ECLI:NL:RBNNE:2023:4700

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
184569
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling vaderschap zonder DNA test noodzakelijk, wijziging geslachtsnaam en voornaam

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 oktober 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure betreffende de vaststelling van het vaderschap en de wijziging van de geslachtsnaam en voornaam van twee minderjarige kinderen. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. E.J. Jongsma, heeft verzocht om de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [A] over de kinderen, [kind 1] en [kind 2], en om wijziging van hun namen. De man, die als vader werd beschouwd, is niet verschenen in de procedure. De rechtbank had eerder op 9 mei 2023 de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot ontkenning van het vaderschap van de man, maar het verzoek van de bijzondere curator tot ontkenning van het vaderschap van de man werd gegrond verklaard. De bijzondere curator, mr. A. Szirmai, heeft het verzoek ingediend namens de kinderen en heeft verklaard dat er geen twijfel bestaat over het biologisch vaderschap van [A] over beide kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] de biologische vader is van [kind 1] op basis van een DNA-onderzoek en heeft, zonder dat er een DNA-onderzoek voor [kind 2] nodig was, ook het vaderschap van [A] over [kind 2] vastgesteld. Daarnaast heeft de rechtbank de wijziging van de geslachtsnaam van de kinderen naar [B] goedgekeurd, evenals de wijziging van hun voornamen. De rechtbank heeft de bijzondere curator in haar werkzaamheden beëindigd en de beschikking openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/184569 / FA RK 22-949
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 16 oktober 2023
inzake
[de vrouw],
verblijvende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna ook te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. E.J. Jongsma, kantoorhoudende te Joure,
tegen
[de man],
zonder bekende woon en/of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
hierna ook te noemen: de man,
niet in rechte verschenen.
De rechtbank merkt ter zake van alle verzoeken als belanghebbende aan:
mr. A. Szirmai, advocaat te Heerenveen, in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarigen:
-
[kind 1] [naam], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ) (verder ook te noemen: [kind 1] , in de gedingstukken ook geschreven als [Z] );
- [kind 2] [naam]op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (verder ook te noemen: [kind 2] ).
Ten aanzien van de gerechtelijke vaststelling vaderschap en de naamswijziging wordt tevens als belanghebbende aangemerkt:
[A] [B] (voorheen in de Basisregistratie personen (BRP) geregistreerd als [A] [B] [C] ),
wonende te Joure,
hierna ook te noemen: [A] .

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 9 mei 2023, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd, heeft de rechtbank de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot ontkenning van het vaderschap van de man over de kinderen. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de bijzondere curator tot ontkenning van het door huwelijk ontstane vaderschap van de man ten aanzien van de kinderen gegrond verklaard. Verder heeft de rechtbank de zaak ten aanzien van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [A] over de kinderen en de naamswijziging van de kinderen verwezen naar de zitting van 27 juli 2023 om 9.00 uur voor een mondelinge behandeling, waarbij de bijzondere curator is verzocht om uiterlijk twee weken voor voormelde zitting schriftelijk haar standpunt aan de rechtbank en partijen kenbaar te maken.
1.2.
Na de hiervoor genoemde beschikking heeft de rechtbank kennis genomen van:
 een uitstelbericht van de bijzondere curator van 14 juli 2023, ingekomen op diezelfde datum;
 het verslag van de bijzondere curator van 21 september 2023, ingekomen op diezelfde datum.
1.3.
De voortgezette mondelinge behandeling met gesloten deuren ter zitting heeft - na aanhouding - plaatsgevonden op 26 september 2023. Verschenen zijn:
 de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
 [A] ;
 de bijzondere curator.
1.4.
De man is ondanks daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.5.
Tijdens de zitting heeft [A] gebruik gemaakt van de diensten van mevrouw S.B. Aniania, tolk in de taal Tingrinya.
1.6.
Tijdens de zitting hebben de vrouw en [A] een gezamenlijke verklaring ondertekend en overgelegd met betrekking tot de naamswijziging van de kinderen.

2.Feiten (aanvullend)

[A] heeft (inmiddels) de Nederlandse nationaliteit verkregen. In dat kader is in de BRP zijn geslachtsnaam gewijzigd van " [A] [B] [C] " in " [B] ".

