ECLI:NL:RBNNE:2023:4414

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
18-069641-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot diefstal met geweld en voltooide oplichting; veroordeling voor mishandeling en wapenbezit

Op 26 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot diefstal met geweld, voltooide oplichting, mishandeling en wapenbezit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot diefstal met geweld, omdat de verklaring van de verdachte niet volstrekt onaannemelijk was en er onvoldoende bewijs was om zijn betrokkenheid bij het feit te bewijzen. Ook werd de verdachte vrijgesproken van voltooide oplichting, omdat niet kon worden aangetoond dat het slachtoffer door een oplichtingsmiddel was bewogen tot de afgifte van haar bankpas.

De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling van een docent en het voorhanden hebben van een alarm-/startpistool en hasjiesj. De verdachte had bekend dat hij het wapen en de hasjiesj in zijn bezit had. De rechtbank legde een werkstraf op van 60 uren, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was voor de heling van de bankpas en scanner, omdat hij deze had verkregen door een poging tot oplichting. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-069641-23
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 16-105406-23 en 18-125642-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 oktober 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , wonende [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 12 oktober 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Landsman, advocaat te Utrecht . Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-069641-23
1
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Sneek, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, in en/of uit een pand van een [bedrijf] (gelegen aan of bij de [adres] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of een of meer ander(e) goed(eren) van verdachtes en/of verdachtes mededader(s) gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
  • dat pand van die videotheek (met versnelde pas) is binnengegaan en/of
  • (daarbij) al dan niet een bivakmust en/of gezichtsbedekkende kleding heeft gedragen en/of
  • zich achter de balie van die videotheek heeft begeven en/of
  • (daarbij) dreigend een langwerpig (op een) mes (gelijkend voorwerp), althans een voorwerp, heeftgetoond en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 1] heeft belaagd en/of in het nauw gebracht, waardoor die [slachtoffer 1] zichgenoodzaakt achtte verdachte en/of zijn mededader met een krukje/klapstoel op afstand te houden en/of te verjagen en/of
  • een [naam] monitor en/of beeldscherm van de balie van die [bedrijf] heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 3 mei 2023 te [plaatsnaam] , in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een (semi automatisch) alarm-/startpistool (van het merk Kurzey (type 1911)), kaliber 9 mm (knal), voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 3 mei 2023 te [plaatsnaam] , in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, aanwezig heeft gehad ongeveer 9 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Parketnummer 16-105406-23hij op of omstreeks 2 maart 2023 te [plaatsnaam] , gemeente Lopik, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een bankpas en een [naam] Scanner, door
  • zich voor te doen als [naam] en/of [naam] , zijnde een medewerkster/medewerker (bij hethoofdkantoor) van de [bedrijf] (in [plaatsnaam] ) en/of
  • (in die hoedanigheid) die [slachtoffer 2] er op te wijzen dat er een incasso-opdracht was van eenverdacht IP-adres afkomstig uit België en dat er mogelijk een hack in het account zat en/of
  • die [slachtoffer 2] (vervolgens) door te verbinden met [naam] en/of;
  • die [slachtoffer 2] er op te wijzen dat alle apparaten die een ‘NFC’ functie hadden een virus haddenen/of;
  • die [slachtoffer 2] mede te delen dat er twee opties waren, te weten het brengen van al deapparatuur met een ‘NFC’ functie naar het hoofdkantoor van de [bedrijf] in [plaatsnaam] waardoor die
[slachtoffer 2] de apparatuur voor de duur van drie dagen kwijt zou zijn of het afgeven van de bankpas aan een collega die in de bus de bankpas virusvrij zou maken en/of
- die [slachtoffer 2] (vervolgens), om aan te tonen dat ze met een medewerkster contact had van de
[bedrijf] , te wijzen op het LinkedInaccount van [naam] die werkzaam is/zou zijn bij de [bedrijf] en/of
