ECLI:NL:RBNNE:2023:4463

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
18-167473-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak zware mishandeling, bewezen poging tot zware mishandeling en bedreiging met een schaar

Op 1 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van zware mishandeling en bedreiging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de zware mishandeling, omdat het letsel van de aangever niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. Echter, de rechtbank oordeelde dat de poging tot zware mishandeling en de bedreiging wel wettig en overtuigend bewezen waren. De verdachte had op 8 juli 2023 in Groningen met een schaar meerdere stekende bewegingen gemaakt in de richting van de aangever, wat de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat er geen sprake was van een noodweersituatie. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de slachtoffers en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.167473.23
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.036205.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 november 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 oktober 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Zeeman, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.
Namens benadeelde partij [slachtoffer 1] is ter terechtzitting tevens verschenen mr. A.Z.L. Stuij, advocaat te Groningen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 8 juli 2023 te Groningen aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een beschadigd spierzakje en/of een open wond (van ongeveer 10 centimeter) in de linker onderarm, heeft toegebracht door deze [slachtoffer 1] (meermaals) met een schaar, althans een puntig voorwerp, te steken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juli 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (meermaals) met een schaar, althans een puntig voorwerp, in de richting van de hals en/of de arm en/of het lichaam van deze [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juli 2023 te Groningen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 1] (meermaals) met een schaar, althans een puntig voorwerp, te steken;
2
hij op of omstreeks 8 juli 2023 te Groningen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
  • (meermaals) tegen deze [slachtoffer 2] te zeggen: 'Ik maak je dood' en/of
  • (meermaals) een schaar, althans een puntig voorwerp, te tonen en/of (vervolgens) hiermee in derichting van bovengenoemde [slachtoffer 2] te zwaaien en/of te steken;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde aangevoerd dat het letsel strafrechtelijk niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de beschikbare medische informatie onvoldoende is om te kunnen spreken van een poging tot zware mishandeling. Het letsel is toegebracht op een plek waar geen vitale organen zijn. Daarbij is de verklaring van verdachte van belang voor de beoordeling van het opzet. Verdachte heeft verklaard dat aangever [slachtoffer 1] hem bij zijn keel vasthad en verdachte heeft aangever vervolgens in zijn arm gestoken zodat hij los kon komen. Dat heeft aangever [slachtoffer 1] ook verklaard. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte opzet, dan wel voorwaardelijk opzet heeft gehad op gerichte steekbewegingen naar de hals. Alleen aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte steekbewegingen heeft gemaakt in de richting van zijn hals. Er is dan ook geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte opzet had op een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van de onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit in verband met het – hierna te bespreken – beroep op noodweer subsidiair noodweerexces.
Ten aanzien van feit 2
Verdachte ontkent aangever [slachtoffer 2] te hebben bedreigd. De raadsman heeft aangevoerd dat aangever [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] een duidelijk belang hebben, gezien het conflict waar zij in zijn geraakt met verdachte. Een verklaring van een onafhankelijke getuige ontbreekt. Als verdachte al bedreigende bewoordingen heeft gebruikt, dan zijn deze voortgekomen uit angst en stress veroorzaakt door het optreden van aangevers. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte nooit enig opzet heeft gehad op de bedreiging. Gelet op de context van wat er zich heeft afgespeeld, kan het opzet dan ook niet worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde is vereist dat aangever [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Volgens vaste jurisprudentie van
