ECLI:NL:RBNNE:2023:4595

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
22/1336
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een waterwetvergunning voor de aanleg van een vaarwegverbinding en de gevolgen voor waterstaatsbelangen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 7 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het verlenen van een waterwetvergunning voor de aanleg van een vaarwegverbinding beoordeeld. De vergunning, verleend door het waterschap Noorderzijlvest, betreft de aanleg van een vaarwegverbinding vanaf diverse woningen naar het Paterswoldsemeer. Eiseres, thans vertegenwoordigd door haar rechtsopvolger, betwist de vergunning op basis van vrees voor vernatting van haar perceel en mogelijke negatieve effecten op de waterkwaliteit.

De rechtbank stelt vast dat er geen deskundig tegenrapport is ingediend en dat de rapporten van Arcadis Nederland B.V. en Aquaflux, die de effecten van de vaarwegverbinding op de waterkwaliteit en vernatting hebben beoordeeld, geen aanleiding geven om aan de conclusies van het waterschap te twijfelen. De rechtbank concludeert dat de watervergunning terecht is verleend, omdat er geen waterstaatkundige bezwaren zijn geconstateerd. Eiseres heeft geen procesbelang meer, aangezien haar rechtsopvolger de procedure heeft overgenomen.

De rechtbank wijst erop dat de aangevoerde gronden van eiseres, waaronder de gevolgen voor de gezondheid en de aanwezigheid van explosieven, niet relevant zijn voor de beoordeling van de watervergunning. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de watervergunning in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/1336