- die [slachtoffer 2] (vervolgens), om aan te tonen dat ze met een medewerker contact had van de
[bedrijf] , te wijzen op het LinkedInaccount van [naam] die werkzaam is/zou zijn bij de [bedrijf] en/of - die [slachtoffer 2] te verzoeken haar pincode tot tweemaal toe duidelijk door te geven over de telefoonverbinding en/of
  • die [slachtoffer 2] te verzoeken de limiet van het internetbankieren op te hogen naar 1510 euroen/of
  • die [slachtoffer 2] mede te delen dat er een collega onderweg was die alle apparatuur virusvrij konmaken en/of
  • langs de woning van die [slachtoffer 2] te gaan en aan te bellen en/of
  • zich voor te doen als [naam] , zijnde een koerier (van de [bedrijf] ) en/of
  • voornoemde bankpas en [naam] Scanner van die [slachtoffer 2] in ontvangst te nemen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 maart 2023 te [plaatsnaam] , gemeente Lopik, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een bankpas en een [naam] Scanner, door
  • zich voor te doen als [naam] en/of [naam] , zijnde een medewerkster/medewerker (bij hethoofdkantoor) van de [bedrijf] (in [plaatsnaam] ) en/of
  • (in die hoedanigheid) die [slachtoffer 2] er op te wijzen dat er een incasso-opdracht was van eenverdacht IP-adres afkomstig uit België en dat er mogelijk een hack in het account zat en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer 2] door te verbinden met [naam] en/of;
  • die [slachtoffer 2] er op te wijzen dat alle apparaten die een ‘NFC’ functie hadden een virus haddenen/of;
  • die [slachtoffer 2] mede te delen dat er twee opties waren, te weten het brengen van al deapparatuur met een ‘NFC’ functie naar het hoofdkantoor van de [bedrijf] in [plaatsnaam] waardoor die
[slachtoffer 2] de apparatuur voor de duur van drie dagen kwijt zou zijn of het afgeven van de bankpas aan een collega die in de bus de bankpas virusvrij zou maken en/of
- die [slachtoffer 2] (vervolgens), om aan te tonen dat ze met een medewerkster contact had van de
[bedrijf] , te wijzen op het LinkedInaccount van [naam] die werkzaam is/zou zijn bij de [bedrijf] en/of
- die [slachtoffer 2] (vervolgens), om aan te tonen dat ze met een medewerker contact had van de
[bedrijf] , te wijzen op het LinkedInaccount van [naam] die werkzaam is/zou zijn bij de [bedrijf] en/of - die [slachtoffer 2] te verzoeken haar pincode tot tweemaal toe duidelijk door te geven over de telefoonverbinding en/of
  • die [slachtoffer 2] te verzoeken de limiet van het internetbankieren op te hogen naar 1510 euroen/of
  • die [slachtoffer 2] mede te delen dat er een collega onderweg was die alle apparatuur virusvrij konmaken en/of
  • langs de woning van die [slachtoffer 2] te gaan en aan te bellen en/of
  • zich voor te doen als [naam] , zijnde een koerier (van de [bedrijf] ) en/of
  • voornoemde bankpas en [naam] Scanner van die [slachtoffer 2] in ontvangst te nemenbij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks2 maart 2023 te [plaatsnaam] , gemeente Lopik althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door de bankpas en de [naam] Scanner in ontvangst te nemen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 maart 2023 te [plaatsnaam] , gemeente Lopik, een bankpas en een [naam] Scanner, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Parketnummer 18-125642-23hij op of omstreeks 23 januari 2023 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem (met kracht) (omver en/of) naar de grond te duwen en/of te trekken.
Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18-069641-23
Feit 1
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van feit 1, gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] , de getuigenverklaringen van moeder en dochter die de daders kort daarna hebben gezien, de camerabeelden van de daders op de fiets en de herkenning van de daders op de fiets als verdachte en medeverdachte door [medeverdachte 1] en andere onbekend gebleven personen. Daarbij komt dat nadien een machete, een bivakmuts en soortgelijke jassen als gedragen door de daders bij verdachte en de medeverdachte zijn aangetroffen. Daaruit blijkt dat zij over dergelijke voorwerpen kunnen beschikken. Ook het zwijgen door verdachte (tot de terechtzitting) is redengevend voor het bewijs. Dat verdachte ter terechtzitting een verklaring heeft afgelegd, maakt dat niet anders. Deze is immers nog steeds niet controleerbaar.