de Hoge Raad (vgl. ECLI:NL:HR:2018:1051) kunnen als algemene uitgangspunten voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel, in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De rechtbank stelt vast dat uit de beschikbare medische gegevens, te weten een steekverwonding in de linker onderarm waarbij de wond werd gesloten met 8 hechtingen en de geschatte duur van genezing vier tot zes weken bedraagt, niet valt te concluderen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Dit betekent dat de rechtbank - evenals de officier van justitie en de raadsman - het letsel van aangever [slachtoffer 1] niet als zwaar lichamelijk letsel kwalificeert.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 18 oktober 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was op 8 juli 2023 op het hoofdstation in Groningen. Ik heb aangever [slachtoffer 1] met een schaar in zijn hand geprikt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 juli 2023, opgenomenop pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023181876 d.d. 20 juli 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 7 juli 2023 ben ik om 23:00 uur begonnen met mijn werk als toezichthouder op het stadsbalkon op het hoofdstation van Groningen. Ik had deze avond een collega, de naam van deze collega was [slachtoffer 2] . Omstreeks 01:17 uur zie ik steeds iemand bij de fietsen wegduiken. Ik heb hem aangesproken met de mededeling dat hij van andermans spullen af moest blijven. Ik zag en hoorde dat hij daar nogal agressief op reageerde. Ik hoorde hem zeggen tegen mij: “Ik maak je dood!" Ik heb direct 112 gebeld. Ik ben toen weggelopen. Ik had het gevoel dat er toen iemand achter mij aan liep. Ik heb me toen omgedraaid en zag dat diezelfde man toen direct een stekende beweging maakte met een schaar. Ik zag dat hij op dat moment een huis/keukenschaar van ongeveer 20 centimeter in zijn rechterhand had. Deze heb ik nog af kunnen weren. Door met mijn linkerarm hem weg te duwen. Hij stond toen op dat moment binnen een meter afstand van mij. Ik zag dat hij nogmaals een stekende beweging maakte in de richting van mijn hals. Deze probeerde ik weer met mijn linkerarm af te weren, maar helaas is dat niet gelukt. Ik voelde op dat moment niet direct dat ik gestoken was. Hij bleef op mij insteken. Ik zag op dat moment dat ik in mijn linkerarm gestoken was. Ik zag een behoorlijke wond, waar net bloed uit spoot. Ik heb toen mijn collega erbij geroepen. Ik zag dat de man ervandoor wilde gaan. De man ging de trap op en mijn collega ging er achteraan. Ik zag dat hij ook een stekende beweging maakte in de richting van mijn collega. Ik hoorde ook dat hij tegen mijn college zei: "Ik maak je dood!".
3. Een geneeskundige verklaring, op 14 juli 2023 opgemaakt en ondertekend door [naam] , huisarts,opgenomen op pagina 12 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
Op 10 juli 2023 is de heer [slachtoffer 1] , geboren op 30 september 1972, onderzocht.

Letselbeschrijving

Wond bovenzijde linker onderarm ongeveer 10 cm.
Spierbuik zichtbaar. Fascie/peesblad niet intact.
De wond werd gesloten in twee lagen onderhuids en de huid met 8 hechtingen.
Er is sprake van gering uitwendig bloedverlies.
Geschatte duur genezing: 4-6 weken.
Conclusie: steekverwonding linker onderarm.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 8 juli 2023,opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 8 juli 2023 was ik werkzaam op het hoofdstation van Groningen. Ik hoorde dat iemand luid mijn naam riep. Ik zag mijn collega [slachtoffer 1] . Ik zag dat er een grote snee in de linker onderarm van mijn collega zat. Ik zag een man bij mijn collega staan. Ik hoorde de man tegen mij zeggen "Ik wil jou vermoorden". Ik zag dat de man met de fiets naar de trap rende die naar boven gaat. Ik rende achter de man aan. Ik zag een schaar op de grond liggen. Ik zag dat de verdachte de schaar oppakte van de grond. Ik stond toen op een afstand van ongeveer twee meter van de man af. Ik hoorde hem opnieuw zeggen dat hij mij zal vermoorden. Ik zag dat hij mij wilde steken met een schaar. Ik zag hem stekende bewegingen maken richting mij.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juli 2023,opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op 13 juli 2023 heb ik verbalisant [naam] , de geluidsopname opgevraagd van het gesprek tussen aangever [slachtoffer 1] en de meldkamer ten tijde van het incident bij het station waarbij aangever [slachtoffer 1] met een schaar werd gestoken.
M = Meldkamer
A = Aangever
V = Verdachte
O = Opmerking verbalisant
M: Groningen, wat is er aan de hand?
