ECLI:NL:RBNNE:2023:4201

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
LEE 21/2317, 22/3665 en 22/3861
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omtrent vergunning voor festival Eilân in Natura 2000-gebieden op Terschelling

Op 13 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de vergunningverlening voor het festival Eilân op Terschelling. De vergunning was verleend door Gedeputeerde Staten van Friesland op 2 oktober 2020, maar werd later ingetrokken en opnieuw verleend op 7 oktober 2022. De eisers, bestaande uit buren van Hee en Stichting Ons Schellingerland, hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten, omdat zij vreesden voor negatieve gevolgen voor de Natura 2000-gebieden Duinen Terschelling, Noordzeekustzone en Waddenzee. De rechtbank heeft de zaak behandeld in meerdere zittingen, waarbij de eisers en hun gemachtigden aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de verweerder en de vergunninghouder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning voor het festival Eilân in strijd is met de Wet natuurbescherming, omdat de stikstofdepositie niet adequaat is beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de Aerius-berekening, die de stikstofdepositie moest inschatten, niet voldoende onderbouwd was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de maximale bezoekerscapaciteit van het festival. De rechtbank heeft het bestreden besluit van 7 oktober 2022 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere gebreken in acht moeten worden genomen. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling bestuursrecht
zittingsplaats Groningen
zaaknummers: LEE 21/2317, 22/3665 en 22/3861

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2023 in de zaken tussen

1. de buren van Hee, te Hee,

a. [eiser 1],
b. [eiser 2],
c. [eiser 3],
d. [eiser 4],
e. [eiser 5],
f. [eiser 6],
2.
Stichting ons Schellingerland, gevestigd te Lies
(gemachtigde mr. J.W. Spanjer),
3. [eiser 7],te West-Terschelling,
mede namens tweeëndertig andere bewoners van Terschelling,
gezamenlijk te noemen eisers en eiseressen,
en

Gedeputeerde Staten van Friesland, verweerder.

als derde belanghebbende heeft
Chasing the Hihat b.v., gevestigd te Amsterdam, aan het geding deelgenomen.
(gemachtigde: mr. M. Diepenhorst)