Feit 2 en 3
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van feit 2 en feit 3, gelet op het aantreffen bij verdachte van het alarmpistool en de hasj en zijn bekennende verklaring.
Parketnummer 16-105406-23
Primair
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het primaire feit, gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] , de processen-verbaal waaruit blijkt dat verdachte de bankpas en [naam] Scanner heeft opgehaald bij aangeefster en de in de telefoon aangetroffen berichten. Er is sprake van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen.
Parketnummer 18-125642-23
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het feit, gelet op de aangifte van [slachtoffer 3] , de getuigenverklaring van [getuige 1] en de bekennende verklaring van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 18-069641-23
Feit 1
De raadsman heeft vrijspraak van feit 1 bepleit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verdachte heeft zijn betrokkenheid bij het feit ontkend en heeft een plausibele verklaring voor de aanwezigheid van de fiets van de medeverdachte [medeverdachte 2] nabij de plaats delict. De verdachte en zijn medeverdachte passen niet in de door de aangever en getuigen opgegeven signalementen van de daders. Ook de nadien bij de verdachte en de medeverdachte aangetroffen goederen zijn niet direct te relateren aan het ten laste gelegde. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat de eerdere vermeende herkenningen van verdachte en de medeverdachte een vergissing is en enkel is gebaseerd op de herkenning van de fiets van de medeverdachte.
Feit 2 en 3
De raadsman heeft zich telkens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent een bewezenverklaring.
Parketnummer 16-105406-23
Primair
De raadsman heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit, omdat er geen sprake is van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen.
Subsidiair
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.
Parketnummer 18-125642-23
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het feit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Niet blijkt dat aangever [slachtoffer 3] door de duw pijn en/of letsel heeft bekomen. Aangever heeft verklaard dat zijn letsel is veroorzaakt door de desinfectiezuil, terwijl verdachte stelt dat die zuil op een andere plek stond.
De raadsman heeft, indien de rechtbank verdachte niet zal vrijspreken, verzocht om de camerabeelden in de school toe te voegen aan het dossier, dan wel bij het gebrek aan camerabeelden, [getuige 2] (de vader van verdachte) als getuige te horen over wat hij heeft gezien op de camerabeelden in de school in relatie tot de locatie van de desinfectiezuil.
Het oordeel van de rechtbank

Parketnummer 18-069641-23 1

Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen, zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte betrokkenheid bij het feit heeft ontkend. De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2] , te weten dat hij zijn fiets heeft uitgeleend en hem pas na het feit is gebleken van het gebruik van zijn fiets door de daders, kan niet als volstrekt onaannemelijk terzijde worden geschoven. Verdachte heeft deze verklaring van de medeverdachte ondersteund. Naast het gebruik van de fiets van de medeverdachte door de daders zijn er geen andere bewijsmiddelen in het dossier aanwezig, ook niet wanneer deze in onderling verband en samenhang worden beschouwd, waaruit buiten redelijke twijfel blijkt van directe betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde.
Feit 2
De verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 2 ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. Door hem is niet om vrijspraak van het feit gevraagd.
De rechtbank volstaat, op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen zonder de inhoud ervan weer te geven:
  • het proces-verbaal van bevindingen
  • een kennisgeving van inbeslagneming
  • het proces-verbaal
  • de bekennende verklaring van verdachte
Feit 3
De verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 3 ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. Door hem is niet om vrijspraak van het feit gevraagd.
De rechtbank volstaat, op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen zonder de inhoud ervan weer te geven:
  • het proces-verbaal van bevindingen
  • een kennisgeving van inbeslagneming
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen

Parketnummer 16-105406-23 10

Primair en subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van zowel het primaire als subsidiaire feit, zodat verdachte van deze feiten zal worden vrijgesproken.
