ECLI:NL:RBNNE:2023:4422

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
C/18/218440 / HA ZA 22-248
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel en restauratie van een oldtimer met geschil over kosten en waarde

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, staat de restauratie van een Chevrolet Impala centraal. De eigenaar, aangeduid als [eiser in conventie], heeft de oldtimer in september 2021 bij Eastend Classics B.V. gebracht voor restauratie. Tijdens de procedure is er een geschil ontstaan over de kosten van de restauratie en de waarde van de oldtimer na voltooiing. Eastend had aangegeven dat de totale kosten van de restauratie ongeveer € 85.000,00 zouden bedragen, terwijl de waarde na restauratie op € 75.000,00 werd geschat. Echter, na verloop van tijd bleek dat de kosten aanzienlijk hoger uitvielen en de waarde na restauratie veel lager was dan eerder gecommuniceerd. De eigenaar heeft de restauratieovereenkomsten vernietigd op basis van bedrog en dwaling, en vordert terugbetaling van de onverschuldigd betaalde bedragen. Eastend heeft de vorderingen betwist en vordert op haar beurt betaling van openstaande facturen. De rechtbank heeft geoordeeld dat Eastend de mogelijkheid heeft om tegenbewijs te leveren tegen het bewijsvermoeden dat zij de kosten en waarde onjuist heeft voorgesteld. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C/18/218440 / HA ZA 22-248
Vonnis van 5 april 2023
in de zaak van
[eiser in conventie],
wonende te [plaatsnaam 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. C.E. van der Wijk te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EASTEND CLASSICS B.V.,
gevestigd te [plaatsnaam 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. E.J. Luursema te Leek.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie] en Eastend genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 december 2022;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 februari 2023;
- de spreekaantekeningen van mr. Luursema;
- de akte wijziging van eis aan de zijde van [eiser in conventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Voor zover thans van belang stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
2.1.
[eiser in conventie] is eigenaar van een Chevrolet Impala (hierna: de oldtimer).
2.2.
Eastend is een onderneming gespecialiseerd in het herstellen en restaureren van old- en youngtimers.
2.3.
In september 2021 heeft [eiser in conventie] de oldtimer bij Eastend gebracht voor een inventarisatie van de staat van de oldtimer. Naar aanleiding van deze inventarisatie heeft Eastend op 2 oktober 2021 een rapport opgesteld met haar bevindingen. Uit dit rapport volgt (onder meer) het volgende:
‘Op basis van dit is ons advies, een nieuw laksysteem opbouwen om de carrosserie te beschermen en dat je weer kan genieten en nieuwe herinneringen kan maken met de auto.. Alvorens dat je dat aanbrengt zal er eerst ook veel gelast en geplaatwerkt moeten worden aan de auto.
Omdat de bodem ook slecht is, is onze eerste gedachte de auto te demonteren van het chassis. De carrosserie in een chemisch bad te ontlakken. En dan moeten we de roestplekken vervangen en hersteld worden. En daarna kan er een nieuw laksysteem opgebouwd worden.
Dat betekent dat er extra tijd moet gestopt moet worden in het demonteren opbouwen, van de carrosserie, chassis, motor, interieur en kabelboom etc.
(…)
Dit willen we graag in een persoonlijk gesprek toelichten.’
2.4.
Vervolgens heeft er tussen partijen op 22 oktober 2021 een inventarisatiegesprek plaatsgevonden. In dit gesprek hebben partijen gesproken over een budget van € 85.000,00 voor restauratie (exclusief interieur).
2.5.
Op 3 november 2021 heeft Eastend een e-mail naar [eiser in conventie] gestuurd met bijgesloten de onderstaande opdrachtbevestiging:
‘Betreft: Opdrachtbevestiging Chevrolet Impala
Geachte heer [eiser in conventie] , beste [eiser in conventie] ,
Naar aanleiding van het gesprek op 22 oktober 2022 danken wij u hartelijk voor de opdracht.
Hierbij bevestigen wij dat uw Chevrolet Impala is opgenomen bij ons in de planning.
