Uitspraak
[naam] Advocaten
1.De procedure
2.De feiten in conventie en reconventie
) bij [gedaagde] (werkgever, kantonrechter
) fiscaal bezien in loondienst werkzaam is en wel sedert 1 december 1989 en dat [gedaagde] en [eiser] sedertdien hun onderlinge zakelijke verhouding ook in alle opzichten benaderen en ervaren als dat [eiser] bij [gedaagde] in loondienst is;
4 februari 2015 aangegeven dat hij het brutosalaris van werknemer in 2001 als uitgangspunt heeft genomen, dat dit toen (omgerekend) € 5.352,34 bedroeg en dat de nabetaling over 1999 tot en met 2014 uitgaande van een gemiddelde indexatie van 1,5% per jaar dan uitkomt op € 18.658,00 bruto.
- alsnog al het openstaande salaris;
- 15% over voornoemde post (is € 12.011,17) (…)
- 1% wettelijke rente;
- BGK;
- Kantoorkosten.
11 september 2022.
juni 2022 van werkgever ontvangen. De (daarna aangepaste) vordering van werknemer is door de kantonrechter bij vonnis van 22 juli 2022 als volgt, voor zover van belang, toegewezen:
3.De vorderingen en het verweer in conventie
(€ 88.056,62 + € 48.992,75 + € 83.239,66), althans een zodanig nettobedrag als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren, onder aftrek van het op
26 februari 2023 betaalde nettobedrag van € 20.000,00 aan achterstallig loon;
€ 2.095,85, althans een zodanig bedrag als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren;
4.De vorderingen en het verweer in reconventie
primair:voor recht zal verklaren dat de al dan niet overeengekomen indexering van het salaris van werknemer eenzijdig wordt gewijzigd, in die zin dat werkgever de indexering niet hoeft te voldoen op grond van onvoorziene omstandigheden;
voorwaardelijk, te weten voor het geval dat in conventie ten laste van werkgever enig bedrag wordt toegewezen:te verklaren voor recht dat het toegewezen bedrag in reconventie ten laste van werknemer wordt verrekend/gecompenseerd met het ten laste van werkgever in conventie toegewezen bedrag.
5.De beoordeling
'vanaf aanvang 1999 alsnog per jaar, cumulatief per jaar en geheel tot en met 2014 wordt geïndexeerd aan de inflatie in het betreffende jaar en dus ook het/de daarop volgende ja(r)ar(en).'Dat betekent dat de nabetaling die zag op de jaren tot en met 2014 niet onverschuldigd door werkgever is gedaan. Dat werkgever zich destijds mogelijk met succes op het standpunt had kunnen stellen dat de indexatievordering inmiddels deels was verjaard, maakt dat niet anders. Werkgever heeft dat immers niet gedaan maar de vordering volledig erkend en vervolgens ook aan werknemer voldaan.
in het betreffendejaar en de nabetaling tot en met 2019 ook op die manier door werknemer is berekend en door werkgever is uitbetaald, is de kantonrechter van oordeel dat dit ook in de jaren na 2014 op die manier moet gebeuren. Dat dit betekent dat ieder jaar achteraf nog loon moet worden nabetaald, is geen reden om hierover anders te oordelen. Dergelijke nabetalingen zijn ook niet ongebruikelijk. Dat 'indexering op indexering' plaatsvindt, ligt eveneens in de rede: een loonverhoging wordt immers altijd op het laatst verdiende loon toegepast.
€ 273,32 en nu dat niet is gebeurd, is er door werkgever dubbel uitbetaald dan wel een bedrag onverschuldigd betaald.
€ 273,32 nog andere kantoorkosten één op één werden vergoed aan werknemer niets af doet aan de kwalificatie van het bedrag van € 273,32 netto als vaste onkostenvergoeding.
inhet betreffende jaar (r.o. 5.5 tot en met 5.9), dat vaste onkostenvergoeding ook tot het loon behoort (r.o. 5.12), dat de werknemer het bruto equivalent daarvan juist heeft berekend (r.o. 5.13) en dat tijdens de gehele ziekteperiode 100% van het loon aan werknemer moet worden doorbetaald (r.o. 5.16 tot en met 5.21) en dat dit ook na zijn herstel moet worden voldaan (r.o. 5.22 en 5.23).
€ 4.218,27) aan werknemer uit te betalen, onder aftrek van het netto bedrag van € 20.000,00 dat werkgever op 26 februari 2023 heeft voldaan.
€ 30.000,00 heeft laten weten dat hij € 10.000,00 beschouwde als een betaling voor dwangsommen, zal zij ook op dit punt de berekening van werknemer volgen.
€ 2.315,00 (2,5 punten x € 926,00)
6.De beslissing
31 oktober 2023.