Voor een bewezenverklaring van oplichting (artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht) is vereist dat iemand door een oplichtingsmiddel wordt ‘bewogen tot’ de in de bepaling bedoelde handeling. Van dit causaliteitsvereiste is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot een bepaalde handeling.
11
Uit het dossier blijkt dat aangeefster een bankpas en [naam] Scanner aan verdachte heeft afgegeven, maar dat zij daartoe slechts is overgegaan na overleg met de politie in het kader van een ontmaskeringsactie. Aangeefster is daarom niet door enig oplichtingsmiddel bewogen tot de afgifte van deze goederen. De rechtbank is van oordeel dat er dus geen sprake kan zijn van een voltooide oplichting.
Meer subsidiair
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 2 maart 2023 is gebeld door personen, een man en een vrouw, die zich voordoen als werkzaam bij de [bedrijf] . Er zou een hack zijn op haar account en de man vertelt dat alle apparaten die een 'NFC' functie hebben een virus hebben. Aangeefster is daarop, volgens afspraak met de man, naar haar woning (aan de [adres] ) in [plaatsnaam] gegaan om haar bankpas en [naam] Scanner te overhandigen aan een derde persoon.
12
In de woning van aangeefster is de politie aanwezig zodat een deel van de telefoongesprekken tussen aangeefster en de personen die zich voordoen als [medewerkers] is gehoord.
13
Vervolgens komt verdachte bij de woning van aangeefster en stelt zich voor als [naam] .
14Op vraag van de aangeefster stelt verdachte dat hij aangeefsters bankpas en reader nodig heeft voor de 'NFC' bescherming.
15Daarop geeft aangeefster de bankpas (op naam van [naam] ) en [naam] Scanner aan verdachte.
16
Verdachte is bij het verlaten van de aangeefsters woning op straat aangesproken door de politie. Bij zijn fouillering is een bankpas (op naam van [naam] ) en een [naam] Scanner aangetroffen.
17In de telefoon van verdachte zijn de volgende (groeps)gesprekken aangetroffen:
  • 2-3-2023 15:06:08: “ Een bericht van [naam] met als afbeelding pinlocatie op de [adres] met alszoekopdracht [adres] ;
  • 2-3-2023 16:09:42: “ Een bericht van [naam] met tekst Dag mevrouw [naam] mijn naam is [naam] als het goed is heeft mijn collega’…”
Verdachte heeft bekend dat hij de bankpas en [naam] Scanner bij aangeefster heeft opgehaald.
19
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair ten laste gelegde. Uit de berichten in de telefoon van verdachte in combinatie met de genoemde ‘NFC’ bescherming en het zich voorstellen met een valse naam blijkt dat verdachte wist van de illegale herkomst van de bankpas en [naam] Scanner.

Parketnummer 18-125642-23 20

Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 23 januari 2023 in Sneek is mishandeld op [school] .
21Verdachte duwde aangever op de grond. Aangever voelde een harde duw op zijn rechter bovenarm, waardoor hij op de grond viel.
22
Verdachte heeft bekend dat hij aangever bij de arm pakte en lostrok waarna aangever viel.
23
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het feit wettig en overtuigend bewezen is. Het feit dat aangever in zijn verklaring niet heeft aangegeven dat hij ten gevolge van de val pijn heeft ondervonden doet aan een bewezenverklaring niet af, nu het een feit van algemene bekendheid is dat een val op de grond pijn oplevert.
De rechtbank overweegt voorts dat het voorwaardelijk verzoek van de verdediging, kort gezegd, om camerabeelden aan het dossier toe te voegen dan wel een getuige te horen omtrent de totstandkoming van het letsel bij aangever, gelet op voorgaande overwegingen geen bespreking behoeft vanwege een gebrek aan belang.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de feiten met parketnummer 18-069641-23 onder 2 en 3, met parketnummer 16105406-23 meer subsidiair en met parketnummer 18-125642-23 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-069641-23
2
hij op 3 mei 2023 te [plaatsnaam] , gemeente Súdwest-Fryslân, een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een semi automatisch alarm-/startpistool van het merk Kuzey (type 1911), kaliber 9 mm (knal), voorhanden heeft gehad.