A: Je mag even blijven staan, ik heb net iemand betrapt die aan allerlei fietsen zit
A: Op de parking voor het hoofdstation
M: Hij moet blijven staan, ja
A: Je moet nu blijven staan
O: Op de achtergrond is de verdachte voortdurend iets aan het zeggen, onverstaanbaar wat hij zegt.
A: Het loopt hier uit de hand
A: Blijf staan
O: Op de achtergrond is te horen dat de verdachte schreeuwt
A: Hij wordt agressief
A: Hij wil mij slaan (trillende stem),
O: Verdachte schreeuwt iets op de achtergrond (onduidelijk wat hij zegt/schreeuwt)
O: Tumult op de achtergrond
M: Halloo
A: Ik ben met een schaar gestoken
M: Heeft hij jou met een schaar gestoken?
O: Op de achtergrond is verdachte te horen (onduidelijk wat hij zegt)
A: Ik bloed hevig
M: Jij bloedt hevig, hey ik stuur een ambulance naar jou toe hoor, hey waar ben jij op het station?
O: Verdachte schreeuwt op de achtergrond (onduidelijk wat hij zegt)
V: Ik maak je dood man, jij kankerrat (of woorden die er op lijken)
M: Waar ben jij op het station, waar ben jij op station V: Verdachte schreeuwt; ga weg! ga weg!
A: (onverstaanbare woord) hij wil weg
V: Walla ik steek jou dood (schreeuwend)
Bewijsoverwegingen feit 1
Feitelijke toedracht
Op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank met betrekking tot de feitelijke toedracht het volgende vast. Verdachte en aangever [slachtoffer 1] waren beiden op 8 juli 2023 op het hoofdstation in Groningen. [slachtoffer 1] zag, blijkens zijn verklaring, op een gegeven moment iemand bij de fietsen wegduiken en heeft, naar later bleek, verdachte aangesproken die meteen agressief zou hebben gereageerd door te dreigen en verdachte zou daarbij op enig moment een stekende beweging hebben gemaakt en daarbij aangever [slachtoffer 1] in de arm hebben gestoken. Volgens verdachte zou hij juist zijn aangevallen door [slachtoffer 1] en daarbij bij zijn keel gepakt zijn en zich (vervolgens) hebben verweerd tegen deze aanval door [slachtoffer 1] met een schaar in de arm te steken.
Over de aanleiding en toedracht van het steekincident lopen de verklaringen van verdachte en aangever [slachtoffer 1] derhalve uiteen.
Om meerdere redenen acht de rechtbank de door de verdediging aangedragen feitelijke toedracht niet aannemelijk geworden. In de eerste plaats wordt de verklaring van verdachte op geen enkele wijze ondersteund door in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, waar de door aangever omschreven toedracht wel steun vindt in andere bewijsmiddelen. De verklaring van aangever
[slachtoffer 1] wordt ondersteund door het letsel en het gesprek met de meldkamer. Uit het (opgenomen) meldkamergesprek volgt immers dat aangever heeft aangegeven dat hij net iemand heeft betrapt die aan de fietsen zit, dat verdachte agressief wordt en bedreigingen uit, hetgeen uiteindelijk uitmondt in het steken met de schaar. Dit past bij wat aangever in zijn aangifte heeft verklaard. Ook het bij aangever geconstateerde letsel – een diepe snijwond van 10 centimeter lang – past meer bij de lezing van aangever dan bij de lezing van verdachte, nu verdachte naar eigen zeggen aangever ‘zacht’ zou hebben gestoken.
Voorts acht de rechtbank het door verdachte geschetste scenario, dat aangever [slachtoffer 1] hem bij zijn keel vast zou hebben gepakt, niet aannemelijk, nu dat zou betekenen dat aangever [slachtoffer 1] dat gedaan zou moeten hebben terwijl hij met het noodnummer aan het bellen was.