Tevens vindt u van ons in het portaal 2 begrotingen.
(…)
Het doel, u heeft aangegeven dat u het uitermate belangrijk vindt dat de basis van de auto goed is. Zodat deze nog jaren mee kan gaan na de restauratie. Dit als uitgangspunt genomen gaan we beginnen met fase 1, demonteren van de auto, schoonmaken, ontlakken en ontroesten.
Bijgaand de zaken zoals we ze besproken hebben:
- Demonteren van de gehele auto.
- De carrosserie zal gescheiden worden van het chassis.
- De kabelboom gaat eruit en zal worden gelabeld.
- Alle onderdelen komen in kratten met een onderdelen lijst.
 Aan de hand van de kratten kunnen we beoordelen welke onderdelen nieuw besteld moeten worden, gerepareerd of gerestaureerd worden of welke onderdelen klaar zijn.
De doorlooptijd van deze fase is 2 maanden.
Wij factureren per maand.
Ons uurtarief: € 85,00 excl. BTW per uur
Door akkoord te geven op de opdrachtbevestiging accepteert u onze algemene voorwaarden, waarmee uw recht op afwijzing van onze leveringsvoorwaarden vervalt. Verder zijn op al onze transacties onze algemene voorwaarden van toepassing zoals gedeponeerd bij de Bovag. Deze zijn te lezen en te downloaden op onze website. (…)’
2.6.
De twee begrotingen waarover in de opdrachtbevestiging wordt gesproken zien op het demonteren van de oldtimer [1] en op het schoonmaken en ontlakken [2] .
2.7.
Bij e-mail van 8 november 2021 heeft [eiser in conventie] de opdracht bevestigd.
2.8.
Eastend is vervolgens begonnen met de restauratie.
2.9.
Tussen partijen hebben nadien meerdere gesprekken plaatsgevonden waarin de voortgang van de restauratie is besproken.
2.10.
Voor het aflakken van de oldtimer waren er meerdere opties mogelijk. [eiser in conventie] heeft gekozen voor de Perfect Line (concoursstaat) in de kleur zwart. Dit betreft de hoogste kwaliteit van het spuitwerk. Bij e-mail van 8 februari 2022 heeft Eastend aan [eiser in conventie] een begroting en planning voor de ‘restauratie fase Perfect Line’ gestuurd. Deze (ruwe) begroting komt uit op 506 uren en € 7.310,05 incl. BTW aan materiaalkosten.
2.11.
Tot en met 18 maart 2022 heeft Eastend de onderstaande facturen bij [eiser in conventie] in rekening gebracht. [eiser in conventie] heeft deze facturen van in totaal € 85.073,44 betaald.
Fact.nr.
Fase
Factuurbedrag
Factuurdatum
Betaaldatum
2021/103
Inv. rapport
€ 821,30
28-10-2021
28-10-2021
2021/98
Demonteren
€ 14.913,24
17-11-2021
22-11-2021
2021/104
Ontlakken
€ 17.626,42
10-12-2021
13-12-2021
2021/109
Plaatwerken
€ 15.704,36
21-12-2021
28-12-2021
2022/4
Plaatwerken
€ 18.956,16
13-01-2022
24-01-2022
2022/9
Plaatwerken
€ 17.051,96
09-03-2022
18-03-2022
2.12.
Op 13 april 2022 heeft [eiser in conventie] een factuur [3] ontvangen ter hoogte van € 67.031,27. Deze factuur ziet op het volgende:
- Essentiële onderdelen categoriseren;
- Restaureren van en materiaal t.b.v. wielophanging;
- Spuiten en strak maken carrosserie;
- Meerwerk: strak maken en spuiten motorblok;
- Motorrevisie;
- Bestelde onderdelen.
2.13.
Op 20 april 2022 heeft [eiser in conventie] de volgende e-mail naar Eastend gestuurd:
‘Eerder maakte ik al bezwaar tegen de hoogte van de laatste nota met de datum 13 april 2022 en het nummer 2022/15.
Volgens mij is die nota niet conform afspraak en overigens begrijp ik de opbouw en toelichting niet.
