ECLI:NL:RBNNE:2023:4619

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
18-304521-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens in vereniging plegen van mensenhandel en witwassen

Op 10 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en witwassen. De zaak betreft de seksuele uitbuiting van drie prostituees, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte gebruik maakten van dwangmiddelen zoals misbruik van een kwetsbare positie en feitelijk overwicht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in vereniging, waarbij hij samen met zijn medeverdachte de slachtoffers heeft gehuisvest, vervoerd en hun verdiensten heeft geïncasseerd. De slachtoffers, afkomstig uit economisch zwakkere landen, bevonden zich in een kwetsbare positie en waren afhankelijk van de verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank achtte de seksuele uitbuiting van deze vrouwen bewezen, evenals het medeplegen van witwassen, waarbij de verdachte geld heeft verworven uit de uitbuiting van de slachtoffers. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die ook immateriële schadevergoeding hebben gevorderd. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de immateriële schadevergoeding is vastgesteld op € 5.000 per slachtoffer, en de materiële schadevergoeding op € 20.000 voor het eerste slachtoffer en € 8.000 voor het tweede slachtoffer. De rechtbank heeft ook verbeurdverklaring van bepaalde inbeslaggenomen goederen bevolen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.304521.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 november 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 en 20 oktober 2023.
Verdachte is op beide dagen verschenen, bijgestaan door mr. J.B. van Faassen en mr. M.A. Dijk, advocaten te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, kort gezegd en na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd:
1. in vereniging plegen van mensenhandel gepleegd ten opzichte van
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en andere personen van 1 december 2020 tot en met 9 november 2021 (sub 1, 3, 4, 6 en 9)
2. primair in vereniging plegen van eenvoudig (schuld)witwassen uit enig misdrijf in
de periode van 1 januari 2018 tot en met 9 november 2021 subsidiair in vereniging plegen van (schuld)witwassen uit eigen misdrijf in de periode van 1 januari 2018 tot en met 9 november 2021
De volledige tekst van de tenlasteleggingen is opgenomen als de bijlage bij dit vonnis en maakt hiervan deel uit.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2 primair.
Met betrekking tot feit 1, mensenhandel, heeft hij kort gezegd aangevoerd dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte [medeverdachte] (hierna: medeverdachte of [medeverdachte] ) heeft schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), [slachtoffer 2] (hierna:
[slachtoffer 2] ), [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ), [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) en
[slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ). Daarbij heeft verdachte gebruik gemaakt van de dwangmiddelen geweld, dreiging met geweld, misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht.
Met betrekking tot feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat het primair ten laste gelegde witwassen in vereniging bewezen kan worden, omdat verdachte en [medeverdachte] middels de seksuele uitbuiting van de bij feit 1 genoemde vrouwen geld hebben ontvangen, wat zij vervolgens hebben omgezet of gebruikt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen juridisch bewijsverweer gevoerd met betrekking tot de bewezenverklaring van feit 1 ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . Ten aanzien van de seksuele uitbuiting ten aanzien van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en de verder onbekend gebleven personen heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman verzocht om met betrekking tot de hoogte van het witgewassen bedrag aan te sluiten bij zijn berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 8.021,25.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1: mensenhandel
Aan de verdachte is onder feit 1 ten laste gelegd dat hij zich samen met een ander of anderen - kort gezegd - ten aanzien van een aantal vrouwen, waarvan vijf bij naam genoemd, schuldig heeft gemaakt aan seksuele uitbuiting in de zin van in artikel 273f lid 1 sub 1, 3, 4, 6 en 9 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
De rechtbank constateert dat verdachte en [medeverdachte] , zijn toenmalige partner, allebei erkennen dat zij samen meerdere vrouwen, onder meer de vijf op de tenlastelegging met naam genoemd, hebben gehuisvest en vervoerd, dat [medeverdachte] de advertenties voor diverse dames heeft gemaakt en beheerd, dat zij allebei seksafspraken voor de dames hebben gemaakt en dat zij in ruil daarvoor de helft (en in een enkel geval 40%) van de verdiensten van de vrouwen kregen of (in het geval van betaling via een Tikkie) hielden. Dat het ook hun bedoeling was om zelf te verdienen aan het prostitutiewerk van de vrouwen, hebben zij eveneens erkend.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte en medeverdachte zich daarbij schuldig hebben gemaakt aan uitbuiting in de zin van artikel 273f Sr. Dit artikel is opgenomen in titel XVIII, de titel die ziet op de ‘misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid’. Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie over dit wetsartikel volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke of geestelijke integriteit en vrijheid. De in artikel 273f Sr verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen die deel uitmaken van artikel 273f Sr.
De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van 'uitbuiting' in de zin van de artikel 273f, eerste lid, Sr, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald.
1
Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er - gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer - in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting.
Instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting is niet relevant, indien één van de in artikel 273f Sr genoemde dwangmiddelen is gebruikt.
2
Met betrekking tot de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht overweegt de rechtbank als volgt.
Met een kwetsbare positie wordt (onder andere) een situatie bedoeld waarin de betrokkene geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. Zo’n situatie kan zich voordoen bij personen die uit het buitenland komen, voornamelijk wanneer zij illegaal in Nederland verblijven. Het gaat om situaties waarin een slachtoffer niet vrijwillig een keuze kan maken of waarin een slachtoffer niet, of verminderd, de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken.
Een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht kan veelal uit de omstandigheden worden afgeleid. In de wetsgeschiedenis wordt hierbij, waar het prostitutie betreft, de vergelijking gemaakt met de mogelijkheid zich op te stellen als ‘een mondige Nederlandse prostitué(e)’.
