ECLI:NL:RBNNE:2023:4456

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
22 4271
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de omgevingsvergunning voor de bouw van een kantoorpand in Heerenveen met betrekking tot parkeergelegenheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen is verleend voor de bouw van een kantoorpand. De rechtbank concludeert dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd of er voldoende parkeergelegenheid kan worden geboden. De eisers, die eigenaar zijn van een nabijgelegen kantoorpand, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, omdat zij vrezen dat het bouwplan zal leiden tot een tekort aan parkeerplaatsen.

De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eisers en stelt vast dat het college niet voldoende heeft aangetoond dat het parkeerterrein waar de vergunninghouder gebruik van wil maken, openbaar toegankelijk is. De rechtbank oordeelt dat het college in zijn besluit onvoldoende heeft onderbouwd dat het parkeerterrein voldoet aan de criteria voor openbaarheid volgens de Wegenwet. Dit leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet voldoet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college de tekortkomingen in de motivering moet verhelpen. Daarnaast moet het college het griffierecht en de proceskosten aan eisers vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij het verlenen van omgevingsvergunningen, vooral als het gaat om parkeergelegenheid in een drukke omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/4271

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Heerenveen, eisers

(gemachtigde: mr. R. Tamourt)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen

(gemachtigde: H. ter Beeke).
Als
derde-partijneemt aan de zaak deel:
[derde belanghebbende]uit Leeuwarden (vergunninghouder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de door het college aan de vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van een kantoorpand op het perceel [adres] in Heerenveen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 21 oktober 2022 op het bezwaar van eisers is het college bij het verlenen van de vergunning gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van het college en de vergunninghouder.