Inhoudelijk kom ik er nog op terug; op dit moment wil ik mijn bezwaar formaliseren.’
2.14.
Bij e-mail van 21 april 2022 heeft Eastend op voornoemde e-mail gereageerd door primair de klacht van [eiser in conventie] van de hand te wijzen vanwege de in de tijd beperkte klachttermijn uit de algemene voorwaarden.
2.15.
Bij brief van 29 april 2022 heeft [eiser in conventie] zijn bezwaren inhoudelijk toegelicht, hij schrijft onder meer:
“Jullie vroegen mij om mijn klachten op papier te zetten. Dat zijn in ieder geval de volgende.
o De auto is in gerestaureerde staat € 75.000,- waard. In oktober 2021 gaf [naam 1] aan dat restauratie € 85.000,- zou gaan kosten. Dat had ik er voor over, het is de auto van mijn vader geweest. Inmiddels zitten we bijna op het dubbele.
o Zo’n twee maanden geleden heb ik aangegeven dat bij € 100.000,- het werk eerst gepauzeerd moest worden omdat ik een huis ga kopen. Vervolgens gaan jullie gewoon door en krijg ik een rekening van € 67.000,-.”
2.16.
Bij e-mail van 29 april 2022 heeft Eastend op de klachten gereageerd en laten weten dat de facturen correct en conform schriftelijke opdracht zijn en heeft zij [eiser in conventie] verzocht om tot betaling van de factuur over te gaan.
2.17.
Bij brief van 5 mei 2022 heeft de raadsman van Eastend ook gereageerd op de door [eiser in conventie] bij brief van 29 april 2022 geuite klachten en heeft hij [eiser in conventie] gesommeerd om tot betaling over te gaan.
2.18.
Tussen partijen heeft vervolgens op 20 mei 2022 een gesprek plaatsgevonden om het ontstane geschil omtrent de factuur van 13 april 2022 te bespreken. Eastend heeft na afloop van de door haar gestelde termijn voor aanvaarding van haar schikkingsvoorstel het voorstel ingetrokken bij brief van haar raadsman van 30 mei 2022. Bij die brief heeft Eastend [eiser in conventie] verzocht om de auto op te halen, waarbij is medegedeeld dat het handelen van [eiser in conventie] maakt dat de overeenkomst wordt opgezegd.
2.19.
Bij brief van 31 mei 2022 heeft de raadsvrouw van [eiser in conventie] gereageerd op voornoemde brief. Zij schrijft onder meer:
"Met name de vraag waarom uw cliënte de uitdrukkelijk gestelde limiet van € 100.000, - aan kosten niet in acht heeft genomen, bleef onbeantwoord. Een behoorlijke uitleg waarom de werkzaamheden ook na het overschrijden van die limiet zijn voortgezet, is niet gegeven.
Anders dan uw cliënte stelt is tijdens dit overleg geen overeenstemming bereikt. Uw cliënte wilde dit wel heel graag maar cliënt heeft vastgehouden aan zijn wens om eerst met mij te overleggen. Cliënt [eiser in conventie] heeft dit nog per mail van 25 maart jl. bevestigd.
Aan het begin van het traject heeft uw cliënte aangegeven dat de auto na restauratie zo'n € 75.000, - waard zou zijn, maar dat de kosten van restauratie vooreerst op € 85.000, - werd begroot.
Die prijs van € 75.000, - voor de auto in gerestaureerde staat lijkt correct. Cliënt [eiser in conventie] was desalniettemin bereid wat meer geld te spenderen, daar waar hij een emotionele band met de auto heeft. Die bereidheid kent uiteraard ook een einde.
Na ontvangst van nota 2022/9 stond de teller op € 84.252,14."
2.20.
Eastend heeft vervolgens op 31 mei 2022 [4] een eindfactuur naar [eiser in conventie] gestuurd ter hoogte van € 17.467.02 voor spuiten, strakmaken, materiaal en motorrevisie.
2.21.
Bij e-mail van 2 juni 2022 heeft de raadsvrouw van [eiser in conventie] bezwaar gemaakt tegen de eindfactuur.