Vereist is dat de dader zich bewust moet zijn van de relevante feitelijke omstandigheden waaruit de kwetsbare positie of het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat ten minste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn.
De rechtbank zal aan de hand van het zojuist geschetste kader beoordelen of verdachte zich, al dan niet tezamen met [medeverdachte] , schuldig heeft gemaakt aan uitbuiting van de op de tenlastelegging met naam genoemde vrouwen. Ten aanzien van de niet met naam genoemde vrouwen ziet de rechtbank in het thans voorliggende strafdossier onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen beoordelen of/dat sprake was van uitbuiting; verdachte zal op dit punt dan ook worden vrijgesproken.
-
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn afkomstig uit [land] , een economisch zwak land, waren illegaal in
Nederland, niet op de hoogte van de in Nederland geldende wet- en regelgeving en daaruit voortvloeiende rechten en plichten en ze spraken de Nederlandse taal niet en de Engelse taal niet ( [slachtoffer 1] ) of in beperkte mate ( [slachtoffer 2] ). Zij hadden geen Nederlandse bankrekening en hadden in Nederland geen sociaal netwerk. Voor hun huisvesting en het al dan niet krijgen van klanten en verdiensten waren zij volledig afhankelijk van verdachte en de medeverdachte. Zij verrichtten hun werkzaamheden in dezelfde woning als waarin zij sliepen. [slachtoffer 1] deed het prostitutiewerk om haar kinderen in [land] te kunnen onderhouden. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] stuurde een deel van haar verdiensten naar hun familie in [land] ; om dat te kunnen doen waren zij eveneens afhankelijk van verdachte en medeverdachte, die hen dan naar een zogeheten RIA-kantoor bracht.
Dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich in een kwetsbare situatie bevonden en niet kunnen worden gelijkgesteld aan een Nederlandse mondige prostituee staat naar het oordeel van de rechtbank gelet op het voorgaande dan ook vast.
Verdachte en zijn medeverdachte waren (grotendeels) van deze omstandigheden op de hoogte, of hebben deze zelf gecreëerd. Verdachte wist dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] uit [land] kwamen en gaf in het algemeen aan te weten dat de vrouwen hier komen met een doel, namelijk om een huis te kunnen kopen voor hun familie. Met betrekking tot [slachtoffer 1] heeft verdachte onder meer verklaard dat zij in de financiële problemen zat, dat zij Spaans sprak en dat zij wel eens Engels probeerde te spreken, maar dat dat “briek” was (de rechtbank begrijpt: niet goed).
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] konden door de hiervoor geschetste kwetsbare situatie en het overwicht van verdachten niet zelf bepalen waar, wanneer en onder welke omstandigheden zij hun prostitutiewerkzaamheden verrichtten en of zij hun verdiensten zelf hielden. Zij waren immers niet in staat zelfstandig werk te zoeken, zelfstandig onderdak en/of werkplekken te regelen en zelfstandig contact te leggen met klanten en met hen afspraken te maken.
De verdediging stelt - kort gezegd - ten aanzien van [slachtoffer 2] dat zij volledig vrijwillig als prostituee werkte en volledige zeggenschap had over haar doen en laten. De rechtbank verwerpt dit verweer. Dat zij enige inspraak had ten aanzien van bijvoorbeeld welke seksuele handelingen zij wilde verrichten en welke klanten zij (niet) wilde ontvangen, maakt niet dat sprake was van een situatie waarin zij volledige autonomie had over waar zij verbleef, wanneer ze klanten ontving en hoeveel van haar verdiende geld zij afstond aan verdachte(n). De hiervoor geschetste omstandigheden maakten dat zij deze autonomie niet had en zich moest inlaten met de door verdachte en medeverdachte gecreëerde omstandigheden.
Dat verdachte zijn overwicht ook liet gelden, leidt de rechtbank onder meer af uit diverse WhatsAppberichten. De rechtbank wijst op een conversatie van 19 augustus 2021 waarin verdachte aangeeft dat hij [slachtoffer 1] naar een ander huis gaat brengen waar ze in haar eentje zal verblijven, waarop [slachtoffer 1] aangeeft dat zij samen met [slachtoffer 2] wil blijven en dat zij bang is in haar eentje. Verdachte heeft hier geen boodschap aan en zegt dat [slachtoffer 1] hier niet is om te feesten, maar om te werken en dat hij geld nodig heeft. Ook wijst de rechtbank op WhatsApp-berichten van 27 augustus 2021 waarin verdachte aan [slachtoffer 1] meedeelt dat zij maar op de bank moet slapen en opmerkt: “Ben ik de baas of jij”.
Ook verklaren zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] dat zij van verdachte niet of nauwelijks naar buiten mochten en valt uit WhatsApp-berichten tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af te leiden dat zij zich opgesloten voelden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte ten opzichte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gebruik heeft gemaakt van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht.
Gebruik van overige dwangmiddelen acht de rechtbank niet bewezen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat tevens sprake was van (dreiging met) geweld. Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken. Hoewel verdachte door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wordt omschreven als agressief en hoewel [slachtoffer 1] erbij zou zijn geweest toen verdachte [medeverdachte] mishandelde, is dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor het aannemen van (dreiging met) geweld als dwangmiddel ten opzichte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , ook omdat een daadwerkelijk causaal verband tussen deze omstandigheden en het (blijven) werken en/of (blijven) afstaan van verdiensten voor/aan verdachte en medeverdachte niet is gebleken.
