ECLI:NL:HR:2001:AD5149
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een uitspraak in cassatie wegens overschrijding van de redelijke termijn en onterecht opgelegde straf
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 oktober 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1957 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Noordsingel' te Rotterdam, was eerder veroordeeld voor diefstal en opzetheling. Het Gerechtshof had de verdachte veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf, maar de Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de cassatie was overschreden. Dit leidde tot de conclusie dat de opgelegde straf verlaagd diende te worden. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.
De zaak betrof de vraag of de verdachte terecht was veroordeeld voor opzetheling, aangezien hij zelf de auto had gestolen. De Hoge Raad oordeelde dat, indien iemand een voorwerp dat hij zelf door misdrijf heeft verkregen, verwerft of voorhanden heeft, dit in de weg staat aan een veroordeling voor heling. De Hoge Raad concludeerde dat de veroordeling voor opzetheling onterecht was en dat het Gerechtshof dit in zijn beoordeling moest meenemen.
De Hoge Raad benadrukte dat de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase van invloed was op de strafmaat. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof, dat de zaak opnieuw diende te berechten en af te doen, rekening houdend met de overschrijding van de termijn. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak onderstreept om de redelijke termijn in acht te nemen in strafzaken.