2.22.
[eiser in conventie] heeft de oldtimer op 4 juni 2022 opgehaald, waarna hij deze naar een andere garage heeft gebracht voor inspectie en taxatie.
2.23.
[Taxatiebedrijf] heeft vervolgens op 10 juni 2022 een taxatierapport uitgebracht en de oldtimer getaxeerd op € 16.000,00 in de huidige staat en € 35.000,00 als de oldtimer volledig is gerestaureerd en in concoursstaat verkeert. Dat is volgens het taxatierapport thans niet het geval.
2.24.
Bij brief van 16 juni 2022 heeft de raadsvrouw van [eiser in conventie] de restauratieovereenkomst(en) vernietigd op grond van bedrog en subsidiair op grond van dwaling en Eastend verzocht het onverschuldigd betaalde bedrag ad € 84.252,14 aan hem terug te betalen. In die brief is tevens aangegeven dat uit onderzoek is gebleken dat uren in rekening zijn gebracht voor werkzaamheden die niet zijn verricht, dat veel te veel uren in rekening zijn gebracht en dat de restauratiewerkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd.
2.25.
Eastend is niet tot (terug)betaling overgegaan.
2.26.
Eastend heeft [eiser in conventie] vervolgens in kort geding gedagvaard en betaling gevorderd van de op dat moment nog openstaande facturen ad € 84.498,02 [5] . Bij vonnis van 8 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen afgewezen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conventie] vordert – na wijziging van eis - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. voor recht te verklaren dat [eiser in conventie] de restauratieovereenkomsten op grond van bedrog rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd, dan wel de restauratieovereenkomsten alsnog met een beroep op bedrog te vernietigen;
II. Eastend te veroordelen tot terugbetaling van de door [eiser in conventie] aan Eastend onverschuldigd betaalde restauratiekosten van € 88.252,14 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2022 tot de dag van volledige betaling;
Subsidiair:
III. voor recht te verklaren dat [eiser in conventie] de restauratieovereenkomsten op grond van dwaling rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd, dan wel de restauratieovereenkomsten alsnog op grond van dwaling te vernietigen;
IV. Eastend te veroordelen tot terugbetaling van de door [eiser in conventie] aan Eastend onverschuldigd betaalde restauratiekosten van € 88.252,14 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2022 tot de dag van volledige betaling;
Meer subsidiair:
V. de overeenkomsten tussen [eiser in conventie] en Eastend te vernietigen op grond van oneerlijke handelspraktijken en Eastend te veroordelen tot terugbetaling van de door [eiser in conventie] aan Eastend onverschuldigd betaalde restauratiekosten van € 88.252,14, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot de dag van volledige betaling;
Uiterst subsidiair:
VI. de tussen partijen gesloten restauratieovereenkomsten wegens tekortkoming in de nakoming te ontbinden;
VII. Eastend te veroordelen tot terugbetaling aan [eiser in conventie] van de reeds betaalde facturen van in totaal € 88.252,14;
VIII. dan wel voor recht te verklaren dat Eastend een onredelijke prijs in rekening heeft gebracht voor de door haar uitgevoerde werkzaamheden en materialen en Eastend te veroordelen tot terugbetaling van het teveel betaalde bedrag van € 72.252,14;
Primair, subsidiair, meer en uiterst subsidiair:
IX. Eastend te veroordelen in de kosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
Eastend voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser in conventie] in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente.
in reconventie
3.3.
Eastend vordert om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiser in conventie] te veroordelen tot betaling aan Eastend van:
I. een hoofdsom groot € 84.498,02, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2022, althans 16 november 2022, tot de dag der volledige betaling;
II. de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.445,31, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de 15e dag na betekening van het vonnis;
III. [eiser in conventie] te veroordelen in de kosten van de procedure, vermeerderd met de nakosten en de wettelijke rente.
3.4.
[eiser in conventie] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Eastend in haar vorderingen, dan wel de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van Eastend in de proceskosten.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Eiswijziging
4.1.