Totstandkoming van het besluit

2. Vergunninghouder heeft op 2 februari 2022 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een nieuw kantoor van 740 m² gebruiks- en verblijfsoppervlakte voor kantoor en 92 m² voor bijeenkomstfunctie aan [adres] in Heerenveen (hierna: het bouwplan).
2.1.
In het besluit van 11 mei 2022, het primaire besluit, heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en handelen in strijd met de regels van ruimtelijke ordening.
2.2.
Eisers hebben bezwaar ingediend tegen het besluit van 11 mei 2022.
2.3.
De commissie bezwaarschriften (hierna: commissie) heeft op 30 augustus 2022 advies uitgebracht aan het college. De commissie heeft geadviseerd dat het college nader dient te motiveren, of de parkeerplaatsen op het parkeerterrein achter het te bouwen kantoor (hierna: parkeerterrein) openbaar zijn en daarmee kunnen voorzien in parkeergelegenheid. Daarnaast adviseert de commissie dat het college in het besluit van 11 mei 2022 niet heeft gemotiveerd waarom het plan geen onevenredige afbreuk doet aan de bestaande parkeergelegenheid in het openbaar gebied.
2.4.
In het bestreden besluit heeft het college de motivering van het besluit van 11 mei 2022 aangevuld. Een telling van het aantal parkeerplaatsen uit parkeeronderzoek van Bono-traffics is als bijlage bij het bestreden besluit gevoegd.
3. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is in geschil?
6. In geschil is of er op een andere wijze dan op het eigen terrein van vergunninghouder in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien en of het plan geen onevenredige afbreuk doet aan de bestaande en toekomstige parkeermogelijkheden, als genoemd in artikel 4.2 bestemmingsplan partiële herziening parkeren. Daarbij is ook in geschil of het parkeerterrein waarop eisers parkeerplaatsen in eigendom hebben een openbaar toegankelijk parkeerterrein is. Het is niet in geschil dat door het bouwplan 12 parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd maar dat in slechts 3 parkeerplekken kan worden voorzien. Daarmee is niet in geschil dat het bouwplan in strijd is met het artikel 6.5 bestemmingsplan Sportstad Heerenveen (zuidelijk deel).
Eisers belanghebbenden?
7. De rechtbank beoordeelt ambtshalve of eisers belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit. De rechtbank leidt uit het dossier af dat de commissie heeft vastgesteld dat eisers belanghebbenden zijn. Eisers zijn eigenaar van een kantoorpand vlakbij het perceel waar het bouwplan op ziet en is gelegen aan hetzelfde parkeerterrein. Gelet daarop, staat volgens de rechtbank voldoende vast dat eisers rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervinden van het bouwplan. [1]
7.1.
De rechtbank zal daarom het beroepschrift inhoudelijk beoordelen.
7.2.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de wetgever het college bij het verlenen van een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2 van de Wabo een bevoegdheid met beleidsruimte heeft toegekend bij de beslissing om af te wijken van het bestemmingsplan. Bij de beslissing om toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, moet het college de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of een aanvraag om een omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot het verlenen van de vergunning in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de weigering van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Parkeerterrein P2005: openbaar of privé-parkeerplaatsen?
8. Eisers betogen dat het college ten onrechte privéparkeerplaatsen van het parkeerterrein heeft meegenomen in het parkeeronderzoek. Het parkeerterrein (sectie P2005) heeft 127 parkeerplaatsen, die volledig privé zijn. Eisers hebben ook een aantal parkeerplaatsen in eigendom op P2005.
8.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het parkeerterrein openbaar terrein is. Volgens het college is het parkeerterrein in beheer bij de VvE. Het terrein is niet afgesloten met een slagboom en is daarmee openbaar. Uit het parkeeronderzoek blijkt dat de parkeerplaatsen op het parkeerterrein slechts voor 25% worden benut.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in het bestreden besluit onvoldoende onderbouwd dat het parkeerterrein een openbaar parkeerterrein is. De rechtbank stelt vast dat het college in het besluit van 11 mei 2022 is uitgegaan van de omstandigheid dat op het parkeerterrein parkeervoorzieningen zijn gerealiseerd, die in beheer zijn bij de VvE. Het college heeft ter zitting toegelicht dat zij er toen vanuit ging dat, nadat de vergunninghouder contact heeft gehad met de VvE, op het parkeerterrein in de volledige parkeerbehoefte van 12 parkeerplaatsen kon worden voorzien. Nadat eisers in bezwaar hebben betoogd dat er geen actieve VvE is en er ook geen informeel bestuur is dat over het parkeerterrein gaat, heeft de commissie geadviseerd dat het college in het bestreden besluit nader dient te motiveren dat het parkeerterrein een openbaar parkeerterrein is.
Het college heeft zich in het bestreden besluit op dit punt beperkt tot de stelling dat het parkeerterrein openbaar is, omdat het parkeerterrein niet met een slagboom is afgesloten.
8.3.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de openbaarheid van een parkeerterrein te worden onderbouwd aan de hand van de Wegenwet en de daarin opgenomen criteria om de openbaarheid te bepalen. De enkele observatie dat er geen (functionerende) slagboom aanwezig is, is daartoe ontoereikend. Ter zitting heeft het college erkend dat het niet kan motiveren dat het parkeerterrein op werkdagen een openbaar parkeerterrein zou zijn. Gelet op het bovenstaande kleeft aan het bestreden besluit daarom ook een motiveringsgebrek en is het in strijd met artikel 7:12 Algemene wet bestuursrecht (Awb) genomen.
8.4.
Het college is in het bestreden besluit verder niet ingegaan op de grond dat er geen functionerende VvE is die toezeggingen zou kunnen doen omtrent het gebruik van deze parkeerplaatsen. De rechtbank is van oordeel dat door hetgeen ter zitting door partijen is gesteld voldoende is gebleken dat er inderdaad geen functionerende VvE bestond ten tijde van het bestreden besluit en dat verweerder daar kennelijk ook geen onderzoek naar heeft gedaan. Het primaire besluit is in die zin in strijd met artikel 3:2 Awb genomen. Verweerder heeft ten onrechte deze grond van eisers niet gegrond verklaard in het bestreden besluit.