Door onder de genoemde omstandigheden en met gebruik van dwangmiddelen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] - kort gezegd - te faciliteren in hun prostitutiewerk en hier zelf van te profiteren, acht de rechtbank bewezen dat verdachte handelde met het oogmerk van uitbuiting. Dat hij niet in de eerste plaats in het belang van de vrouwen handelde - zoals hij aanvankelijk enkele malen aangaf - maar puur in zijn eigen financiële belang, wordt helder geïllustreerd door WhatsApp-berichten die hij aan [medeverdachte] stuurde, met als inhoud onder meer “laat ze nu de kut maar kapot neuken. Moet geld hebben voor begrafenis”.
De rechtbank acht met betrekking tot deze twee vrouwen de sub-onderdelen 1, 4, 6 en 9 dan ook wettig en overtuigend bewezen. Nu zij bovendien toen zij samen in [land] verbleven door verdachte via WhatsApp zijn geworven om (weer) in Nederland in de prostitutie te komen werken en nu voor [slachtoffer 1] een vliegticket naar Nederland is betaald door verdachte en medeverdachte, acht de rechtbank sub-onderdeel 3 eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op de nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] , acht de rechtbank telkens bewezen dat sprake is van plegen in vereniging.
-
[slachtoffer 3]
is afkomstig uit [land] , een economisch zwakker land dan Nederland. [slachtoffer 3] beheerste de Nederlandse taal niet, maar de Engelse taal wel. Zij was niet op de hoogte van de in Nederland geldende wet- en regelgeving en daaruit voortvloeiende rechten en plichten, had geen Nederlandse bankrekening en zij had in Nederland geen sociaal netwerk. Voor haar huisvesting en het al dan niet krijgen van klanten en verdiensten was zij volledig afhankelijk van verdachte en medeverdachte.
heeft verklaard dat zij een hartoperatie in een privékliniek moet ondergaan, dat zij deze operatie zelf moet betalen en dat dit de reden is dat ze in de prostitutie werkte.
Verdachte wist in ieder geval vanaf 8 mei 2021 dat [slachtoffer 3] een hartoperatie moest ondergaan en dat zij daarvan overstuur was. In plaats van haar gezondheid op de eerste plaats te stellen (of haar volledig haar verdiensten te laten houden), bleef verdachte het prostitutiewerk faciliteren en haar verdiensten incasseren. Sterker nog; toen [slachtoffer 3] op 16 mei 2021 aan verdachte stuurde dat ze uitgeput is en een vrije dag nodig heeft (die ze in meer dan een maand werken nog niet eerder had gehad), weigerde hij dit. Aan [medeverdachte] gaf hij vervolgens aan dat het [slachtoffer 3] 100 euro zou kosten als ze toch een vrije dag zou nemen. Ook volgt uit WhatsApp-berichten dat verdachte op een ander moment toch nog een klant naar [slachtoffer 3] stuurde, terwijl zij had aangegeven die dag geen klanten meer te willen ontvangen, dat verdachte [slachtoffer 3] pushte en dat hij haar geld niet gaf op het moment dat zij het wilde ontvangen.
Dat [slachtoffer 3] zich in een kwetsbare situatie bevond en niet kan worden gelijkgesteld aan een Nederlandse mondige prostituee staat naar het oordeel van de rechtbank gelet op het voorgaande dan ook vast. Nu verdachte en zijn medeverdachte (grotendeels) van deze omstandigheden op de hoogte waren, of deze zelf hebben gecreëerd, acht de rechtbank beide misbruik-dwangmiddelen dan ook bewezen. Dat ten aanzien van [slachtoffer 3] ook andere overige dwangmiddelen zijn gebruikt zoals betoogd door de officier van justitie - is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken.
Door [slachtoffer 3] onder de genoemde omstandigheden en met gebruik van dwangmiddelen - kort gezegd - te faciliteren in haar prostitutiewerk en hier zelf van te profiteren, acht de rechtbank bewezen dat verdachte handelde met het oogmerk van uitbuiting.
De rechtbank acht met betrekking tot [slachtoffer 3] de sub-onderdelen 1, 4, 6 en 9 dan ook wettig en overtuigend bewezen. Nu [slachtoffer 3] bovendien toen zij tijdelijk terug in [land] was door verdachte via WhatsApp is geworven om weer in Nederland voor/met hem in de prostitutie te komen werken, acht de rechtbank sub-onderdeel 3 eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op de nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] , acht de rechtbank telkens bewezen dat sprake is van plegen in vereniging.
-
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 3]
[slachtoffer 4] is afkomstig uit [land] en spreekt Engels. Zij is op 20 augustus 2021 aangekomen in
Nederland en opgehaald door [medeverdachte] . Via WhatsApp overlegde zij met verdachte en [medeverdachte] over haar werktijden, vrije dagen en klanten. [slachtoffer 4] gaf aan dat zij vond dat er te weinig werk was en ze vroeg om haar advertentie omhoog te plaatsen. Als bepaalde klanten haar niet aanstonden, liet ze [medeverdachte] hen afzeggen of wegsturen. De afspraak met verdachte en medeverdachte was dat zij in ruil voor het zorgen voor een werkplek, het beheren van de seksadvertentie en het maken van afspraken met klanten 50% van haar inkomsten ontvingen. Van die 50% betaalden verdachte en medeverdachte de huur voor de woning waarin [slachtoffer 4] woonde en werkte, condooms en glijmiddel, de kosten voor (het omhoog plaatsen van) de seksadvertentie, alsmede de benzinekosten in het geval van zij naar een andere werkplek werd gebracht.
Uit WhatsApp-berichten leidt de rechtbank af dat [slachtoffer 4] op 8 september 2021 is gestopt met werken voor/met verdachte en medeverdachte. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij het prostitutiewerk uit vrije wil doet en er wel van houdt.