De rechtbank stelt vast dat de advocaat van Eastend op de mondelinge behandeling heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen de gewijzigde eis in conventie, in die zin dat de vordering onder VIII nieuw en aanvullend is en eenvoudig eerder had kunnen worden ingesteld. De rechtbank ziet aanleiding om dit verweer te passeren, omdat de wijziging/vermeerdering van eis niet in strijd is met de goede procesorde. De nieuw ingestelde vordering is immers – hoewel pas ingesteld op de mondelinge behandeling – gebaseerd op feiten en stellingen die reeds zijn betrokken in de dagvaarding. De gewijzigde eis zal daarom worden toegestaan, met dien verstande dat indien de rechtbank aan deze vordering toekomt Eastend de gelegenheid zal krijgen om bij akte op deze vordering te reageren zodat zij door het tijdstip waarop de vermeerdering is ingediend niet in haar belangen is geschaad.
Overeenkomst tot aanneming van werk
4.2.
Tussen partijen staat vast dat de overeenkomst met betrekking tot de restauratie van de oldtimer moet worden gekwalificeerd als aanneming van werk. Op grond van deze overeenkomst is Eastend in opdracht van [eiser in conventie] restauratiewerkzaamheden aan de oldtimer gaan verrichten tegen een uurtarief van € 85,00 exclusief btw.
Vernietiging
4.3.
Primair en subsidiair vordert [eiser in conventie] een verklaring voor recht dat voornoemde overeenkomst is vernietigd dan wel wordt vernietigd op grond van bedrog (primair) dan wel dwaling (subsidiair). Ter onderbouwing van deze grondslagen stelt [eiser in conventie] - kort gezegd - dat Eastend hem bij het aangaan van de overeenkomsten (bewust) onjuist heeft ingelicht over de waarde van de oldtimer na restauratie en de restauratiekosten. De oldtimer zou na restauratie een waarde vertegenwoordigen van € 75.000,00 en de restauratiekosten zouden om en nabij de € 85.000,00 liggen. [eiser in conventie] ging er vanuit dat dit een totaalrestauratie (exclusief het interieur) betrof. [eiser in conventie] stelt dat als hij bij aanvang van de overeenkomst op de hoogte was geweest van een dergelijke discrepantie tussen de restauratiekosten en de waarde van de oldtimer, hij deze overeenkomst niet was aangegaan.
4.4.
Eastend voert verweer. Zij stelt dat [eiser in conventie] geen beroep kan doen op een wilsgebrek, omdat hij zijn klachtplicht heeft geschonden. Daarnaast betwist Eastend dat zij een indicatie over de waarde na restauratie heeft gegeven en dat er voor € 85.000,00 een totaalreparatie kon worden uitgevoerd. Eastend erkent dat bij aanvang is gesproken over een budget van € 85.000,00, maar stelt dat zij heeft aangegeven dat zij voor dit bedrag de auto kan ontlakken, plaatwerken, strakmaken en spuiten, maar dat [eiser in conventie] dan zelf de oldtimer zou moeten demonteren en zelf de onderdelen zou moeten schoonmaken en categoriseren.
De klachtplicht
4.5.
Voor zover Eastend als verweer heeft gevoerd dat [eiser in conventie] geen beroep meer kan doen op een wilsgebrek, omdat hij zijn klachten buiten de in artikel 7.6 van de algemene voorwaarden [6] genoemde termijn heeft geuit, verwerpt de rechtbank dat verweer – daarbij vooralsnog in het midden latend of de algemene voorwaarden tussen partijen van toepassing zijn – omdat art. 7.6 niet ziet op het beroep op een wilsgebrek, maar op “reclames betreffende de hoogte van facturen”.
Bedrog
4.6.
