ECLI:NL:RBNNE:2023:1527

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
LEE 21-1920 en 22-1427
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor vaarverbinding en ophaalbrug in Groningen met betrekking tot belangen van eiseres en B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil over omgevingsvergunningen voor het aanleggen van een vaarverbinding en het oprichten van een ophaalbrug in Groningen. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D. Quakernaat, had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, dat de vergunningen had verleend aan de vergunninghouder. De rechtbank heeft de zaken onder de procedurenummers LEE 21/1920 en LEE 22/1427 gelijktijdig behandeld. Eiseres stelde dat zij nog steeds procesbelang had, ondanks de overdracht van haar recreatiewoning aan een besloten vennootschap, [naam] B.V. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres geen procesbelang meer had, omdat haar belangen parallel liepen met die van de B.V. en zij geen schade had aangetoond als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming. De rechtbank verklaarde de beroepen van eiseres niet-ontvankelijk en wees op de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
locatie Groningen
zaaknummers: LEE 21/1920 en 22/1427
uitspraak van de enkelvoudige kamer van de rechtbank van 13 april 2023 in de zaken tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. D. Quakernaat),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, verweerder,
(gemachtigde: mr. J.P. Ketelaar).
Als
derde-partijheeft aan het geding deelgenomen: [belanghebbende] te [plaats], vergunninghouder,
(gemachtigde: mr. R.S. Wertheim).

Procesverloop

Inzake LEE 21/1920
Bij besluit van 26 november 2019 (het primaire besluit I) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor het aanleggen van een vaarverbinding met bijbehorend pad tussen het Paterwoldsemeer en de woningen, gelegen aan de [adres] te [plaats].
Bij besluit van 19 mei 2021 (het bestreden besluit I) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit I van 26 november 2019 onder een aanvullende motivering gehandhaafd.
Tegen het bestreden besluit I heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Dit beroep is geregistreerd onder het procedurenummer LEE 21/1920.
Tevens heeft eiseres de voorzieningenrechter bij brief van 19 oktober 2022 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek om voorlopige voorziening is geregistreerd onder het procedurenummer LEE 22/3347. Bij uitspraak van 16 november 2022 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Inzake LEE 22/1427
Bij besluit van 21 juli 2021 (het primaire besluit II) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning ingevolge de Wabo verleend voor het oprichten van een ophaalbrug op de locatie, [adres] te [plaats] in verband met een aan te leggen vaarverbinding naar het Paterswoldsemeer vanaf een aantal woningen aan de [adres] in [plaats].
Bij besluit van 7 maart 2022 (het bestreden besluit II) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en de bij het primaire besluit II verleende omgevingsvergunning gewijzigd, in die zin dat de omgevingsvergunning is verleend in afwijking van het bestemmingsplan “Ecologische Hoofdstructuur en recreatieterrein zuidoostzijde Paterswoldsemeer”.
Tegen het bestreden besluit II heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Dit beroep is geregistreerd onder het procedurenummer LEE 22/1427.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaken zijn gelijktijdig behandeld op de zitting van 7 maart 2023. Tijdens deze zitting zijn tevens de zaken met de procedurenummers LEE 21/2044 en 22/1347. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. R.R. Top-van Houdt en J. Hortensius. Vergunninghouder is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Voor het doen van uitspraak zijn de zaken met de procedurenummers LEE 21/1920 en 22/1427 gesplitst van de zaken met de procedurenummers LEE 21/2044 en 22/1427.