[slachtoffer 3] komt uit [land] en spreekt Engels. Over haar is verder weinig informatie in het dossier te vinden. Verdachte heeft verklaard dat hij meent dat zij enkele weken bij hem en verdachte heeft gewerkt. Wat enkel vaststaat ten aanzien van [slachtoffer 3] is dat verdachte en medeverdachte met haar, net als met de andere vrouwen, de afspraak had dat zij 50% van haar verdiensten ontvingen en in ruil daarvoor het prostitutiewerk faciliteerden (op de wijze zoals zojuist genoemde ten aanzien van [slachtoffer 4] ).
Beide dames hebben geen aangifte tegen verdachte en/of medeverdachte gedaan.
Onder de hierboven genoemde omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] verkeerden in een kwetsbare positie of dat sprake was van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht van verdachte en/of medeverdachte op deze vrouwen. Nu naar het oordeel van de rechtbank ook geen sprake is van andere ten opzichte van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] gebruikte dwangmiddelen, kunnen ten aanzien van deze vrouwen de ten laste gelegde sub-onderdelen 1, 4 en 9 niet worden bewezen.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van [slachtoffer 4] en
[slachtoffer 3] evenmin sprake van seksuele uitbuiting. Het eveneens ten laste gelegde sub-onderdeel
6 ( profijt trekken van uitbuiting) kan dan ook niet bewezen worden. Ditzelfde geldt voor subonderdeel 3, nu geen sprake is van omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld.
3
Feit 2: witwassen
Het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen van witwassen kan bewezen worden nu verdachte en medeverdachte als gevolg van de uitbuiting van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] beschikten over uit enig misdrijf afkomstig geld, dat zij hebben gepind, gestort, omgewisseld (bij de moeder van verdachte) en gebruikten om zelf van te leven en van op vakantie te gaan.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past de bewijsmiddelen toe zoals die zullen worden opgenomen in de eventueel later op te maken aanvulling van dit vonnis. Deze bewijsmiddelen bevatten de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 december 2020 tot en met 9 november 2021 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , en/of elders in Nederland en/of in [land] , tezamen en in vereniging met een ander, anderen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ,
A) telkens door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
  • heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard en
  • heeft gedwongen verdachte en verdachtes mededader te bevoordelen uit de opbrengst van hun,seksuele handelingen met een derde en
B)
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die anderen, te weten
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, (van/voor) die [slachtoffer 1]
  • tewerkgesteld als prostituee en afspraken gemaakt met potentiële klanten en klanten geregeld, en
  • advertenties gemaakt en geplaatst op internetsites zoals “ [internetsite] ”, waarin zij onder de naam[naam] en [naam] werd aangeboden als prostituee, en het beheer van die advertenties gedaan, en
  • de telefoon opgenomen voor die [slachtoffer 1] en afspraken gemaakt voor die [slachtoffer 1] met potentiële klanten voor prostitutie, en
  • een werkplek voor die [slachtoffer 1] geregeld en aan haar ter beschikking gesteld, en
  • ondergebracht in een woning aan de [adres] te [plaats] , waarin - onder meer - ook zijn mededaderverbleef, en aan de [adres] en de [adres] te [plaats] en aan de [adres] te [plaats] en aan [adres] te [plaats] en
  • vervoerd naar een werkplek en
  • zorg gedragen voor controle op en toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en verdiensten enafspraken over de uitbetaling van haar verdiensten, en
  • een gedeelte van de verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden laten afstaan en geïncasseerdop basis van een 60%-40% regeling en/of een 50%-50% regeling en terwijl die [slachtoffer 1] de Nederlandse taal niet beheerste en onbekend was in Nederland en met de Nederlandse regels en wetten en gewoonten en niemand in Nederland kende en niet over eigen huisvesting in Nederland beschikte, en aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1] van hen afhankelijk was;
EN (van/voor) die [slachtoffer 2]
  • tewerkgesteld als prostituee en afspraken gemaakt met potentiële klanten en klanten geregeld, en
  • pikante foto's gemaakt en vervolgens een advertentie gemaakt en geplaatst op internetsites zoals "
[internetsite] ", waarin zij onder de naam [naam] en [naam] werd aangeboden als prostituee, en
  • het beheer van die advertenties gedaan, en
  • de telefoon opgenomen voor die [slachtoffer 2] en afspraken gemaakt voor die [slachtoffer 2] metpotentiële klanten voor prostitutie, en
  • een werkplek voor die [slachtoffer 2] geregeld en aan haar ter beschikking gesteld, en
  • vervoerd naar en van een werkplek, en
  • ondergebracht en laten verblijven in een woning aan de [adres] en de [adres] te [plaats] en aan de[adres] te [plaats] en aan [adres] te [plaats] en
  • zorg gedragen voor controle en toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en verdiensten enafspraken over de uitbetaling van haar verdiensten, en
  • een gedeelte van de verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden laten afstaan op basis van een
50%-50% regeling, terwijl die [slachtoffer 2] de Nederlandse taal niet beheerste en onbekend was in Nederland en met de Nederlandse regels en wetten en gewoonten en niemand in Nederland kende en niet over eigen huisvesting in Nederland beschikte, en aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 2] van hen afhankelijk was;
EN (van/voor) [slachtoffer 3]
  • tewerkgesteld als prostituee en afspraken gemaakt met potentiële klanten en klanten geregeld, en
  • pikante foto's gemaakt en vervolgens een advertentie gemaakt en geplaatst op internetsites zoals "
[internetsite] ", waarin zij werd aangeboden als prostituee, en
  • het beheer van die advertenties gedaan, en
  • de telefoon opgenomen voor die [slachtoffer 3] en afspraken gemaakt voor die [slachtoffer 3] metpotentiële klanten voor prostitutie, en
  • een werkplek voor die [slachtoffer 3] geregeld en ter beschikking gesteld, en
  • vervoerd en laten vervoeren naar en van een (werk)adres/plek, en
  • ondergebracht en laten verblijven in een woning aan de [adres] en de [adres] te [plaats] en aan de[adres] te [plaats] en aan [adres] te [plaats] en
  • zorg gedragen voor controle en toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en verdiensten enafspraken over de uitbetaling van haar verdiensten, en
  • een gedeelte van de verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden laten afstaan op basis van een
50%-50% regeling, terwijl die [slachtoffer 3] de Nederlandse taal niet beheerste en onbekend was in Nederland en met de Nederlandse regels en wetten en gewoonten en niemand in Nederland kende en niet over eigen huisvesting in Nederland beschikte, en aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 3] van hen afhankelijk was, en
C) anderen te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
  • die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] vanuit [land] en/of [land] en/of [land] naar Nederland laten komen om daar prostitutiewerkzaamheden te verrichten en
  • die [slachtoffer 1] naar het buitenland, [land] , vervoerd om prostitutiewerkzaamheden te verrichten, terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] de Nederlandse taal niet beheersten en onbekend waren in Nederland en niemand in Nederland kenden en niet over eigen huisvesting en inkomsten in Nederland beschikten en illegaal in Nederland verbleven en aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van hun afhankelijk waren;
2.