Op grond van artikel 3:44 lid 1 en 3 BW is een rechtshandeling onder meer vernietigbaar wanneer zij door bedrog tot stand is gekomen. Bedrog is aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enige feit dat de verzwijger verplicht was mee te delen, of door een andere kunstgreep. Aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar, leveren op zichzelf geen bedrog op.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat ook al zou Eastend onjuiste mededelingen hebben gedaan over de waarde van de oldtimer en de reparatiekosten zoals [eiser in conventie] stelt, dan kan bedrog nog niet worden aangenomen omdat [eiser in conventie] geen feiten heeft gesteld waaruit afgeleid kan worden dat Eastend die mededelingen opzettelijk in strijd met de waarheid heeft gedaan. [eiser in conventie] stelt zich weliswaar op het standpunt dat hij willens en wetens door Eastend is misleid om [eiser in conventie] de restauratieovereenkomsten aan te laten gaan, maar heeft dit naar het oordeel van de rechtbank niet deugdelijk en met voor bewijs vatbare feiten onderbouwd. Dit had - gelet op de betwisting aan de zijde van Eastend - wel op zijn weggelegen. De stelling van [eiser in conventie] dat het bedrog blijkt uit de in rekening gebrachte facturen, kan de rechtbank niet volgen omdat bovenmatig hoge facturen op zichzelf niets zeggen over de bewustheid die bij Eastend aanwezig zou zijn geweest over de onjuistheid van eerder door haar tegenover [eiser in conventie] gedane mededelingen. Gelet op het voorgaande zal de primaire vordering/grondslag worden afgewezen. Daarmee komt de rechtbank toe aan de subsidiaire vordering/grondslag, namelijk dwaling.
Dwaling
4.8.
De rechtbank stelt voorop dat het feit dat een van partijen bij het aangaan van de overeenkomst niet een juiste voorstelling van zaken had, in het algemeen geen invloed heeft op de geldigheid van die overeenkomst. Een overeenkomst is op grond van artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW) - kort gezegd - slechts vernietigbaar op grond van dwaling als er sprake is van een verkeerde voorstelling van zaken als gevolg van (a) een inlichting van de wederpartij, (b) schending van een mededelingsplicht of (c) wederzijdse dwaling. Voor vernietiging is geen plaats als de dwaling verband houdt met een uitsluitend toekomstige omstandigheid of als het een dwaling betreft die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende dient te blijven (artikel 6:228 lid 2 BW).
4.9.
Voor een geslaagd beroep op dwaling vereist artikel 6:228 lid 1 BW dat causaal verband bestaat tussen de dwaling en het aangaan van de overeenkomst. De partij die zich op dwaling beroept zal dus aannemelijk moeten maken dat zij bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet, althans niet onder de overeengekomen voorwaarden, zou hebben gesloten. Daarnaast is voor het beroep op dwaling nodig dat de wederpartij moest begrijpen dat de aanwezigheid van een bepaalde eigenschap voor de dwalende van beslissende betekenis was. Het vereiste causaal verband dan wel de kenbaarheid daarvan voor de wederpartij ontbreekt in ieder geval als de omstandigheid waarop de gestelde dwaling betrekking heeft bij het sluiten van de overeenkomst in het geheel niet, of niet voor de wederpartij kenbaar, van belang is geweest (vgl. Hoge Raad 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9398 en Hoge Raad 28 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:1046).
4.10.
[eiser in conventie] stelt dat Eastend bij aanvang van de overeenkomst heeft toegezegd dat de oldtimer na totaalrestauratie een waarde zou hebben van € 75.000,00 en dat de oldtimer voor een bedrag van € 85.000,00 volledig (excl. het interieur) kon worden gerestaureerd. Hij stelt verder dat hij de overeenkomst met Eastend niet zou hebben gesloten als hij geweten had dat de Oldtimer na restauratie maar € 35.000,00 waard zou zijn en de reparatiekosten het bedrag van € 85.000,00 verre zouden overschrijden.
4.11.