Feiten en omstandigheden

1. Bij haar oordeelsvorming betrekt de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden.
Inleiding
1.1.
In 2018 is door de raad van de voormalige gemeente Haren een voorbereidingsbesluit vastgesteld om het beoogde recreatieterrein achter de bestaande recreatiewoningen aan de zuid-oostzijde van het Paterswoldsemeer toe te voegen aan het bestemmingsplan EHS. In dit voorbereidingsbesluit is ook vastgelegd dat aan enkele bewoners van de Meerweg destijds is toegezegd dat de door hen gewenste vaarverbinding zou worden gefaciliteerd. Voorafgaand aan dit voorbereidingsbesluit hebben diverse procesafspraken plaatsgevonden op het gemeentehuis met de afdeling ontwikkeling, bewoners van de Meerweg en leden van recreatiewoningen “Ol Veen” en het Meerschap Paterswolde. Deze vaarverbinding is vervolgens in nauw overleg met de provincie Groningen tot stand gekomen, gelet op het aanwezige Natuurnetwerk Nederland-gebied (hierna: het NNN-gebied).
Tevens is overleg gevoerd met Numan, woonachtig aan Meerweg 205, die in het bezit is van een vergunning voor een alternatieve vaarverbinding van zijn perceel aan de Meerweg naar het Paterswoldsemeer. Dit overleg (met als doel om te komen tot een gemeenschappelijke vaarverbinding) heeft echter niet tot een gewenst resultaat geleid zodat een besluit moest worden genomen omtrent het verlenen van de vergunning voor de gevraagde vaarverbinding.
1.3.
Vergunninghouder heeft op 9 juni 2020 een aanvraag om omgevingsvergunning (eerste fase) bij verweerder ingediend voor het aanleggen van een vaarverbinding met bijbehorend pad tussen het Paterwoldsemeer en de woningen, gelegen aan de [adres] te [plaats]. Deze aanvraag om omgevingsvergunning heeft betrekking op de navolgende activiteit:
- het uitvoeren van een werk of werkzaamheden.
1.4.
Bij primair besluit I van 26 november 2019 heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning ingevolge de Wabo verleend voor het aanleggen van een vaarverbinding met bijbehorend pad tussen het Paterwoldsemeer en de woningen, gelegen aan de Meerweg 201 - 203c te [plaats].
1.5.
De commissie heeft verweerder bij brief van 22 april 2021 geadviseerd om de bezwaren van eiseres ongegrond te verklaren en het primaire besluit I van 26 november 2020 onder een aanvullende motivering te handhaven.
1.6.
Onder overneming van het advies van de commissie heeft verweerder met het bestreden besluit I de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit I van 26 november 2020 onder een aanvullende motivering gehandhaafd.
1.7.
Vergunninghouder heeft op 21 december 2020 een aanvraag om omgevingsvergunning bij verweerder ingediend voor het oprichten van een ophaalbrug op de locatie, [adres] te [plaats] in verband met een aan te leggen vaarverbinding naar het Paterswoldsemeer vanaf een aantal woningen aan de Meerweg in [plaats].
1.8.
Bij primair besluit II van 21 juli 2021 heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning ingevolge de Wabo verleend voor het oprichten van een ophaalbrug op de locatie, [adres] te [plaats] in verband met een aan te leggen vaarverbinding naar het Paterswoldsemeer vanaf een aantal woningen aan de [adres] in [plaats].
1.9.
De commissie heeft verweerder bij brief van 15 februari 2022 geadviseerd om de bezwaren van eiseres ongegrond te verklaren en het primaire besluit II gewijzigd in stand te laten onder aanvulling van de motivering en het opnemen van voorschriften. Verder heeft de commissie in voormelde brief aan verweerder geadviseerd om de omgevingsvergunning te verlenen onder afwijking van het bestemmingsplan “Ecologische Hoofdstructuur en recreatieterrein zuidoostzijde Paterswoldsemeer”.
1.10.
Onder overneming van het advies van de commissie heeft verweerder met het bestreden besluit II de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en de bij het primaire besluit II verleende omgevingsvergunning gewijzigd, in die zin dat de omgevingsvergunning is verleend in afwijking van het bestemmingsplan “Ecologische Hoofdstructuur en recreatieterrein zuidoostzijde Paterswoldsemeer” met toepassing van artikel 4, derde lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Toepasselijke regelgeving

2. De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Overwegingen

Het geschil
3. Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht en op juiste gronden een omgevingsvergunning heeft verleend voor het aanleggen van een vaarverbinding met bijbehorend pad tussen het Paterwoldsemeer en de woningen, gelegen aan de [adres] te [plaats] Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
Procesbelang
4. Verweerder en derde-belanghebbende betogen dat eiseres geen procesbelang meer heeft, nadat zij haar recreatiewoning heeft verkocht aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam] B.V. (hierna: [naam] B.V.). In dit verband wijzen verweerder en derde-belanghebbende erop dat het belang van eiseres bij de ingestelde beroepen was verbonden aan haar hoedanigheid als eigenaar van de betreffende recreatiewoning.
4.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij nog steeds procesbelang heeft. In dit verband wijst eiseres erop dat zij het eigendom van de betreffende recreatiewoning aan [naam] B.V. is overgedragen vanwege belastingtechnische voordelen. Verder wijst eiseres erop dat [naam] B.V. een besloten vennootschap betreft waar zij en haar kinderen deel van uitmaken. Daarbij komt dat eiseres een speciaal aandeel heeft in de besloten vennootschap, te weten een letteraandeel. Dit aandeel geeft eiseres recht op een som geld en de terugbetaling van de door haar ingebrachte bedragen. Gelet daarop is eiseres van mening dat haar belangen zodanig zijn verweven met de belangen van Stenen en Genen B.V. dat deze met de belangen van [naam] B.V. dienen te worden vereenzelvigd.
4.32.1.
Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) eerder heeft overwogen (in de uitspraken van 19 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1927 en 28 februari 2007, ECLI:NL:RVS:2007:AZ9541), kan procesbelang bestaan indien de betrokkene stelt schade te hebben geleden ten gevolge van de bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat de gestelde schade daadwerkelijk als gevolg van deze bestuurlijke besluitvorming is geleden.
4.2.2.
De rechtbank stelt vast dat eiseres het eigendom van de betreffende recreatiewoning op 29 december 2022 heeft overgedragen aan [naam] B.V. Hieruit volgt dat [naam] B.V. vanaf dat moment als rechtsopvolger van eiseres heeft te gelden. Verder wordt vastgesteld dat eiseres vanaf dat moment aandeelhouder is en dat zij de betreffende recreatiewoning vanaf januari 2023 huurt van [naam] B.V. Gelet hierop lopen de belangen van eiseres parallel met de belangen van [naam] B.V. als eigenaresse van de betreffende recreatiewoning. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting nader toegelicht dat er aan de zijde van eiseres geen sprake is van andere, tegengestelde belangen dan die van [naam] B.V. Onder die omstandigheden en gelet op het feit dat eiseres ook niet tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat schade is geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming, is de rechtbank van oordeel dat aan het beroep van eiseres tegen de nu voorliggende bestreden besluiten het procesbelang is komen te ontvallen. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank geen belang (meer) bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroepen tegen de bestreden besluiten.
Conclusie
5. Gelet op de voorgaande overwegingen zijn de beroepen van eiseres niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling, als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen van eiseres niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van mr. H.L.A. van Kats als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2013.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen de uitspraak op het beroep kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Afschrift verzonden op:

Bijlage

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan of beheersverordening, (…) is bepaald.
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan of beheersverordening.
Artikel 2.10
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
(…)
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening (…)
(…)
2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
(…)
2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen (…).
Artikel 3.3
1. Indien de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of b, houdt het bevoegd gezag, in afwijking van artikel 3.9, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0005537&artikel=3:18&g=2023-02-15&z=2023-02-15), de beslissing aan, indien er geen grond is de vergunning te weigeren maar voor het gebied waarin de activiteit zal worden verricht vóór de dag van ontvangst van de aanvraag:
(…)
b. een bestemmingsplan in ontwerp ter inzage is gelegd.
(…)
3. In afwijking van het eerste lid, eerste volzin, kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verlenen, indien de activiteit niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan.
Besluit omgevingsrecht
Bijlage II
Artikel 4
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
3. een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. niet hoger dan 10 m, en
b. de oppervlakte niet meer dan 50 m².
Beheersverordening “Paterswoldsemeer”
Artikel 1nn Landschappelijke waarden
In de regels van de beheersverordening wordt onder landschappelijke waarden verstaan: de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.
Artikel 5 Agrarisch met waarden
1. De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
b. het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden van de gronden. Deze gronden kenmerken zich met name vanwege de openheid in de richting van het meer en de aanwezigheid van weidevogels. In vochtige weilanden komt pitrus en in de sloten onder meer kranswieren en fonteinkruiden voor. De oeverzones, die voorzien zijn van riet, wilgenbosjes en/of
andere oevervegetatie, bieden broedgelegenheid voor water- en moerasvogels, zoals fuut, meerkoet en kleine karekiet;
c. waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder kaden en dijken mede zijn begrepen;
met daaraan ondergeschikt:
d. recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
e. voet-, fiets- en ruiterpaden;
f. openbare nutsvoorzieningen;
g. water.
(…)
5.a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1. het graven, verdiepen, uitbaggeren, dempen of verbreden van sloten, vaarten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
2. - 4. (…);
5. het aanbrengen of aanleggen van oppervlakteverhardingen, paden en/of parkeervoorzieningen.
5.c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:
1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en de natuurlijke waarden;
2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding van het gebied en de omliggende percelen, c.q. de gebruiksmogelijkheden daarvan.
Artikel 12 Recreatie - Dagrecreatie
1. De voor Recreatie – Dagrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. dag- en watersportrecreatie;
met daaraan ondergeschikte:
b. - f. (…);
g. wegen en paden;
h. parkeervoorzieningen;
i. groenvoorzieningen;
j. - m. (…);
n. water.
Het bestemmingsplan “EHS en recreatieterrein zuidoostzijde Paterswoldsemeer”
Artikel 1aa Recreatief medegebruik
In de planregels van het bestemmingsplan wordt onder recreatief medegebruik verstaan: die vormen van recreatie die plaats hebben in een gebied met een niet-recreatieve hoofdfunctie waarbij het recreatieve medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofgebruik van de bestemming.
Artikel 3 Natuur
1. De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden, in het bijzonder gericht op ontwikkeling en instandhouding van een robuuste ecologische verbindingszone (EHS);
b. waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder kaden en dijken mede zijn begrepen;
met daaraan ondergeschikt:
c. recreatief medegebruik en extensief agrarisch medegebruik.
(…)
4.a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:
1. het egaliseren en ophogen van gronden anders dan ten behoeve van de ontwikkeling van natuur of in verband met de waterhuishouding.
(…)
4.c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:
1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke en de geomorfologische waarden;
2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding van het gebied en de omliggende percelen, c.q. de gebruiksmogelijkheden daarvan.
Het ontwerpbestemmingsplan “Veegplan 2019”
Artikel 9 Verblijfsrecreatie uit te werken
De bestemming Verblijfsrecreatie-uit te werken wordt gewijzigd in de bestemming Natuur zoals aangegeven op de verbeelding. Deze bestemming Natuur blijft ongewijzigd.