3
hij op 3 mei 2023 te [plaatsnaam] , gemeente Súdwest-Fryslân, aanwezig heeft gehad ongeveer 9
gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Parketnummer 16-105406-23
(meer subsidiair) hij op 2 maart 2023 te [plaatsnaam] , gemeente Lopik, een bankpas en een [naam] Scanner, heeft verworven, terwijl hij ten tijde van de verwerving van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Parketnummer 18-125642-23hij op 23 januari 2023 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem naar de grond te duwen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
De rechtbank is van oordeel dat het bewezenverklaarde met parketnummer 16-105406-23 meer subsidiair niet gekwalificeerd kan worden. Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad
24volgt dat een veroordeling ter zake heling is uitgesloten als blijkt dat verdachte de helingshandeling als genoemd in artikel 416, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht heeft begaan ten aanzien van een voorwerp dat hij zelf door enig misdrijf heeft verkregen. De rechtbank acht het aannemelijk geworden dat verdachte de voorwerpen heeft verkregen door middel van een mede door hem gepleegde poging tot oplichting. De rechtbank verklaart daarom het met parketnummer 16-105406-23 meer subsidiair bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-069641-23
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
3. handelen in strijd met een in artikel 3 van de Opiumwet gegeven verbod
Parketnummer 18-125642-23mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten met parketnummer 18-
069641-23 onder 1, 2 en 3, met parketnummer 16-105406-23 primair en met parketnummer 18125642-23 wordt veroordeeld tot jeugddetentie van 213 dagen, met aftrek van voorarrest berekend op 33 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming. Daarnaast heeft de officier van justitie tevens gevorderd de oplegging van een werkstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen vervangende jeugddetentie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een al dan niet voorwaardelijke taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich binnen drie maanden schuldig gemaakt aan een drietal strafbare feiten.
Verdachte heeft een semi automatisch alarm/-startpistool voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Bovendien veroorzaakt dit gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Verdachte heeft ook ongeveer 9 gram hasjiesj aanwezig gehad. Het gebruik van softdrugs veroorzaakt schade voor de maatschappij. Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Dat is de reden dat de verstrekking van softdrugs aan banden is gelegd. Voorts zorgt de handel in softdrugs voor ernstige en overlastgevende criminaliteit.
Verdachte heeft zich tot slot schuldig gemaakt aan de mishandeling van een docent op school, terwijl deze docent kort daarvoor een opstoot tussen twee andere leerlingen heeft gestopt. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Daarnaast dragen gebeurtenissen als de onderhavige bij aan onveiligheidsgevoelens van anderen op school, zowel leerlingen als docenten.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 29 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is geweest met politie en/of justitie.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het over verdachte opstelde psychologisch rapport pro justitia van 10 oktober 2023, opgesteld door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog. Hieruit blijkt dat de psycholoog heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een “Andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis”. Deze gedragsproblemen zijn in de afgelopen periode ontstaan en er lijkt sprake te zijn van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in antisociale richting.
Meer in algemene zin is opgemerkt dat verdachte geen duidelijk patroon laat zien van frequent grensoverschrijdend gedrag, maar er zijn wel meerdere incidenten geweest op school en verdachte laat criminele ideaties zien. Hij laat een voorkeur zien voor agressieve en criminele zaken en is daadwerkelijk overgegaan tot het zetten van stappen in het dealen van drugs. Dit wijst op een houding waarbij hij zich affilieert met antisociaal gedrag. Er lijkt geen sprake van een volgroeide gedragsstoornis en verdachte lijkt over voldoende mogelijkheden te beschikken om van crimineel gedrag af te zien.
Er lijkt geen sprake te zijn geweest van beïnvloeding van de gedragskeuzes en gedragingen vanwege voornoemde gedragsproblemen. De psycholoog kan geen uitspraak doen over de mate van toerekening. De kans op herhaling wordt als licht verhoogd ingeschat.
