november 2023.