Procesverloop

Bij besluit van 2 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) verleend aan Chasing the Hihat (vergunninghouder) ten behoeve van de jaarlijkse organisatie van het festival Eilân op Terschelling in de periode 2021 tot en met 2025 in en nabij de Natura 2000-gebieden Duinen Terschelling, Noordzeekustzone en Waddenzee.
Bij besluit van 8 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben eisers en eiseressen sub 1 beroep ingesteld.
Bij besluit van 7 oktober 2022 heeft verweerder het besluit van 2 oktober 2020 ingetrokken en opnieuw een vergunning verleend voor het organiseren van festival Eilân. Het beroep van eisers en eiseressen sub 1 ziet van rechtswege mede op dit nieuwe besluit, eiseressen sub 2 en 3 hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 7 oktober 2022.
Verweerder heeft bij brief van 10 november 2022 gereageerd op de beroepsgronden.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting van 20 december 2022 behandeld. Voor eisers en eiseressen zijn [eiser 1], [eiser 5], [eiser 8], [eiser 9] en
mr. J.W. Spanjer verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door [naam 1], [naam 2], mr. T. Tuenter, [naam 3], [naam 4], [naam 5] en mr. H. Haakmeester. Namens vergunninghouder zijn [naam 6] en mr. A.J. Durville verschenen. De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft hierna het onderzoek heropend. Verweerder is in de gelegenheid gesteld aanvullende informatie over te leggen.
Op 4 mei 2023 heeft opnieuw een zitting plaatsgevonden. Voor eisers en eiseressen zijn
[eiser 10], [eiser 7], [eiser 1], [eiser 2], [eiser 3], [eiser 4], [eiser 6], [eiser 9], [eiser 11] en [eiser 12] verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door [naam 1], [naam 2] en mr. T. Tuenter. Namens vergunninghouder is [naam 6] verschenen. De rechtbank heeft na de behandeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Bij de beoordeling van het onderhavige beroep neemt de rechtbank de volgende feiten als vaststaand aan.
1.1.
Op 6 januari 2020 heeft belanghebbende een aanvraag ingediend voor verlening van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb). Belanghebbende wil een vergunning voor de jaren 2020 tot en met 2025 voor het organiseren van een muziekfestival dat -gedeeltelijk- zal plaatsvinden in het Natura 2000-gebied “Duinen Terschelling”. De aanvraag is vergezeld van een passende beoordeling van 13 december 2019, uitgevoerd door Tauw b.v. (Tauw).
1.2.
Bij notitie van 27 maart 2020 is door Tauw aanvullend bericht op de passende beoordeling van 13 december 2019.
1.3.
Op 11 augustus 2020 heeft Tauw bericht over de bezoekersaantallen voor het festival.
1.4.
Bij besluit van 2 oktober 2020 heeft verweerder een vergunning verleend voor het organiseren van het festival “Eilân” op Terschelling in de periode 2021 tot en met 2025 in en nabij de Natura 2000-gebieden Duinen Terschelling, Noordzeekustzone en Waddenzee. De vergunning is geldig in de periode 15 augustus-30 september in het kalenderjaar 2021 en de vergunning wordt jaarlijks verlengd tot en met 2025 als na evaluatie voor de voorafgaande editie van het festival blijkt dat deze vanuit ecologie goed is verlopen en een verlenging de instemming/goedkeuring heeft van het bevoegd gezag en Staatsbosbeheer.
1.5.
Eisers en eiseressen sub 1 hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.6.
Hangende de bezwaarprocedure heeft belanghebbende een nieuwe berekening met het nieuwe Aerius-model van de stikstofdepositie laten maken. De berekening is ingebracht met een begeleidende memo van Koolstra advies van 29 maart 2021. Deze berekening heeft geleid tot een iets hogere stikstofdepositie.
1.7.
Naar aanleiding van de bezwaren zijn eisers en eiseressen sub 1 op 1 april 2021 door de commissie voor bezwaar- en beroepsschriften en klachten van de provincie Friesland gehoord. De commissie heeft verweerder bij brief van 27 mei 2021 advies uitgebracht. De commissie heeft verweerder geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren.
1.8.
Onder overneming van het advies heeft verweerder bij besluit van 8 juni 2021 het bezwaar ongegrond verklaard. De vergunning is wel gewijzigd, in die zin dat de vergunning wordt afgegeven voor de periode 2021 tot en met 2025. Verweerder heeft voorts opgenomen dat indien uit evaluatie van het voorafgaande jaar blijkt dat vanuit ecologie voortzetting niet mogelijk is, verweerder zich het recht voorbehoudt om over te gaan tot ambtshalve intrekking of wijziging van de vergunning. Het festival vindt plaats van 2021 tot en met 2025 in de periode 15 augustus – 30 september.
1.9.
Eisers en eiseressen sub 1 hebben beroep tegen dit besluit ingesteld.
1.10.
Bij besluit van 7 oktober 2022 heeft verweerder het besluit van 2 oktober 2020 ingetrokken en opnieuw een vergunning verleend voor het organiseren van festival Eilân voor de jaren 2023 tot en met 2025, binnen de periode 15 augustus tot 30 september. Het beroep van eisers en eiseressen sub 1 ziet van rechtswege mede op dit nieuwe besluit, eiseressen sub 2 en 3 hebben hiertegen ook beroep ingesteld.