Gelet op vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank de lezing van verdachte niet aannemelijk en ziet de rechtbank geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de toedracht zoals omschreven door aangever. Bij de beoordeling van het tenlastegelegde gaat de rechtbank dan ook uit van de door aangever geschetste feiten en omstandigheden, te weten dat verdachte meermalen een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van het lichaam van aangever, waaronder de hals van aangever. Daarbij is de onderarm van aangever geraakt.
Poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
Naar het oordeel van de rechtbank kan de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend worden bewezen. Het meermaals maken van een stekende beweging in de richting van de hals, arm en het lichaam van aangever [slachtoffer 1] , roept naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans in het leven dat die persoon daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt, in het bijzonder omdat de hals en het bovenlichaam zeer kwetsbare delen van het lichaam zijn. Uiteindelijk is aangever [slachtoffer 1] gestoken in zijn arm, omdat hij een afwerende beweging maakte. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte met enige kracht het letsel moet hebben toegebracht. Dat blijkt in de eerste plaats uit het bij aangever geconstateerde letsel. Er is sprake van een steekverwonding in de linker onderarm van ongeveer 10 cm lang. De wond is gesloten in twee lagen, waarbij acht hechtingen zijn gebruikt. Gelet op de diepte van de steekverwonding moet dit met meer dan enige kracht zijn gebeurd.
Aldus was niet ondenkbaar dat verdachte aangever [slachtoffer 1] op andere plekken, waaronder zijn hals of bovenlichaam zou hebben geraakt, temeer nu verdachte in een ongecontroleerde situatie meerdere stekende bewegingen richting aangever heeft gemaakt. In een dergelijke situatie is er al gauw een risico op zwaar lichamelijk letsel, ook wanneer er met een minder scherp object – een gesloten schaar – wordt gestoken. Het gedrag van verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van contra-indicaties is niet gebleken. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever [slachtoffer 1] en acht daarmee de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverwegingen feit 2
De rechtbank acht de onder 2 ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever [slachtoffer 2] die wordt ondersteund door de verklaring van aangever [slachtoffer 1] . Uit de gedragingen en de geuite bewoordingen van verdachte, deels hoorbaar in de opname van de meldkamer, blijkt de opzet op de bedreiging.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 subsidiair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair.
hij op 8 juli 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermaals met een schaar, in de richting van de hals en de arm en het lichaam van deze [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 8 juli 2023 te Groningen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door:
  • meermaals tegen deze [slachtoffer 2] te zeggen: 'Ik maak je dood' en
  • meermaals een schaar, te tonen en (vervolgens) hiermee in de richting van bovengenoemde[slachtoffer 2] te zwaaien of te steken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachteHet bewezen verklaarde levert op:
subsidiair. poging tot zware mishandeling
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Beroep op noodweer(exces)

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte uit noodweer subsidiair noodweerexces heeft gehandeld en daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde dient verdachte te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte, een kleine tengere man, stevig werd vastgehouden door aangever [slachtoffer 1] met een fysiek overwicht. Verdachte werd bij zijn keel vast gehouden, kreeg geen lucht meer en zag geen andere uitweg dan met een schaar te steken. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de gedraging van verdachte het onmiddellijke gevolg was van een bij hem ontstane hevige gemoedsbeweging die veroorzaakt werd door een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding zijdens [slachtoffer 1] .
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen enkele aanwijzing is dat sprake was van een noodweersituatie waartegen verdachte zich moest verdedigen. De verklaring van verdachte wordt op geen enkele wijze ondersteund – in tegenstelling tot de verklaring van aangever
[slachtoffer 1] . Volgens de officier van justitie kan dan ook niet worden gesproken van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen noodzakelijke verdediging geboden was.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van het beroep op noodweer dient de rechtbank vast te stellen of de feitelijke toedracht, zoals door de verdediging is aangevoerd, aannemelijk is geworden. Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk en gaat de rechtbank uit van de door aangever [slachtoffer 1] omschreven toedracht van de feiten.