3.Verzoeken (resterende)

De rechtbank moet nog beslissen op de volgende verzoeken.
3.1.
De vrouw heeft bij haar inleidende verzoek de rechtbank verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de kinderen na de gegrondverklaring van de ontkenning van het door huwelijk ontstane vaderschap voortaan zullen heten [kind 1] [A] [B] en [kind 2] [A] [B] , althans zodanig te beslissen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
3.2.
Bij journaalbericht van 13 februari 2023 heeft de vrouw dit verzoek gewijzigd c.q. ingetrokken, inhoudende dat de kinderen voortaan zullen heten [kind 1] [naam] en [kind 2] [naam] , dan wel zodanig te beslissen als de rechtbank juist acht.
3.3.
Ter zitting van 11 april 2023 heeft de vrouw haar verzoek nogmaals gewijzigd in die zin dat zij het oorspronkelijke inleidende verzoek handhaaft.
3.4.
De bijzondere curator heeft bij wijze van zelfstandig verzoek van 7 april 2023 de rechtbank verzocht om het vaderschap van [A] over de kinderen gerechtelijk vast te stellen.
3.5.
Bij brief van 21 september 2023 heeft de bijzondere curator de rechtbank zelfstandig verzocht (mede op verzoek van de vrouw en [A] ):
I. het ouderschap van [A] over [kind 1] en [kind 2] gerechtelijk vast te stellen;
II. aan de reeds bestaande voornamen van de beide kinderen de voornaam [A] toe te voegen en te verklaren dat de vrouw en [A] hebben verklaard, dat [kind 1] en [kind 2] de geslachtsnaam van [A] , te weten [B] , zullen dragen, zodat zij voortaan zullen heten [kind 1] [A] [B] en [kind 2] [A] [B] .
3.6.
De bijzondere curator heeft haar zelfstandige verzoek van 21 september 2023 tijdens de zitting van 26 september 2023 aangevuld/gewijzigd, in die zin dat de juiste schrijfwijze [kind 1] is in plaatst van [Z] . De vrouw heeft aangegeven, dat ze voormelde gewijzigde zelfstandige verzoek van de bijzondere curator ondersteunt.