Het besluit van 8 juni 2021
2. De rechtbank verklaart het beroep van eisers en eiseressen sub 1 voor zover dat gericht is tegen het ingetrokken besluit van 8 juni 2021 niet-ontvankelijk. Verweerder heeft dat besluit ingetrokken en vervangen voor het bestreden besluit van 7 oktober 2022. Gesteld noch gebleken is dat eisers en eiseressen nog een belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep voor zover het gericht is tegen dat ingetrokken besluit.
Ontvankelijkheid beroep tegen besluit 7 oktober 2022
3. Verweerder heeft allereerst gesteld dat een aantal van de personen voor wie eiseres sub 3 beroep instelt, geen zienswijze hebben ingediend. Omdat een aantal van hen op een dusdanige afstand van het Natura 2000-gebied wonen dat zij met zekerheid niet als belanghebbende kunnen worden aangemerkt, moeten deze personen niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding verweerder hierin te volgen. Uit de reactienota zienswijzen kan de rechtbank niet afleiden wie wel, en wie niet een zienswijze heeft ingediend. Verweerder heeft dit ook niet nader onderbouwd of uitgewerkt. Voorts kan een indiener van het beroep een woonadres elders in Nederland hebben, maar een vakantiewoning bezitten op Terschelling. Een bepaald belang kan zo iemand op voorhand niet worden ontzegd. Nu verweerder ook deze stelling niet verder heeft onderbouwd, is de rechtbank van oordeel dat de eisers die worden vertegenwoordigd door eiseres sub 3 in hun beroep kunnen worden ontvangen.
Relativiteit
4. Voor zover verweerder voorts betoogt dat beroepsgronden niet besproken moeten worden omdat indieners van het beroep onder eiseres sub 3 op grote afstand van het Natura 2000-gebied wonen, verwijst de rechtbank eerst naar hetgeen hier boven is overwogen. Voorts zijn de beroepsgronden van eiseres sub 3 en eisers en eiseressen sub 1 en 2 grotendeels gelijk, en betreft dit een Stichting en bewoners van het eiland waarvan niet betwijfeld wordt of het Natura 2000-gebied onderdeel uitmaakt van hun leefomgeving, zodat om deze reden deze gronden niet buiten beschouwing kunnen blijven.
Wettelijk kader
5. Het eiland Terschelling is ter uitvoering van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn aangewezen als Natura 2000-gebied, te weten de Natura 2000-gebieden "Duinen Terschelling", "Waddenzee" en "Noordzeekustzone". Bij de aanwijzing als Natura 2000-gebied is in de desbetreffende aanwijzingsbesluiten de begrenzing van het gebied vastgesteld en zijn er doelstellingen geformuleerd voor de beschermingswaardige habitattypen en -soorten.
Artikel 6, derde lid, van Habitatrichtlijn (Hrl), bepaalt dat voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het (Natura 2000-)gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo’n gebied, een passende beoordeling wordt gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. Verder bepaalt dit artikellid - voor zover hier van belang - dat de bevoegde nationale instanties slechts toestemming geven voor dat plan of project nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten.
Artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) bepaalt dat het verboden is zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Het derde lid bepaalt dat gedeputeerde staten een vergunning als bedoeld in het tweede lid uitsluitend verlenen indien is voldaan aan artikel 2.8.
Artikel 2.8, eerste lid, van de Wnb bepaalt dat voor een project als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, de aanvrager van de vergunning een passende beoordeling maakt van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied. Het derde lid bepaalt dat gedeputeerde staten voor het project, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend een vergunning verlenen, indien uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.
Uit artikel 2.8 van de Wnb, in samenhang gelezen met artikel 2.7 van de Wnb, volgt dat een passende beoordeling moet worden gemaakt als een plan significante gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:212, onder 6.1, is dat het geval als een plan voorziet in ruimtelijke ontwikkelingen die ten opzichte van de referentiesituatie significante gevolgen kunnen hebben. Onder referentiesituatie wordt de feitelijke, planologisch legale situatie voorafgaand aan de vaststelling van het plan verstaan.
Beoordelingskader
6. Verweerder is op grond van de passende beoordeling en aanvullende informatie van Tauw en Koolstra van mening dat het organiseren van het festival Eilân geen significante gevolgen heeft voor de Natura 2000-gebieden. Eisers en eiseressen hebben aangevoerd dat het onderzoek onvolledig en onzorgvuldig is geweest. Zij hebben daarvoor verschillende argumenten aangedragen. De rechtbank zal zich daarom buigen over de vraag of verweerder de passende beoordeling en aanvullende informatie aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen.