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 9 november 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, (van) een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft omgezet, en gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Mensenhandel, terwijl het feit in vereniging wordt gepleegd, meermalen gepleegd;
primair Medeplegen van witwassen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daaraan dienen als bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De officier van justitie heeft aangevoerd dat sprake is van een zaak uit categorie II van de oriëntatiepunten voor strafoplegging (LOVS).
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de hoogte van de voorlopige hechtenis, dan wel een gevangenisstraf van achttien maanden waarvan negen maanden voorwaardelijk. Meer subsidiair heeft de raadsman een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 15 maanden voorwaardelijk bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van onder meer 24 januari 2023, het emailbericht van de reclassering van 17 oktober 2023, uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte, zijn toenmalige partner, schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van drie prostituees. Deze vrouwen, van wie twee afkomstig uit [land] en een uit [land] , belandden in de prostitutie uit financiële noodzaak. Zij moesten hun familie onderhouden en een van hen werkte om haar hartoperatie te kunnen betalen. Zij spraken de Nederlandse en Engelse taal niet of nauwelijks en hadden geen netwerk in Nederland. Verdachte en zijn medeverdachte faciliteerden het sekswerk van de vrouwen, waarbij de vrouwen de helft van hun opbrengsten moesten afstaan. Verdachte heeft bovendien op diverse momenten (een van) de vrouwen gecommandeerd, gepusht en geweigerd een vrije dag te geven.
Verdachte heeft zich laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin en heeft het belang van de slachtoffers bij het behoud van hun waardigheid en zelfbeschikkingsrecht daaraan ondergeschikt gemaakt. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op hun geestelijke en lichamelijke integriteit. De rechtbank rekent hem dit aan.
Ten aanzien van de bepaling van de (hoogte van de) straf overweegt de rechtbank dat gelet op de aard en ernst van de feiten, het aantal slachtoffers en de lange pleegperiode een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt moeten zijn.
De straf die de rechtbank oplegt is lager dan de officier van justitie heeft geëist. Dat heeft allereerst te maken met het feit dat de rechtbank uitgaat van de uitbuiting van drie vrouwen in plaats van vijf vrouwen, zoals de officier van justitie doet. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor strafoplegging (LOVS). De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat deze vorm van seksuele uitbuiting binnen de oriëntatiepunten valt in de genoemde categorie I, waarbij het vertrekpunt bij oplegging van een gevangenisstraf is vastgesteld op een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
De rechtbank acht hierbij van belang dat er sprake is van meerdere slachtoffers die zich in een kwetsbare situatie bevonden en dat sprake is van medeplegen over een langere periode.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, maar wel eerder met justitie in aanraking is geweest.
Ook weegt mee dat de rechtbank ter zitting de indruk heeft gekregen dat verdachte - tot op zekere hoogte - inzicht heeft gekregen in het laakbare van zijn handelen en hiervan spijt heeft betuigd.
De rechtbank komt tot alles afwegend de conclusie dat een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan negen maanden voorwaardelijk, passend en geboden is.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het door de officier van justitie gevorderde reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke strafdeel te koppelen. Uit het recente bericht van reclassering volgt dat verdachte het ambulante behandeltraject (zijnde een voorwaarde bij de schorsing van de voorlopige hechtenis) inmiddels heeft afgerond. Hij heeft inzicht heeft verkregen in risico- en beschermende factoren en er is sprake van stabiliteit op de meeste leefgebieden. Verdachte vraagt om hulp en advies wanneer nodig; zo heeft hij op eigen initiatief hulp gezocht voor psychische problemen op het gebied van rouwverwerking in verband met het overlijden van zijn vader. Van een noodzaak voor een verplicht reclasseringscontact binnen het justitiële kader is de rechtbank dan ook niet (langer) gebleken.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan verdachte op te leggen. Namens deze slachtoffers is niet verzocht om het opleggen van een contactverbod. Nu zij niet meer in Nederland zouden verblijven en de rechtbank niet is gebleken van een wens tot contact met deze slachtoffers van de zijde van verdachte, dient het opleggen en handhaven van een contactverbod geen redelijk doel.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade primair entot een bedrag van primair € 22.881,51, subsidiair € 22.500,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade en
€ 8.000,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de integrale toewijzing van beide vorderingen gevorderd.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van [slachtoffer 2] heeft de raadsman gelet op de bepleite vrijspraak primair verzocht om de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te verklaren.