4.Beoordeling

Ontkenning vaderschap man
De rechtbank heeft bij beschikking van 9 mei 2023 de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap van de man over de kinderen gegrond verklaard. Op grond van artikel 1:202 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt, nadat die beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, het door het huwelijk ontstane vaderschap geacht nimmer gevolg te hebben gehad. Nu er geen hoger beroep tegen deze beschikking is ingesteld, is deze beslissing in kracht van gewijsde gegaan. Deze beslissing is inmiddels verwerkt in de BRP, waarbij in het veld geslachtsnaam van [kind 1] is ingevuld " [kind 1] [naam] " en in het veld geslachtsnaam van [kind 2] is ingevuld " [kind 2] [naam] ".
Gerechtelijke vaststelling vaderschap
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
Op grond van artikel 3 aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe, nu de vrouw haar woonplaats in Nederland heeft.
4.2.
Op grond van artikel 10:97 lid 1 BW wordt de vraag of en onder welke voorwaarden het ouderschap van een persoon gerechtelijk kan worden vastgesteld, bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van die persoon en de moeder of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar die persoon en de moeder elk hun gewone verblijfplaats hebben of, indien dit ook ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Ingevolge artikel 10:97 lid 3 BW is daarbij het tijdstip van de indiening van het verzoek bepalend.
4.3.
Nu vaststaat dat de vrouw ten tijde van de indiening van het verzoekschrift een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had, is artikel 10:17 lid 1 BW, zoals hierboven genoemd, van belang. Dit brengt met zich mee dat er geen rekening wordt gehouden met het nationaliteitsrecht van de vrouw. Er dient te worden aangeknoopt bij de gewone verblijfplaats van de betrokkenen. De vrouw en [A] hadden ten tijde van de indiening van het verzoek tot vaststelling van het vaderschap van [A] hun gewone verblijfsplaats in Nederland. Dat betekent dat het Nederlands recht, als recht van de gemeenschappelijke gewone verblijfsplaats van de vrouw en [A] , van toepassing is op het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [A] over de kinderen.
Ontvankelijkheid
4.4.
Op het verzoek van de bijzondere curator tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [A] over de kinderen is artikel 1:207 BW van toepassing. Op grond van het eerste lid onder b kan (onder meer) het kind te allen tijde een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap doen. Artikel 1:212 BW bepaalt dat het kind tijdens diens minderjarigheid moet worden vertegenwoordigd door een bijzondere curator.
4.5.
Nu de bijzondere curator het verzoek namens de kinderen heeft ingediend, is zij daarin ontvankelijk.
Inhoudelijke beoordeling
- Ten aanzien van [kind 1]
4.6.
Gelet op de uitslag van het DNA-verwantschapsonderzoek van 20 januari 2022, destijds uitgevoerd in het kader van de gezinsherenigingsprocedure, staat vast dat [A] de verwekker van [kind 1] is.
4.7.
De rechtbank zal het verzoek van de bijzondere curator tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [A] over [kind 1] dan ook toewijzen. Deze beslissing is naar het oordeel van de rechtbank in het belang van [kind 1] .
- Ten aanzien van [kind 2]
4.8.
Ten aanzien van [kind 2] is geen DNA-verwantschapsonderzoek uitgevoerd. De rechtbank stelt voorop dat door de Hoge Raad bij arrest van 11 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AP1318) is overwogen, dat de wet niet voorschrijft hoe aangetoond moet worden dat een persoon de verwekker is van een kind. Uit de parlementaire geschiedenis inzake het afstammingsrecht (Kamerstukken II 1996/97, 24 649 en 25 189, nr. 35, blz. 31) volgt dat de rechter ambtshalve bewijs kan verlangen en ambtshalve een deskundigenbericht kan gelasten.
4.9.
De rechtbank is ten aanzien van het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [A] over [kind 2] van oordeel dat nader bewijs (bijvoorbeeld in de vorm van een DNA-onderzoek) niet noodzakelijk is om aan te tonen dat [A] ook de biologische vader van [kind 2] is. Zowel de vrouw als [A] hebben in hun gesprek met de bijzondere curator aangegeven dat zij geen enkele twijfel hebben dat [A] - naast
[kind 1] - ook de biologische vader van [kind 2] is. In het gesprek met de bijzondere curator heeft de vrouw verklaard - en [A] heeft dit bevestigd - dat [A] tijdens de zwangerschap van [kind 2] bij alle afspraken met de verloskundige is geweest. Zij woonden toen samen en vormden een gezin. [A] heeft aangifte gedaan bij de gemeente van de geboorte van [kind 2] hetgeen ook blijkt uit de stukken. Voorts hebben de vrouw en [A] daarna alle belangrijke feesten en de verjaardagen van de kinderen samen gevierd.
4.10.
Gelet op de uitkomst van het DNA-verwantschapsonderzoek ten aanzien van [kind 1] , alsmede gelet op de door zowel de vrouw als [A] weergegeven (voormelde) omstandigheden rondom en na de geboorte van [kind 2] , heeft de bijzondere curator geen twijfel over het biologisch vaderschap van [A] ten aanzien van ook [kind 2] .
4.11.
Ter zitting van 26 september 2023 hebben zowel de vrouw als [A] (wederom) aangegeven, dat er geen enkele twijfel is dat [A] ook de verwekker van [kind 2] is.
4.12.
Gelet op de verklaringen van de vrouw en [A] bij de bijzondere curator en tijdens de zitting van 26 september 2023, in combinatie met de door de bijzondere curator gestelde voormelde omstandigheden, maakt dat de rechtbank het voldoende aannemelijk acht dat [A] ook de biologische vader van [kind 2] is, zonder dat daarvoor nadere bewijsvoering in de vorm van een verwantschapsonderzoek nodig is.
4.13.
De rechtbank zal het verzoek van de bijzondere curator tot gerechtelijke vaststelling vaderschap van [A] over [kind 2] dan ook toewijzen. Deze beslissing is naar het oordeel van de rechtbank in het belang van [kind 2] .