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2023 in de zaak tussen

[naam], thans haar rechtsopvolger [rechtsopvolger] , uit [plaats] , eiseres
en

het Dagelijks Bestuur van het waterschap Noorderzijlvest, het waterschap

(gemachtigde: mr. C. Meinders).
Als derde-partij neemt namens de vergunninghouders aan de zaak deel: [derde-partij] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het verlenen van een vergunning op grond van de Waterwet voor de aanleg van een vaarwegverbinding en de daarbij behorende nevenvoorzieningen, vanaf diverse woningen aan de [adres] naar het Paterswoldsemeer (de watervergunning).
1.1.
Met het primaire besluit van 16 april 2021 heeft het waterschap de watervergunning verleend. Met het bestreden besluit van 22 februari 2022 is het waterschap bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het waterschap heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens eiseres: [naam] en [naam] , bestuurder van [rechtsopvolger] . Namens het waterschap hebben de gemachtigde en R.J. Rittersma deelgenomen. Namens derde-partij heeft [derde-partij] deelgenomen.
1.4.
Na de zitting heeft eiseres nog stukken ingediend naar aanleiding van vragen van de rechtbank. Met partijen is op zitting besproken dat geen nadere zitting zal plaatsvinden. De rechtbank heeft op 11 oktober 2023 het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de watervergunning. Zij doet dat aan de hand van de dossierstukken en de standpunten van partijen.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
4. Het waterschap heeft op 16 april 2021 de watervergunning onder voorschriften verleend voor het verrichten van activiteiten in een watersysteem, te weten het realiseren van een vaarwegverbinding naar het Paterswoldsemeer. De vergunning is verleend aan de bewoners van [adres] en houdt in
  • het graven van een nieuwe watergang die verbonden wordt met andere oppervlaktewaterlichamen;
  • het verbreden en herprofileren van bestaande watergangen;
  • het verwijderen van duikers;
  • het wijzigen van het feitelijk voorkomen waterpeil in watergangen;
  • het plaatsen en hebben van beschoeiing;
  • het aanbrengen en hebben van een duiker;
  • het verwijderen van een houten noodbruggetje;
  • en het plaatsen en hebben van een dam zonder duiker;
nabij [adres] in [plaats].
Hiertegen heeft [naam] , destijds eigenaresse van [adres] , bezwaar gemaakt. Het waterschap heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbendheid
5. Het waterschap heeft op zitting de vraag opgeworpen of [naam] (en thans haar rechtsopvolger) belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is in deze zaak. Bij de voorbereiding van het bestreden besluit heeft het waterschap [naam] nog als belanghebbende aangemerkt. Dat was naar het oordeel van de rechtbank ook terecht. [naam] was destijds nog eigenaresse van de recreatiewoning die zich op korte afstand van het vergunde project betreft en had daarmee naar het oordeel van de rechtbank een rechtstreeks bij de watervergunning betrokken belang. Dat was op het moment van indienen van het beroepschrift ook nog het geval. Onder 6. licht de rechtbank toe dat inmiddels de rechtsopvolger van [naam] de positie van eiseres heeft overgenomen. Ook zij is als nieuwe eigenaresse van de recreatiewoning als belanghebbende aan te merken.
Procesbelang
6. Derde-partij heeft erop gewezen dat de rechtbank het beroep van [naam] in twee zaken over de omgevingsvergunningen die zijn verleend voor het realiseren van de vaarwegverbinding en het oprichten van een ophaalbrug niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat zij geen procesbelang meer had. [1] Derde-partij stelt dat [naam] ook in deze zaak geen procesbelang meer heeft.
6.1.
De rechtbank heeft in de door derde-partij genoemde uitspraak vastgesteld dat [naam] het eigendom van de betreffende recreatiewoning op 29 december 2022 heeft overgedragen aan [rechtsopvolger] en dat [naam] geen procesbelang meer had. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze procedure over de watervergunning anders te oordelen over het procesbelang van [naam] . Echter, anders dan in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van 13 april 2023, heeft de rechtsopvolger van [naam] zich in deze beroepsprocedure gemeld. Uit de voorafgaand aan de zitting overgelegde lastgeving en uit de verklaring op zitting van een van de (bevoegde) bestuurders van [rechtsopvolger] volgt dat zij als rechtsopvolger onder bijzondere titel de beroepsprocedure over de watervergunning wenst over te nemen en dat [naam] namens haar in deze procedure als gemachtigde mag optreden. De rechtbank is van oordeel dat het belang bij deze procedure in dit geval in zijn geheel is overgegaan naar de rechtsopvolger en dat de procedure daarom op naam van de rechtsopvolger kan worden voortgezet. [2] Dat de mededeling door de rechtsopvolger pas in een laat stadium van de procedure gedaan, maakt dat niet anders. De rechtbank zal het beroep daarom inhoudelijk behandelen.
Toetsingskader watervergunning