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde materiële schade in de vorderingen van [slachtoffer 1] en (als subsidiair standpunt inzake) [slachtoffer 2] verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen te verklaren, nu de beoordeling daarvan een onevenredige belasting voor het strafgeding zou vormen. Ten aanzien van de immateriële schadepost in de vorderingen van [slachtoffer 1] en (als subsidiair standpunt inzake) [slachtoffer 2] is verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen naar maatstaven van billijkheid tot een bedrag van € 5.000,00.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de
immateriële schadeis de rechtbank inzake de vorderingen van beide slachtoffers van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde. In het geval van mensenhandel brengen de aard en de ernst van de normschending mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. Ook uit de ter onderbouwing van beide vorderingen overgelegde stukken volgen de nadelige gevolgen genoegzaam.
Ten aanzien van de hoogte van het toe te wijzen bedrag ter vergoeding van de geleden immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. In de onderbouwing van beide vorderingen is aangesloten bij categorie 4 van het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: het schadefonds), waaraan een vast bedrag van € 10.000,- is gekoppeld, welk bedrag aan [slachtoffer 2] reeds is toegekend door het schadefonds. De rechtbank constateert dat het schadefonds verschillende gradaties van mensenhandel heeft ondergebracht in de categorieën 2, 3, 4 en 5, die oplopen in ernst van het feit en in hoogte van het bedrag.
De door het schadefonds bij categorie 4 gegeven omschrijving houdt onder meer in “seksuele uitbuiting met seksueel binnendringen, gedurende een langere periode, (wat) stelselmatig (is) gebeurd”. De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat het schadefonds geen inzage heeft gehad in het volledige dossier, noch in hetgeen de rechtbank uiteindelijk bewezen heeft verklaard; in dit geval wordt bijvoorbeeld vrijgesproken van gebruik van het dwangmiddel geweld. Weliswaar is sprake van seksuele uitbuiting en binnendringen, maar het aan verdachte gemaakte verwijt ziet vooral op het misbruik maken van de situatie van de slachtoffers en van (de verdiensten van) hun prostitutiewerk; niet op het verrichten van het werk an sich. Buiten kijf staat immers dat beide slachtoffers reeds werkzaam waren in de prostitutie en naar Nederland zijn gekomen met het specifieke doel om hier prostitutiewerk te gaan doen. Dat zij daarbij beperkt zijn in hun vrijheden en dat zij ook verdachte en medeverdachte hebben moeten verrijken in plaats enkel van zichzelf, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank terdege sprake is van een aantasting in de persoon die een immateriële schadevergoeding rechtvaardigt, maar dit is van een andere aard dan het volstrekt ongewild verrichten van prostitutiewerk.
Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek zal de rechtbank inzake beide vorderingen een bedrag van € 5.000,00 toewijzen ter vergoeding van immateriële schade. Dit bedrag sluit aan bij het in categorie 3 van het schadefonds genoemde bedrag als ook bij in de rechtspraak in vergelijkbare zaken toegewezen bedragen voor immateriële schadevergoeding.
De rechtbank zal de vordering van immateriële schade voor het overige deel afwijzen.
Ten aanzien van de
materiële schadeis de rechtbank inzake de vordering van [slachtoffer 2] van oordeel dat aannemelijk is geworden dat zij materiële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde. Het gevorderde bedrag is gebaseerd op reeds bij de politie door [slachtoffer 2] genoemde klantenaantallen en verdiensten en vindt ook overigens voldoende steun in het dossier. Beoordeling van deze schadepost brengt dan ook geenszins een onevenredige belasting van het strafproces met zich mee. De rechtbank zal het gevorderde bedrag toewijzen.
Ten aanzien van de
materiële schadeis de rechtbank inzake de vordering van [slachtoffer 1] van oordeel dat aannemelijk is geworden dat zij materiële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde. Het gevorderde bedrag betreft aan verdachte en medeverdachte afgestane verdiensten. Onder meer nu bij het vaststellen van het primair gevorderde bedrag rekening is gehouden met het afstaan van 50% van de verdiensten en met kosten die [slachtoffer 1] zou hebben gemaakt voor de aanschaf van condooms, terwijl de rechtbank uit het dossier afleidt dat [slachtoffer 1] aanvankelijk 40% van haar verdiensten afstond en dat de kosten voor condooms telkens werden betaald door verdachte, gaat de rechtbank niet mee in deze berekening van de verdediging. Het subsidiair gevorderde bedrag bedraagt € 22.500,- en is gebaseerd op een algemene schatting op basis van gewerkte dagen en netto verdiensten van € 250,0 per dag.
De rechtbank ziet in het dossier voldoende aanknopingspunten om zelf een schatting te maken op basis van de informatie uit het dossier. Deze schatting brengt geenszins een onevenredige belasting van het strafproces met zich mee. De rechtbank slaat bij haar schatting acht op de gewerkte periodes/weken en de door [slachtoffer 1] bij de politie genoemde schatting van haar eigen inkomsten (dus exclusief het deel van haar verdiensten bedrag dat zij moest afstaan aan verdachte) per week, variërend van € 700,- tot € 1600,-, rekening houdend met het feit dat zij daarvan aanvankelijk 40% en later 50% moest afstaan. Alles afwegend schat de rechtbank de afgestane inkomsten van [slachtoffer 1] op € 20.000,-. De vordering van materiële schadevergoeding zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 20.000,-. Hetgeen meer is gevorderd, zal de rechtbank afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de zowel door [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] geleden schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Inbeslaggenomen goederen

Met betrekking tot de op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijke beslagtitel (gehecht als bijlage aan dit vonnis) genoemde voorwerpen 7 tot en met 12 is de rechtbank van oordeel dat deze vatbaar zijn voor verbeurdverklaring nu deze toebehoren aan verdachte en feit 1 met behulp hiervan is begaan of voorbereid.
