3.1.De rechtbank ziet geen aanleiding verweerder hierin te volgen. Uit de reactienota zienswijzen kan de rechtbank niet afleiden wie wel, en wie niet een zienswijze heeft ingediend. Verweerder heeft dit ook niet nader onderbouwd of uitgewerkt. Voorts kan een indiener van het beroep een woonadres elders in Nederland hebben, maar een vakantiewoning bezitten op Terschelling. Een bepaald belang kan zo iemand op voorhand niet worden ontzegd. Nu verweerder ook deze stelling niet verder heeft onderbouwd, is de rechtbank van oordeel dat de eisers die worden vertegenwoordigd door eiseres sub 3 in hun beroep kunnen worden ontvangen.
4. Voor zover verweerder voorts betoogt dat beroepsgronden niet besproken moeten worden omdat indieners van het beroep onder eiseres sub 3 op grote afstand van het Natura 2000-gebied wonen, verwijst de rechtbank eerst naar hetgeen hier boven is overwogen. Voorts zijn de beroepsgronden van eiseres sub 3 en eisers en eiseressen sub 1 en 2 grotendeels gelijk, en betreft dit een Stichting en bewoners van het eiland waarvan niet betwijfeld wordt of het Natura 2000-gebied onderdeel uitmaakt van hun leefomgeving, zodat om deze reden deze gronden niet buiten beschouwing kunnen blijven.
5. Het eiland Terschelling is ter uitvoering van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn aangewezen als Natura 2000-gebied, te weten de Natura 2000-gebieden "Duinen Terschelling", "Waddenzee" en "Noordzeekustzone". Bij de aanwijzing als Natura 2000-gebied is in de desbetreffende aanwijzingsbesluiten de begrenzing van het gebied vastgesteld en zijn er doelstellingen geformuleerd voor de beschermingswaardige habitattypen en -soorten.
Artikel 6, derde lid, van Habitatrichtlijn (Hrl), bepaalt dat voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het (Natura 2000-)gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo’n gebied, een passende beoordeling wordt gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. Verder bepaalt dit artikellid - voor zover hier van belang - dat de bevoegde nationale instanties slechts toestemming geven voor dat plan of project nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten.
Artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) bepaalt dat het verboden is zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Het derde lid bepaalt dat gedeputeerde staten een vergunning als bedoeld in het tweede lid uitsluitend verlenen indien is voldaan aan artikel 2.8.
Artikel 2.8, eerste lid, van de Wnb bepaalt dat voor een project als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, de aanvrager van de vergunning een passende beoordeling maakt van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied. Het derde lid bepaalt dat gedeputeerde staten voor het project, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend een vergunning verlenen, indien uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.
Uit artikel 2.8 van de Wnb, in samenhang gelezen met artikel 2.7 van de Wnb, volgt dat een passende beoordeling moet worden gemaakt als een plan significante gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:212, onder 6.1, is dat het geval als een plan voorziet in ruimtelijke ontwikkelingen die ten opzichte van de referentiesituatie significante gevolgen kunnen hebben. Onder referentiesituatie wordt de feitelijke, planologisch legale situatie voorafgaand aan de vaststelling van het plan verstaan. 6. Verweerder is op grond van de passende beoordeling en aanvullende informatie van Tauw en Koolstra van mening dat het organiseren van het festival Eilân geen significante gevolgen heeft voor de Natura 2000-gebieden. Eisers en eiseressen hebben aangevoerd dat het onderzoek onvolledig en onzorgvuldig is geweest. Zij hebben daarvoor verschillende argumenten aangedragen. De rechtbank zal zich daarom buigen over de vraag of verweerder de passende beoordeling en aanvullende informatie aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen.
7. Eisers en eiseressen hebben aangevoerd, zo begrijpt de rechtbank, dat verlichting die voor het evenement zal worden gebruikt, het leefgebied van de vleermuis verstoort.