Eastend heeft niet betwist dat de waarde van de oldtimer na restauratie ongeveer € 35.000 zou bedragen. Verder kan ervan worden uitgegaan dat wanneer Eastend de restauratie zou voltooien de totale reparatiekosten ongeveer € 200.000,00 zouden zijn geweest. Eastend heeft voorts niet weersproken dat [eiser in conventie] de overeenkomst niet zou zijn aangegaan als hij geweten had dat de oldtimer na restauratie een waarde zou hebben van - ongeveer - € 35.000 en evenmin als hij had geweten dat de kosten van de restauratie (meerwerk daargelaten) beduidend hoger zouden uitvallen dan € 85.000,00. Eastend betwist evenwel dat zij de onder 4.10. weergegeven mededelingen over de waarde van de oldtimer na restauratie en de te verwachten kosten van die restauratie zou hebben gedaan. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is het in beginsel aan de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door hem gestelde feiten, in dit geval [eiser in conventie] , om die feiten te bewijzen.
4.12.
In het onderhavige geval ziet de rechtbank echter aanleiding om de door [eiser in conventie] gestelde feiten met betrekking tot de door Eastend gedane toezeggingen over de hoogte van de restauratiekosten en de waarde van de oldtimer na restauratie voorshands bewezen te achten. Daartoe is het volgende van belang.
4.13.
Eastend heeft weliswaar in de onderhavige procedure betwist dat zij zou hebben toegezegd dat voor een bedrag van € 85.000,00 een totaalrestauratie plaats kon vinden en dat de oldtimer na totaalrestauratie een waarde zou hebben van € 75.000,00, maar zij heeft dit in een eerder stadium niet weersproken. Zo schrijft [eiser in conventie] in zijn klachtenbrief van 29 april 2022 het volgende:
‘De auto is in gerestaureerde staat € 75.000,- waard. In oktober 2021 gaf [naam 2] aan dat
restauratie € 85.000,- zou gaan kosten. Dat had ik ervoor over, het is de auto van mijn vader geweest. Inmiddels zitten we al bijna op het dubbele.’
En de raadsvrouw van [eiser in conventie] schrijft in haar brief van 31 mei 2021 onder meer:
‘Aan het begin van het traject heeft uw cliënte aangegeven dat de auto na restauratie zo'n € 75.000, - waard zou zijn, maar dat de kosten van restauratie vooreerst op € 85.000, - werd begroot.’
Zowel Eastend als de raadsman van Eastend hebben bij afzonderlijk schrijven van respectievelijk 29 april 2022 en 5 mei 2022 gereageerd, maar geen van beiden heeft de in voornoemde brieven genoemde mededelingen over de bedragen van € 75.000,00 en € 85.000,00 weersproken.
4.14.
Evenmin heeft Eastend het gesprekverslag van het gesprek van 20 mei 2022, waarbij [eiser in conventie] , [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] aanwezig waren, weersproken. In dit verslag staat het volgende vermeld:
‘Gesprek gaat al snel over het gesprek dat is gevoerd in begin maart tussen EC en
[eiser in conventie] inzake de overschrijding van het originele budget, EC erkend dat in dat gesprek dat door [eiser in conventie] is aangegeven dat de werkzaamheden niet de grens van €100,000 over mogen gaan, dan stop ik ermee zijn [eiser in conventie] 's woorden letterlijk, [eiser in conventie] zegt dat [naam 2] heeft gezegd dat dat auto ongeveer €75.000 waard zou zijn na restauratie en dat de kosten van de restauratie ongeveer €85.000 zouden zijn. [eiser in conventie] geeft aan in maart bij [naam 2] te zijn geweest waar [naam 2] ineens aangeeft dat de kosten niet €85,000 zijn maar richting de €150,000 gaan, [eiser in conventie] geeft hierop aan dat als dat het gevat is hij absoluut wil stoppen en dit er niet voor over heeft. [eiser in conventie] zegt tegen [naam 2] "dit heb ik je gezegd" [naam 2] geeft inderdaad aan dat [eiser in conventie] dit gezegd heeft, [eiser in conventie] zei toen tegen [naam 2] dat hij tot €100,000 wil gaan en dan moet het echt klaar zijn, [eiser in conventie] zegt in april weer bij [naam 2] te zijn geweest en hierbij weer aangegeven dat hij stopt bij € 100.000. [naam 2] geeft ook hier aan dat [eiser in conventie] dit gezegd heeft.’
4.15.