Met betrekking tot de op diezelfde lijst genoemde overige voorwerpen (zijnde geldbedragen) is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat een van de feiten met behulp hiervan is begaan of voorbereid, dan wel dat dit baten zijn die zijn verkregen uit of door middel van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal dan ook beslissen dat deze voorwerpen dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat deze voorwerpen tevens zijn vermeld op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met conservatoire beslagtitel; het is aan het openbaar ministerie om te zijner tijd een beslissing te nemen ten aanzien van deze voorwerpen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 273f en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot negen maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van feit 1: [slachtoffer 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van € 25.000,00 (zegge: vijfentwintigduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 november 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 25.000,00 (zegge: vijfentwintigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 20.000,00 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 160 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 1: [slachtoffer 2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van € 13.000,00 (zegge: dertienduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 november 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 13.000,00 (zegge: dertienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 8.000,00 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 100 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Verklaart verbeurdde op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijke beslagtitel (gehecht als bijlage aan dit vonnis) onder 8, 9 10, 11 en 12 genoemde voorwerpen, te weten:
7. een personenauto ter waarde van € 2.500,8 een telefoontoestel (zwart, Samsung).
9. een Simkaart (Lebara)
10. een Simkaart (T-Mobile)
11. een telefoon (wit, Samsung) 12 een telefoon (Samsung).
Gelast de bewaringten behoeve van de rechthebbende van de op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijke beslagtitel (gehecht als bijlage aan dit vonnis) onder 1, 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 genoemde voorwerpen, te weten:
1. € 10,-
op rekening NL16INGB0688490794)
€ 65,3. € 2.180,-
4. € 100,5. € 2.000,-
6. € 50,-
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 november 2023.
Mr. Dölle en mr. Van der Woude zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage 1Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 december 2020 tot en met 9 november 2021 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , en/of (elders) in Nederland en/of in [land] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of (een) verder onbekend gebleven perso(o)n(en),
A)
(telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksueleuitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of die verder onbekend gebleven perso(o)n(en) (sub 1°) en/of
  • heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid ofdiensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of die verder onbekend gebleven perso(o)n(en)zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
  • heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachte(s) mededader(s) te bevoordelen uitde opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of die verder onbekend gebleven perso(o)n(en)seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer
4] en/of die verder onbekend gebleven perso(o)n(en), (sub 6°),
immers heeft/is hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van/voor) die [slachtoffer 1]
  • tewerkgesteld als prostituee en/of een (vervolgens) afspraken gemaakt en/of laten maken met eenof meer (potentiële) klanten en/of klant(en) geregeld, en/of
  • ( pikante) foto('s) gemaakt en/of laten maken en/of (vervolgens) advertentie(s) gemaakt/vervaardigden/of laten maken/vervaardigen en/of geplaatst en/of laten plaatsen op internetsite(s), zoals “ [internetsite] ”, waarin zij (onder de naam " [naam] en/of [naam] ") werd aangeboden als prostituee, en/of (geheel of gedeeltelijk) het beheer van die advertenties gedaan, en/of
  • ( geheel of gedeeltelijk) het beheer van die advertenties gedaan, en/of
  • de telefoon opgenomen voor die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) afspraken gemaakt voor die [slachtoffer 1] met (potentiële) klanten voor prostitutie, en/of aan die [slachtoffer 1] (een) telefoon(s) ter beschikking gesteld om zelf contact te hebben met klanten voor prostitutie, en/of
  • een (werk)kamer/plek voor haar/die [slachtoffer 1] geregeld en/of laten regelen en/of aan haar/die [slachtoffer 1] ter beschikking gesteld, en/of
  • ondergebracht en/of laten verblijven in (een) woning(en) (aan de [adres] ) te [plaats] , waarin onder meer - ook zijn mededader verbleef, en/of (aan de [adres] en/of de [adres] ) te [plaats] en/of (aan de [adres] ) te [plaats] en/of (aan [adres] ) te [plaats] en/of
  • vervoerd en/of laten vervoeren naar en/of van een (werk)adres/plek en/of (een) klant(en), en/of
  • zorg gedragen en/of laten dragen voor controle op en/of begeleiding van en/of toezicht op deprostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten en/of afspraken over de uitbetaling van haar verdiensten (daaruit), en/of
  • ( een gedeelte van) de verdiensten of opbrengsten uit haar prostitutiewerkzaamheden laten afstaanen/of geïncasseerd (op basis van een 60%-40% regeling en/of een 50%-50% regeling) en/of
  • voor die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal money transfer(s) en/of overboekingen (via Western Union en/of RIA Financial Services heeft gedaan naar het buitenland ( [land] ),
terwijl die [slachtoffer 1] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste en/of onbekend was in Nederland en/of met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of niet over eigen huisvesting in Nederland beschikte, en/of (aldus) bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1] van hem/hen afhankelijk was;
EN (van/voor) die [slachtoffer 2]
  • tewerkgesteld als prostituee en/of een (vervolgens) afspraken gemaakt en/of laten maken met eenof meer (potentiële) klanten en/of klanten geregeld, en/of
  • ( pikante) foto('s) gemaakt en/of laten maken en/of (vervolgens) advertentie(s) gemaakt/vervaardigden/of laten maken/vervaardigen en/of geplaatst en/of laten plaatsen op internetsite(s), zoals " [internetsite] ", waarin zij (onder de naam " [naam] en/of [naam] ") werd aangeboden als prostituee, en/of