7. De rechtbank stelt vast dat voor de door derde-partij aangevraagde werkzaamheden een watervergunning nodig is op grond van hoofdstuk 6 van de Waterwet in samenhang met artikel 3.1.2 van de Keur waterschap Noorderzijlvest 2009. De rechtbank overweegt dat het waterschap bij ontvangst van een aanvraag voor een vergunning, moet beoordelen of zich één of meer van de weigeringsgronden uit artikel 6.21 van de Waterwet voordoen. Uit artikel 6.21, in samenhang met artikel 2.1 en 6.11 van de Waterwet, volgt dat de bij de besluitvorming te verrichten belangenafweging slechts betrekking heeft op waterstaatkundige belangen. Het waterschap heeft daarbij geen ruimte om andere dan waterstaatkundige belangen te betrekken. Indien er geen waterstaatkundige bezwaren zijn, is het waterschap gehouden de watervergunning te verlenen.
Vernatting
8. Eiseres voert aan dat door de aanleg van de vaarwegverbinding sprake zal zijn van een toename van vernatting van haar perceel. Het feit dat een groot gemaal vlak achter haar perceel wordt gerealiseerd, doet eiseres vermoeden dat er een kans is op vernatting.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat bij de voorbereiding van de bestreden besluitvorming de gevolgen van het graven van de vaarwegverbinding voor de percelen in de directe omgeving zijn beoordeeld. In de planvorming voor de ecologische verbindingszone Meerweg en Hoornsedijk, is door Arcadis Nederland B.V. een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd naar de effecten van die ecologische verbindingszone. Daarin zijn ook de gevolgen van de realisatie van de vaarwegverbinding beoordeeld. Bij de aanvraag om watervergunning is bovendien een rapport van Aquaflux gevoegd over de compenserende maatregelen voor de hydrologische effecten van het plan van om de verbinding te realiseren. In beide rapporten wordt geconcludeerd dat op het perceel van eiseres geen sprake is van vernatting als gevolg van uitvoering van deze watervergunning. De rechtbank ziet in de niet nader onderbouwde vrees van eiseres voor vernatting van haar perceel geen aanknopingspunten voor twijfel aan de bevindingen van Arcadis Nederland B.V. en Aquaflux. Gelet hierop is onvoldoende aangevoerd om te oordelen dat het waterschap de deskundigenrapporten niet ten grondslag heeft mogen leggen aan de bestreden besluitvorming.
Waterkwaliteit
9. Eiseres stelt dat door het aanleggen van de vaarwegverbinding de waterkwaliteit wordt aangetast en dat dit zal leiden tot gezondheidsrisico’s voor mens en dier. Op zitting heeft eiseres toegelicht dat het haar gaat om het ontstaan van blauwalg.
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de tekst van artikel 6.21 van de Waterwet, noch uit andere bepalingen van de Waterwet en het Waterbesluit, vloeit voort dat uitsluitend een watervergunning kan worden verleend voor activiteiten die noodzakelijk zijn voor het bereiken van doelstellingen als bedoeld in artikel 2.1 van de Waterwet. Slechts voor zover verlening van watervergunning niet met die doelstellingen verenigbaar is, noopt artikel 6.21 van de Waterwet tot weigering van die watervergunning. Het waterschap voert aan dat het concrete maatregelen neemt die nodig zijn om de oorzaak van het ontstaan van blauwalg in het Paterswoldsemeer, weg te nemen (te weten een te hoog nutriëntengehalte van het oppervlaktewater). Het waterschap geeft aan dat het graven van de vaarverbinding geen invloed heeft op het nutriëntengehalte van het oppervlaktewater in het watersysteem en dat de nieuwevaarverbinding de waterkwaliteit in ieder geval niet in negatieve zin beïnvloedt. Hetgeen eiseres daartegen heeft ingebracht, geeft de rechtbank geen aanknopingspunt om hieraan te twijfelen.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
10. Eiseres stelt dat het bestreden besluit in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is voorbereid. Uit het procesdossier en wat eiseres stelt, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het waterschap het bestreden besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid en de relevante belangen daarbij niet heeft betrokken. Eiseres concretiseert niet welke andere algemene beginselen van behoorlijk bestuur volgens haar nog meer zijn geschonden. Deze beroepsgrond kan daarom niet slagen.
Overige beroepsgronden
11. Voor zover eiseres haar gronden zien op de gevolgen van de vaarwegverbinding voor de gezondheid en de mogelijke aanwezigheid van explosieven, zijn dit argumenten van niet-waterstaatkundige aard die niet kunnen leiden tot de weigering van de aangevraagde watervergunning. Deze beroepsgronden kunnen daarom niet slagen.
12. De in beroep aangevoerde punten over het storten van vervuilde grond, de EHS, de aanleg van de rioolbuizen, de gevolgen van de komst van de brug voor de bereikbaarheid van hulpdiensten en de mogelijkheden om het perceel recreatief te gebruiken en de verbinding met de Drentsche Aa vallen buiten de omvang van dit geding over de watervergunning voor de aanleg van de vaarwegverbinding. Die onderwerpen worden gereguleerd door andere (verleende) toestemmingen, vergunningen of rechtstreeks werkende bepalingen. Ook deze beroepsgronden kunnen niet slagen.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het waterschap de gevraagde vergunning terecht heeft verleend en dat de watervergunning in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hardenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. S. G. Steenbergen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rechtbank Noord-Nederland, 13 april 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:1527.
2.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 14 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1505