Verder is van belang dat de inhoud van het gespreksverslag aansluit bij de stelling van Eastend dat zij [eiser in conventie] heeft gewaarschuwd voor een mogelijke discrepantie tussen de kosten van restauratie en de waarde die de oldtimer nadien zou hebben.
4.16.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om er bij wege van rechterlijk bewijsvermoeden voorshands vanuit te gaan dat Eastend [eiser in conventie] heeft meegedeeld dat de kosten van een totale restauratie (meerwerk daargelaten) ongeveer € 85.000,00 zouden bedragen en dat Eastend [eiser in conventie] heeft meegedeeld dat de oldtimer na restauratie een waarde van € 75.000,00 zou hebben.
4.17.
Tegen dit rechterlijk vermoeden kan tegenbewijs geleverd worden, waarvoor voldoende is dat het bewijsvermoeden wordt ontzenuwd. Niet nodig is dat het tegendeel wordt bewezen.
4.18.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de zaak in conventie thans naar de rol verwijzen, waarbij Eastend schriftelijk kan aangeven of en hoe zij aan de bewijslevering wenst te voldoen. Voor het geval Eastend getuigen wil laten horen, dient zij de namen van de te horen getuigen op te geven, alsmede de verhinderdata aan haar zijde. [eiser in conventie] dient op deze rolzitting eveneens zijn verhinderdata door te geven. Indien een getuigenverhoor zal plaatsvinden, zal de rechtbank een datum en tijdstip voor het verhoor bepalen.
4.19.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 30 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.20.
Partijen dienen er rekening mee te houden dat de rechtbank aansluitend op het getuigenverhoor direct een mondelinge behandeling kan bepalen om de stand van zaken in deze procedure nog eens met partijen te bespreken,
4.21.
De rechtbank zal iedere (verdere) beslissing in conventie en in reconventie aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
laat Eastend toe om tegenbewijs te leveren tegen het bewijsvermoeden dat Eastend voorafgaand aan de tussen partijen gesloten overeenkomst [eiser in conventie] heeft meegedeeld dat de kosten van een totale restauratie van de oldtimer (meerwerk daargelaten ongeveer) € 85.000,00 zouden bedragen en/of dat Eastend [eiser in conventie] heeft meegedeeld dat de oldtimer na restauratie een waarde van € 75.000,00 zou hebben;
5.2.
bepaalt dat indien Eastend dit bewijs wenst te leveren door middel van het laten horen van getuigen, dit getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Groningen aan het Guyotplein 1, op de terechtzitting van mr. P.J. Duinkerken;
3. verwijst de zaak naar de rolzitting van
3 mei 2023voor uitlating
aan de zijde van Eastend:
a. a) of zij van de gelegenheid tot bewijslevering door het laten horen van getuigen gebruik zal maken;
b) zo ja, hoeveel getuigen zij zal voorbrengen;
en
aan de zijde van beide partijen:
c) welke verhinderdata zij hebben voor de periode van vier maanden na genoemde roldatum,
waarna een dag en tijdstip voor het getuigenverhoor zal worden bepaald, dan wel verder zal worden geprocedeerd;
5.3.
bepaalt dat Eastend, indien zij het bewijs niet (enkel) door het horen van getuigen wil leveren maar ook door overlegging van bewijsstukken en/of een ander bewijsmiddel, Eastend dit uiterlijk op de rolzitting van 3 mei 2023 bij akte kenbaar moet maken;
5.4.
bepaalt dat Eastend uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moet toezenden;
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023
711

Voetnoten

1.Begroting 2021/71
2.Begroting 2021/72-1
3.Factuurnummer 2022/15
4.Factuur 2022/23
5.Factuur 2022/15 en factuur 2022/23.
6.‘Reclames betreffende de hoogte van de factuur moeten binnen bekwame tijd na de factuurdatum schriftelijk zijn ingediend, onder het toelichten van de klachten. Zeven dagen is in ieder geval binnen bekwame tijd. Na die termijn worden klachten niet meer in behandeling genomen en vervalt het recht op reclames voor consument, tenzij het niet tijdig reclameren in redelijkheid niet aan de consument kan worden toegerekend.’