Voor een zo gunstig mogelijk persoonlijke ontwikkeling van verdachte is het van belang dat de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling wordt gekeerd. Hierbij zou begeleiding bij het volwassen worden zinvol zijn. Geadviseerd is een deels voorwaardelijke straf met ambulante trainingen als bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het ‘Advies uitgebreid onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming’ (verder: de Raad) van 9 oktober 2023. Samengevat komt daaruit het volgende beeld naar voren. De Raad vindt het zorgelijk dat verdachte in drie maanden meerdere keren in aanraking is gekomen met politie en justitie. Door de Raad wordt de kans op herhaling geschat op midden. De kans op herhaling wordt vergroot door onder meer de vrijetijdsbesteding, middelengebruik, houding, agressie, gezin en relaties. De Raad ziet dat de jeugdreclasseringsmaatregel en de elektronische monitoring (in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis) van belangrijke meerwaarde zijn in de ontwikkeling van verdachte omdat hij sindsdien niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie. Het is van groot belang dat de jeugdreclassering bij verdachte betrokken blijft. Verdachte moet leren dat zijn gedrag gevolgen en consequenties heeft. De Raad adviseert de oplegging van een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met de volgende bijzondere voorwaarden: het volgen van dagbesteding/onderwijs, meewerken aan hulpverlening, meewerken aan urinecontroles om zicht te krijgen op middelengebruik en toezicht en begeleiding door een gecertificeerde instelling.
LOVS oriëntatiepunten
Naast de omstandigheden de persoon van verdachte betreffende heeft de rechtbank tevens acht geslagen op de oriëntatiepunten voor minderjarigen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS).
De oriëntatiepunten van het LOVS gaan voor:
  • het aanwezig hebben van een nepvuurwapen uit van een taakstraf van 30 uren;
  • het aanwezig hebben van 5 tot 30 gram softdrugs uit van een taakstraf tussen de 15-30 uren;
  • mishandeling door middel van een enkele klap/schop/trap gaan uit van een taakstraf van 20 uren.
Conclusie
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte voor het met parketnummer 18-069641-23 onder 1 ten laste gelegde op 3 mei 2023 in verzekering is gesteld. De bewaring is op 4 mei 2023 bevolen. Op 2 juni 2023 is de voorlopige hechtenis geschorst onder voorwaarden. Sindsdien draagt verdachte een enkelband en is hij beperkt in zijn vrijheid. Na het onderzoek ter terechtzitting van 12 oktober 2023 heeft de rechtbank met ingang van 13 oktober 2023 het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
De rechtbank concludeert dat verdachte 31 dagen in voorarrest heeft doorgebracht voor het met parketnummer 18-069641-23 onder 1 ten laste gelegde feit, terwijl hij daarvan zal worden vrijgesproken. Daarnaast heeft verdachte in de strafzaak met parketnummer 16-105406-23 één dag in voorarrest doorgebracht en in de strafzaak met parketnummer 18-12642-23 2 dagen, zodat bij de strafoplegging rekening gehouden moet worden met in totaal 34 dagen voorarrest. Bovendien heeft verdachte gedurende ruim vier maanden zich gehouden aan strenge schorsingsvoorwaarden die hem in zijn vrijheid hebben beperkt en die hij als een straf heeft ervaren.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op al het vorenstaande kan worden volstaan met de oplegging van een werkstraf van 60 uren met aftrek van voorarrest. De rechtbank komt daarbij, mede gelet op de vrijspraken en het ontslag van alle rechtsvervolging, tot een straf van aanzienlijk kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is zich ervan van bewust dat de verdachte langere tijd in voorarrest heeft gezeten, maar ziet daarin geen reden om een hogere straf dan wel een andere strafmodaliteit op te leggen dan zij passend en geboden acht. Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank geen ruimte ziet om te komen tot een voorwaardelijke straf om oplegging van de geadviseerde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken.
Inbeslaggenomen goederen
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van een bivakmuts en het geldbedrag van € 550,95.
De officier van justitie heeft de onttrekking aan het verkeer gevorderd van de hasjiesj, een wapen en de 12 stuks Opium.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de teruggave aan verdachte bepleit van de onder hem in beslag genomen bivakmuts en het geldbedrag.