Het betoog slaagt.
Parkeerplaatsen overig: doet het plan daar onevenredig afbreuk aan?
9. Eisers betogen dat het parkeeronderzoek op de dag, nadat het thuiswerkadvies is opgeheven, is uitgevoerd. Het onderzoek is daarmee niet voldoende representatief om te kunnen vaststellen dat het bouwplan geen afbreuk dat aan bestaande parkeermogelijkheden. Ook is het onderzoek op zaterdag uitgevoerd. Deze dag geeft geen representatief beeld van de werkelijke parkeerdruk op een werkdag.
9.1.
Het college betoogt dat, ook als het parkeerterrein geen openbaar parkeerterrein is, de overige parkeerplaatsen in de omgeving in de parkeerbehoefte kunnen voorzien. Volgens het college heeft zij deze conclusie redelijkerwijs uit het parkeeronderzoek mogen trekken.
9.2.
Artikel 4.2 bestemmingsplan partiële herziening parkeren bepaalt dat een omgevingsvergunning voor bouwen en of het gebruik van bouwwerken of gronden dient te worden geweigerd, indien dit bouwwerk of dit gebruik behoefte aan parkeergelegenheid oproept en wanneer op het bouwperceel onvoldoende parkeergelegenheid aanwezig is of zal worden voorzien. Het college kan hiervan afwijken en een omgevingsvergunning verlenen, mits op andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande parkeergelegenheid in het openbaar gebied. De rechtbank beoordeelt daarom of er door het bouwplan geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande parkeergelegenheid in het openbaar gebied.
9.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is het parkeeronderzoek niet representatief. Het college heeft daarom het parkeeronderzoek niet als motivering aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen. Uit de stukken leidt de rechtbank af dat het parkeeronderzoek is uitgevoerd op de dag nadat het thuiswerkadvies, dat was ingesteld ten tijde van de coronapandemie, is komen te vervallen. Het college heeft ter zitting desgevraagd niet toereikend gemotiveerd waarom het onderzoek representatief is, anders dan dat het college deze dag beschouwt als een normale werkdag en het parkeeronderzoek meerdere keren was uitgesteld. De rechtbank trekt daaruit de conclusie dat dit onderzoek daarmee onvoldoende representatief is om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat op andere wijze in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien door gebruik te maken van de bestaande openbare parkeergelegenheid en dat het plan daarmee tevens geen onevenredige afbreuk doet aan die bestaande parkeergelegenheid. Het betoog slaagt.
10. Het college heeft in het bestreden besluit op grond van het ontoereikende parkeeronderzoek en door niet toereikend te motiveren dat P2005 openbaar zou zijn, ten onrechte de conclusie getrokken dat aan de voorwaarden voor afwijking op grond van artikel 4.2 van het bestemmingsplan partiële herziening parkeren is voldaan. Omdat de rechtbank geen beeld heeft of het bouwplan leidt tot onevenredige afbreuk van de bestaande parkeergelegenheid, dient het college hier opnieuw onderzoek naar te doen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb.
11.1.
De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, of zelf in de zaak te voorzien of een bestuurlijke lus toe te passen. De rechtbank is van oordeel dat dit geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
11.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en eisers krijgen ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 837, omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend. Ook de reiskosten van eisers moeten worden vergoed, deze zijn begroot op € 13,37. Dat maakt de vergoeding totaal € 850,37. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 21 oktober 2022;
  • draagt het college op om binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184 aan eisers moeten vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 850,37 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.K. Veenstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: wet- en regelgeving
Bestemmingsplan Sportstad Heerenveen (zuidelijk deel)
6.5.
Speciale gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
(…)
d) het gebruik van de gronden en bouwwerken strijdig met de parkeernorm van 1 parkeerplaats per 65 m² bruto vloeroppervlakte kantoor, te realiseren op het bij kantoren behorende terreinen.
Bestemmingsplan partiële herziening bestemmingsplan parkeren
Artikel 1.8 voldoende parkeergelegenheid:
Parkeergelegenheid voor voertuigen, waarvan het aantal parkeerplaatsen voldoet aan de nota parkeernormen die zijn vastgesteld door het bevoegd gezag of een gewijzigde versie van deze beleidsregels en die duurzaam in stand gehouden wordt.
Artikel 2 toepassingsbereik
De regels in dit plan zijn van toepassing en aanvullend op alle vigerende bestemmingsplannen (inclusief bijbehorende uitwerkings- en wijzigingsplannen) op het moment van vaststelling van dit plan.
Artikel 4 Overige regels
4.1
Parkeerregels
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en/of voor het gebruik van bouwwerken of gronden wordt geweigerd, indien dit bouwwerk en/of het gebruik behoefte aan parkeergelegenheid oproept, èn wanneer op het bouwperceel onvoldoende parkeergelegenheid aanwezig is of zal worden voorzien.
Een bouwplan en/of een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het wijzigen van gebruik, dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden, op de bij het bouwplan of de aanvraag behorende gronden. De vraag of er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de “Nota parkeernormen gemeente Heerenveen 2020” en is opgenomen als bijlage 1 van de regels. Indien dit parkeerbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
4.2
Afwijken van de parkeerregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1, sub a en een omgevingsvergunning verlenen indien niet in (voldoende) parkeergelegenheid is of zal worden voorzien, mits
op andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1) de bestaande parkeergelegenheid in het openbaar gebied;
2) de verkeersveiligheid;
3) de woonsituatie.

Voetnoten

1.ABRvS 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2271.