  • ( geheel of gedeeltelijk) het beheer van die advertenties gedaan, en/of
  • de telefoon opgenomen voor die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) afspraken gemaakt voor die[slachtoffer 2] met (potentiële) klanten voor prostitutie, en/of aan die [slachtoffer 2] (een) telefoon(s) ter beschikking gesteld om zelf contact te hebben met klanten voor prostitutie, en/of
  • een (werk)kamer/plek voor haar/die [slachtoffer 2] geregeld en/of laten regelen en/of aan haar/ die[slachtoffer 2] ter beschikking gesteld, en/of
  • vervoerd en/of laten vervoeren naar en/of van een (werk)adres/plek en/of (een) klant(en), en/of
  • ondergebracht en/of laten verblijven in (een) woning(en) (aan de [adres] en/of de [adres] ) te[plaats] en/of (aan de [adres] ) te [plaats] en/of (aan [adres] ) te [plaats] en/of
  • zorg gedragen en/of laten dragen voor controle op en/of begeleiding van en/of toezicht op deprostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten en/of afspraken over de uitbetaling van haar verdiensten (daaruit), en/of
  • ( een gedeelte van) de verdiensten of opbrengsten uit haar prostitutiewerkzaamheden laten afstaanen/of geïncasseerd (op basis van een 60%-40% regeling en/of een 50%-50% regeling), en/of
  • een bankrekening op naam van haar/die [slachtoffer 2] heeft geopend en/of laten openen en/of geldheeft gestort op de rekening van die [slachtoffer 2] ,
terwijl die [slachtoffer 2] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste en/of onbekend was in Nederland en/of met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of niet over eigen huisvesting in Nederland beschikte, en/of (aldus) bewerkstelligd dat die [slachtoffer 2] van hem/hen afhankelijk was;
EN
(van/voor) die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of die verder onbekend gebleven perso(o)n(en)
  • tewerkgesteld als prostituee en/of een (vervolgens) afspraken gemaakt en/of laten maken met eenof meer (potentiële) klanten en/of klant(en) geregeld, en/of
  • ( pikante) foto('s) gemaakt en/of laten maken en/of (vervolgens) advertentie(s) gemaakt/vervaardigden/of laten maken/vervaardigen en/of geplaatst en/of laten plaatsen op internetsite(s), zoals " [internetsite] ", waarin zij werd(en) aangeboden als prostituee, en/of
  • ( geheel of gedeeltelijk) het beheer van die advertenties gedaan, en/of
  • de telefoon opgenomen voor die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of dieverder onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of (vervolgens) afspraken gemaakt voor die [slachtoffer
3] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of die verder onbekend gebleven perso(o)n(en) met (potentiële) klanten voor prostitutie, en/of
  • een (werk)kamer/plek voor die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of dieverder onbekend gebleven perso(o)n(en) geregeld en/of laten regelen en/of ter beschikking gesteld, en/of
  • vervoerd en/of laten vervoeren naar en/of van een (werk)adres/plek en/of naar (een) klant(en),en/of
  • ondergebracht en/of laten verblijven in (een) woning(en) (aan de [adres] en/of de [adres] ) te[plaats] en/of (aan de [adres] ) te [plaats] en/of (aan [adres] ) te [plaats] , en/of
  • zorg gedragen en/of laten dragen voor controle op en/of begeleiding van en/of toezicht op deprostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten en/of afspraken over de uitbetaling van haar verdiensten (daaruit), en/of
  • ( een gedeelte van) de verdiensten of opbrengsten uit hun/haar prostitutiewerkzaamheden latenafstaan en/of geïncasseerd (op basis van een 60%-40% regeling en/of een 50%-50% regeling),
terwijl die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of die verder onbekend gebleven
perso(o)n(en)de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste(n) en/of onbekend was/waren in Nederland en/of met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of (bijna) niemand in Nederland kende(n) en/of niet over eigen huisvesting in Nederland beschikte(n), en/of (aldus) bewerkstelligd dat die [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of die verder onbekend gebleven perso(o)n(en) van hem/hen afhankelijk was/waren, en/of
C) een ander of anderen te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of die verder onbekend gebleven perso(o)n(en), (telkens) heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of die verder onbekend gebleven perso(o)n(en) in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling (sub 3°),
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of die verder onbekend gebleven perso(o)n(en) gevraagd of zij andere vrouwen kennen die in de prostitue willen werken voor verdachte en/of zijn mededader(s) en/of die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of die verder onbekend gebleven perso(o)n(en) vanuit [land] en/of [land] en/of [land] en/of [land] en/of [land] , althans uit het buitenland, naar Nederland laten komen om daar prostitutiewerkzaamheden te verrichten en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of die verder onbekend gebleven perso(o)n(en) naar het buitenland ( [land] ) vervoerd/gebracht om prostitutiewerkzaamheden te verrichten,
terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of die verder onbekend gebleven perso(o)n(en) de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak(en)/beheerste(n) en/of onbekend was/waren in Nederland en/of (bijna) niemand in Nederland kende(n) en/of niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederland beschikte(n) en/of illegaal in Nederland verbleef/verbleven en/of/aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of die verder onbekend gebleven perso(o)n(en) van hem/hun afhankelijk was/waren;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 9 november 2021 te [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een voorwerp(en), te weten een hoeveelheid geld (€ 42.795 en/of € 2.355) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 9 november 2021, te [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een voorwerp(en), te weten een hoeveelheid geld (€ 42.795 en/of € 2.355), althans een of meer voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf.
Bijlage 2 Beslaglijst
1. Hoge Raad 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099 2 Kamerstukken II 2003/04, 29 291, nr. 3, p.19.
3 Hoge Raad 17 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:857