De raadsman heeft geen opmerkingen ten aanzien van de onttrekking aan het verkeer van de hasjiesj en het wapen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat op de ‘Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijk beslagtitel’ van 5 oktober 2023 de navolgende voorwerpen zijn vermeld: 1. € 550,95
3. 5 5 stk hasjiesj
3. 5 1 stk wapen
3. 5 12 stk Opium.
De rechtbank is daarom van oordeel dat omtrent de overige in beslag genomen voorwerpen, waaronder ook de bivakmuts, kennelijk geen beslagbeslissing behoeven.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten de hasjiesj, wapen en Opium, vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen geldbedrag moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet. Uit het dossier kan immers niet worden vastgesteld dat het geld is verkregen uit het strafbare feit als bedoeld in artikel 33a lid 1 sub a Sr, te weten het aanwezig hebben van hasjiesj.
Benadeelde partij
[slachtoffer 3] (parketnummer 18-125642-23) heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1,50 ter vergoeding van proceskosten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd. Toepassing van de schadevergoedingsmaatregel is niet aangewezen omdat de gevorderde schade als proceskosten is opgevoerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de schade niet is onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit de gestelde schade, nader aangeduid als reiskosten vanwege het doen van aangifte bij de politie, blijkt dat de benadeelde partij heeft bedoeld te vorderen een materiële schadevergoeding van in totaal € 1,50.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het met parketnummer 18-125642-23 bewezen verklaarde.
Hoewel de gevorderde schade niet met stukken is onderbouwd volgt dat schade is gevorderd wegens reiskosten voor het doen van aangifte op het politiebureau vanaf [adres] . Hieruit begrijpt de rechtbank dat er reiskosten van € 0,30 per gereden kilometer wordt gevorderd voor het doen van aangifte op het politiebureau in Sneek waarbij is gereden vanaf de pleegplaats zijnde de straat [adres] in Sneek. Volgens openbare bronnen, te weten de routeplanner van Google Maps, blijkt de afstand tussen de pleegplaats en het politiebureau in Sneek ongeveer 2,4 kilometer bedraagt.
De rechtbank acht een nadere onderbouwing in dit geval niet essentieel om te komen tot toewijzing van de gevorderde schade. De rechtbank zal daarom de vordering toewijzen.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg en 300 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte met parketnummer 18-069641-23 onder 1 en met parketnummer 16-105406-23 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het met parketnummer 16-105406-23 meer subsidiair bewezen als voormeld maar niet te zijn een strafbaar feit.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het met parketnummer 18-069641-23 onder 2 en 3 en met parketnummer 18-125642-23 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 60 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 5 stk hasjiesj;
  • 1 stk wapen;
  • 12 stk Opium.
Gelast de teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van € 550,95.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3] , parketnummer 18-125642-23:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 3] te betalen:
  • het bedrag van € 1,50 (zegge: één euro en vijftig cent);
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1,50 (zegge: één euro en vijftig cent). Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. A. de Jong en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 oktober 2023.
Mr. E.P. van Sloten en mr. N.A. Vlietstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Districtsrecherche Fryslân met proces-verbaal nummer 2023047351, doorgenummerd 1 tot en met 474. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
Pagina 203.
Pagina 245.
Pagina’s 319 en 320.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 oktober 2023.
Pagina 203.
Pagina 247.
Pagina’s 456, 457 en 458.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 oktober 2023.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaal nummer PL0900-2023064093, doorgenummerd 1 tot en met 72. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
Vgl. HR 30 juni 2020,
NJ 2020/372en HR 26 juni 2007,
NJ 2007/366.
Pagina 6.
Pagina 24.
Pagina 7.
Pagina 25.
Pagina 8.
Pagina’s 17 en 32.
Pagina 43.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 oktober 2023.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Noord Nederland met proces-verbaal nummer PL0100-2023020661, doorgenummerd 1 tot en met 107. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
Pagina 46.
Pagina 47.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 oktober 2023.
Zie onder meer ECLI:NL:HR:2001:AD5149.