Uitgaande van de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , die wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, blijkt niet dat sprake was van een zogenoemde noodweersituatie.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep op noodweer wordt verworpen. Nu naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk is geworden dat zich een noodweersituatie heeft voorgedaan, stuit dit ook het beroep op noodweerexces af.
Nu overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde of de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, acht de rechtbank het bewezenverklaarde feit en verdachte strafbaar.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte – die uitvoerig zijn beschreven in het reclasseringsrapport van 20 september 2023 – en verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Tevens moet verdachte voor dit type feiten worden aangemerkt als een first offender.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van 20 september 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 augustus 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een toezichthouder met een publieke taak. Nadat verdachte werd aangesproken op zijn gedrag, reageerde hij zeer agressief en heeft hij aangever [slachtoffer 1] met een schaar in zijn arm gestoken. Ten gevolge van dit handelen heeft aangever een diepe snijwond in zijn linkerarm opgelopen die in twee lagen gehecht moest worden. Enkel door de afwerende beweging van aangever [slachtoffer 1] is nog ernstiger letsel voorkomen. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever [slachtoffer 1] . Ook aangever [slachtoffer 2] die aangever [slachtoffer 1] te hulp schoot, moest het ontgelden en werd op nare wijze bedreigd. Verdachte heeft geroepen dat hij aangever [slachtoffer 2] dood zou maken en heeft stekende bewegingen in zijn richting gemaakt met de schaar waarmee hij kort daarvoor aangever [slachtoffer 1] had verwond. Aangever [slachtoffer 2] heeft doodsangsten uitgestaan omdat hij wist dat verdachte zojuist zijn collega had gestoken. Verdachte heeft op geen enkel moment stil gestaan bij de gevolgen voor zijn slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en blijft hij de schuld bij de slachtoffers leggen. Als strafverzwarende omstandigheid neemt de rechtbank in aanmerking dat de feiten zijn begaan tegen toezichthouders met een publieke taak.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS en het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict, is de op te leggen straf lager dan de straf die de officier van justitie heeft gevorderd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 2,64 ter zake van materiële schade en € 3.000,00 tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 361,52 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en geheel dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, omdat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld of de door de benadeelde partij gevorderde schade als rechtstreekse schade is aan te merken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank – gelet op de bepleite vrijspraken en ontslag van alle rechtsvervolging– verzocht om benadeelde partij [slachtoffer 1] en benadeelde partij [slachtoffer 2] , niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht om het gevorderde immateriële bedrag te matigen tot een bedrag van € 1.000,00, omdat een aanvullende medische verklaring over het genezingsproces ontbreekt.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de gevorderde schade geen rechtstreeks verband houdt met het onder 2 ten laste gelegde feit. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat er onduidelijkheid bestaat over het ontstaan van de schade en vanwege de mate van eigen schuld van de benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit. De vordering voor zover deze ziet op vergoeding van materiële schade en waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 juli 2023.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. De rechtbank acht gelet op de aard en ernst van het feit en het door de benadeelde opgelopen letsel voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit. De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij de vordering voldoende heeft onderbouwd met onder meer stukken van de huisarts en het ziekenhuis. Mede gelet op het feit dat de medische eindtoestand nog niet is ingetreden, waardeert de rechtbank deze immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 1.500,00 en dit bedrag zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 juli 2023.
De vordering zal aldus gedeeltelijk worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 1.502,64 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2023.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Benadeelde partij [slachtoffer 2] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu thans onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 2 bewezen verklaarde feit.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 23 februari 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 5 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 10 maart 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 12 september 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, gelet op de uiteenlopende aard van de strafbare feiten. De vordering na voorwaardelijke veroordeling ziet op een vermogensdelict en in deze zaak gaat het om een geweldsdelict.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 285, 302 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Benadeelde partijen

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.502,64 (zegge: duizend vijfhonderdtwee euro en vierenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 2,64 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat benadeelde partij [slachtoffer 2] haar eigen proceskosten draagt.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.036205.22:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 23 februari 2022, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door mr. R.L.M. Meulman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2023.
Mr. M.S van der Kuijl is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.