Naamswijziging
4.14.
De rechtbank zal het laatstelijk bij brief van 21 september 2023 verzochte zelfstandige verzoek van de bijzondere curator, wat betreft de schrijfwijze van de naam [kind 1] nader gewijzigd ter zitting 26 september 2023, beoordelen, nu de bijzondere curator dit verzoek mede namens de vrouw en [A] heeft ingediend.
Rechtsmacht
4.15.
Op grond van artikel 3 aanhef en onder a Rv komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe, nu de vrouw haar woonplaats in Nederland heeft.
Toepasselijk recht
4.16.
De bijzondere curator heeft gesteld, dat zodra het vaderschap van [A] over de kinderen gerechtelijk is vastgesteld, de kinderen de Nederlandse nationaliteit verkrijgen, omdat [A] inmiddels de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Dit brengt volgens de bijzondere curator met zich mee dat de kinderen geen vreemdeling (meer) zijn in de zin van artikel 10:19 BW, zodat dit artikel niet van toepassing is. Uit artikel 10:20 BW blijkt, dat de geslachtsnaam en de voornamen van een persoon die de Nederlandse nationaliteit bezit, ongeacht of de persoon nog een andere nationaliteit heeft, wordt bepaald door het Nederlands recht. Op dit verzoek is dus het Nederlands recht van toepassing, aldus de bijzondere curator.
4.17.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 10:19, eerste lid van het BW, worden de geslachtsnaam en voornamen van een vreemdeling bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft.
4.18.
Artikel 10:17, eerste lid van het BW bepaalt, dat de persoonlijke staat van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of 33 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend, wordt beheerst door het recht van zijn woonplaats, of, indien hij geen woonplaats heeft, door het recht van zijn verblijfsplaats. Tot de persoonlijke staat als bedoeld in deze bepaling wordt, zo volgt ook uit de jurisprudentie, ook de naam van de betrokkenen gerekend.
4.19.
De rechtbank zal als toetsmoment de datum van indiening van het verzoekschrift hanteren. Vast staat dat [kind 1] en [kind 2] op dat moment een (van de vrouw afgeleide) verblijfstatus in Nederland hadden als bedoeld in artikel 10:17, eerste lid van het BW. Nu de kinderen in Nederland woonachtig zijn, is de rechtbank van oordeel dat Nederlands recht van toepassing is op het zelfstandige verzoek van de bijzondere curator tot naamswijziging van de kinderen.
Inhoudelijke beoordeling
4.20.
De bijzondere curator heeft verzocht om de geslachtsnaam van de kinderen te wijzigen in [B] .
4.21.
Op grond van artikel 1:5, tweede lid van het BW, houdt een kind dat door gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de man wiens vaderschap is vastgesteld, ter gelegenheid van de vaststelling gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben. Tijdens de zitting van 26 september 2023 hebben de vrouw en [A] aangegeven dat zij willen dat de kinderen de geslachtsnaam van [A] zullen dragen na vaststelling van het vaderschap. Zij hebben verklaard en dit ook op schrift gezet en ondertekend, dat de kinderen de geslachtsnaam [B] zullen dragen.
De rechtbank zal hiervan melding maken in het dictum van deze beschikking.
4.22.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende gebleken is van zwaarwichtig belang bij toewijzing van het verzoek tot voornaamswijziging. De gevraagde voornamen van de kinderen is naar oordeel van de rechtbank geoorloofd en naar de maatstaven van artikel 1:4 tweede lid BW. Met deze namen zullen de kinderen laten zien van wie zij afstammen, wat in de Eritrese cultuur erg belangrijk is. De rechtbank zal het verzoek tot wijziging van de voornaam van de kinderen, dan ook toewijzen.
4.23.
Dit betekent dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de [plaats] in de akte van geboorte van [kind 2] het veld "Voornamen" dient te voegen en daarin dient op te nemen: " [kind 2] [A] " en in het veld "Geslachtsnaam" dient op te nemen " [B] ".
4.24.
Wat betreft [kind 1] bevindt zich onder de overgelegde gedingstukken geen geboorteakte van hem. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij deze niet kan verkrijgen. Het is de rechtbank - voor zover bekend - niet gebleken dat zijn geboortegegevens op grond van artikel 1:25c BW zijn vastgesteld in de registers van de burgerlijke stand te [plaats] . Voor zover dit wel reeds is geschiedt dan wel dat dit nog zal geschieden, betekent voorgaande dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de [plaats] wat betreft [kind 1] in de geboortegegevens in het veld "Voornamen" dient op te nemen " [kind 1] [A] " en in het veld "Geslachtsnaam" dient op te nemen " [B] ".
4.25.
De rechtbank beslist als volgt.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
stelt vast het vaderschap van [A] [B] ten aanzien van [kind 1] [naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en [kind 2] [naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
5.2.
verklaart dat de vrouw en [A] hebben verklaard, dat de kinderen de volgende geslachtsnaam zullen hebben:
[B];
5.3.
gelast de wijziging van de voornaam van [kind 1] in die zin dat zijn voornamen komen te luiden:
[Kind 1] [A];
5.4.
gelast de wijziging van de voornaam van [kind 2] , in die zin dat haar voornamen komen te luiden:
[Kind 2] [A];
5.5.
draagt de griffier - op grond van artikel 1:20e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking, en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van deze beschikking ten aanzien van [kind 1] te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage en ten aanzien van [kind 2] te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Sûdwest-Fryslân;
5.6.
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator mr. A. Szirmai, advocaat te Heerenveen, voor deze procedure als beëindigd;
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Coleo-Oude Lohuis, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 433