De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 2 november 2023 in de zaak met parketnummer 18.104088.23 onder meer veroordeeld ter zake het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Op grond van de inhoud van het wettige bewijsmiddel is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van deze door hem gepleegde strafbare feiten.
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank neemt het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2023 als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van voormelde strafbare feiten wordt geschat. De rechtbank acht deze berekeningswijze in beginsel deugdelijk en betrouwbaar, omdat deze volledig is gebaseerd op de verklaringen van de veroordeelde. Ook wanneer wordt uitgegaan van de latere verklaring van de veroordeelde dat hij in het laatste half jaar zo’n € 1.300,00 per maand verdiende met zijn handel in drugs, komt de berekening van de politie juist voor. In dat geval heeft de veroordeelde in totaal in het laatste half jaar € 7.800,00 verdiend. Uitgaande van de berekening in het proces-verbaal van een totaal voordeel van € 11.200,00 zou hij in het eerste half jaar € 3.400,00 hebben verdiend. Hieruit blijkt al dat er sprake is van een opbouw en wordt daarmee dus rekening gehouden. De rechtbank ziet daarom geen reden voor een de verlaging van 20 procent die door de raadsvrouw is voorgesteld. De veroordeelde heeft inzicht gegeven in het verdienmodel van de drugshandel, er is een groot geldbedrag in zijn woning aangetroffen en hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geld heeft besteed aan brandstof, uitgaan en de verbouwing van zijn woning. Ook die verklaring van verdachte past goed bij het voordeel zoals de politie dat heeft berekend. De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op een bedrag van € 11.220,00.
Betalingsverplichting
Volgens vaste rechtspraak moet het volgende worden vooropgesteld. Door verbeurdverklaring van voorwerpen die kunnen worden aangemerkt als opbrengst van een strafbaar feit, kan worden bereikt dat aan een veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt ontnomen. Wordt in zo’n geval ook de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel opgelegd, dan dient, in verband met het reparatoir karakter van die maatregel, de waarde van het onder de betrokkene in beslaggenomen en in zijn strafzaak verbeurdverklaarde voorwerp in mindering te worden gebracht op de aan de betrokkene op te leggen betalingsverplichting. Ook als de hiervoor bedoelde verbeurdverklaring ten tijde van de uitspraak van de ontnemingsrechter niet onherroepelijk is, kan de ontnemingsrechter de waarde van de verbeurdverklaarde voorwerpen in mindering brengen op de aan de betrokkene op te leggen betalingsverplichting.
2
Het onder de veroordeelde in beslaggenomen geldbedrag van € 9.197,20
Onder de veroordeelde is een geldbedrag van € 9.197,20 in beslaggenomen. De veroordeelde heeft van dat gehele bedrag afstand gedaan, omdat het – zo verklaarde hij tegenover de politie – niet eerlijk verdiend geld betrof. Ter terechtzitting heeft de veroordeelde verklaard dat hij daarmee niet heeft bedoeld te zeggen dat dat gehele bedrag met de handel in harddrugs was verdiend. Het ging volgens zijn schatting om een bedrag van zo’n € 7.000,00 dat was verdiend met de handel in harddrugs, terwijl de rest van dat geldbedrag afkomstig was van zwart betaald werk.
De rechtbank is in de strafzaak niet toegekomen aan een beslissing over het inbeslaggenomen geldbedrag omdat de veroordeelde daarvan afstand heeft gedaan. Er is om die reden dan ook geen verbeurdverklaring uitgesproken. Gelet op de afstandsverklaring door de veroordeelde staat evenwel vast de hij dat geldbedrag niet terug zal krijgen. Deze situatie kan – voor zover het geld betreft dat als opbrengst van het strafbare feit is aan te merken – naar het oordeel van de rechtbank worden gelijkgesteld met de situatie waarin de verbeurdverklaring van een voorwerp is uitgesproken. Uitgaand van de verklaring van de veroordeelde dat een deel van het inbeslaggenomen geld, namelijk een bedrag van
€ 7.000,00, is verkregen door het strafbare feit, zal de rechtbank dat bedrag in mindering brengen op de betalingsverplichting.
De auto waarvan de verbeurdverklaring is uitgesproken
De rechtbank heeft in de strafzaak een onder de veroordeelde in beslaggenomen personenauto, merk BWM, verbeurdverklaard. De veroordeelde heeft over deze auto ter terechtzitting verklaard dat hij die al had voordat hij begon met de handel in harddrugs. Uitgaande van die verklaring is de personenauto niet aan te merken als opbrengst uit het strafbare feit. De rechtbank zal de waarde daarvan dan ook niet in mindering brengen op de vast te stellen betalingsverplichting.
Conclusie
Dit levert de volgende berekening op:
Wederrechtelijk verkregen voordeel: € 11.220,00
Geldbedrag: € 7.000,00Betalingsverplichting: € 4.220,00.
De rechtbank komt aldus tot een betalingsverplichting van € 4.220,00.