Verstoring vleermuizen
7. Eisers en eiseressen hebben aangevoerd, zo begrijpt de rechtbank, dat verlichting die voor het evenement zal worden gebruikt, het leefgebied van de vleermuis verstoort.
7.1.
Verweerder heeft bij het nieuw genomen besluit op 7 oktober 2022 een reactie op deze beroepsgronden gegeven. Verweerder heeft daarbij middels een reactie van Tauw allereerst gesteld dat voor de relevante Natura 2000-gebieden geen instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd voor de vleermuizen. De mogelijke effecten op de vleermuispopulatie zijn daarom niet relevant voor de Wnb-vergunning die is verleend voor de Natura 2000-gebieden. Verder is gesteld dat lichtverstoring van de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger niet voor de hand ligt omdat deze soorten ook bij lampen jagen. Deze beide soorten hebben bovendien een groot foerageergebied, dat op Terschelling in ruime mate aanwezig is. Het plangebied is niet essentieel als vliegroute aangezien er vele alternatieven zijn die onverstoord blijven. Tenslotte is het plangebied niet de gehele nacht verlicht. Er is maar een kleine overlap in tijd tussen festivalverlichting en de aanwezigheid van foeragerende vleermuizen, het overgrote deel van de nacht blijft donker. Er is daarom geen overtreding van het Wnb-verbod en aanvullende maatregelen zijn niet nodig. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met deze reactie voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat verstoring van de vleermuizen niet aan de orde zal zijn.
Inventarisatie planten en amfibieën
8. Eisers en eiseressen zijn van mening dat in de passende beoordeling en de quickscan ten onrechte niet wordt ingegaan op het feit dat bij het duinmeertje ook een strook van ongeveer 40 meter van bloeiende gevlekte orchissen zijn waargenomen. Ook komen in de oeverzone nog andere bedreigde plantensoorten voor.
8.1.
Verweerder heeft aangevoerd dat het duinmeertje en deze zone geen onderdeel uitmaken van de relevante Natura 2000-gebieden, waardoor de planten niet relevant zijn voor de Wnb-vergunning. De genoemde soorten zijn evenmin beschermd via de soortenbescherming. Daarom zijn deze orchissen ook niet meegenomen in de passende beoordeling en de quickscan. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat deze beroepsgrond reeds daarom niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden.
Rugstreeppadden
9. Eisers en eiseressen hebben aangegeven dat bij het duinmeertje rugstreeppadden zijn gehoord. Deze kunnen van half april tot en met september eieren afzetting in het duinmeertje.
9.1.
Ook hier stelt verweerder, middels Tauw, dat voor de rugstreeppad geen doelen worden gesteld in de relevante Natura 2000-gebieden en daarom niet relevant in het kader van de Wnb-vergunning. In de quickscan wordt de aanwezigheid van de rugstreeppad in het kader van de soortenbescherming genoemd. Daarom worden maatregelen voorgesteld om overtredingen te voorkomen: de vochtige randzone van het duinmeertje wordt ontzien onder andere door het plaatsen van hekken. Voorafgaand aan de opbouw van het festival wordt bovendien een veldonderzoek uitgevoerd, waarbij het terrein wordt onderzocht op de aanwezigheid van amfibieën. Waar nodig worden maatregelen getroffen om vertrappen te voorkomen. Bovendien is de rugstreeppad ten tijde van het festival nog niet in winterrust. Effecten op de rugstreeppad zijn daarom uitgesloten.
9.2.
Dat het meertje heel dicht tegen het Natura 2000-gebied aan ligt, zoals door eisers en eiseressen is gesteld, maakt het bovengenoemde naar het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank ziet daarom geen grond voor het oordeel dat verweerder de deskundige in diens advisering niet heeft kunnen volgen.
Stikstof
10. Eisers en eiseressen stellen zich op het standpunt dat geen vergunning verleend had mogen worden aangezien sprake is van depositie van stikstof in de Natura 2000-gebieden, waardoor de instandhoudingsdoelstellingen negatief beïnvloedt zullen worden. Verder zijn eisers en eiseressen van mening dat de berekening van de stikstofdepositie op onjuiste aannames berust. Voor de toestroom van de festivalbezoekers zijn 8 extra vaarten gerekend. Dit is volgens eisers en eiseressen veel te weinig om de toestroom van uiteindelijk 10.000 tot 12.000 bezoekers te kunnen vervoeren. Eisers en eiseressen menen ten slotte dat de effecten van andere projecten of activiteiten moeten worden meegewogen bij de beoordeling van dit project. Alle activiteiten hebben afzonderlijk en gezamenlijk invloed op het gebied.
10.1.
Verweerder is van mening dat de Aerius-berekening is gebaseerd op een invoer van juiste gegevens, waarbij voldoende rekening is gehouden met extra transport van de festivalbezoekers. Mocht er sprake zijn van onvoldoende extra inzet van schepen, stelt verweerder dat festivalgangers eerder naar het eiland moeten afreizen om op die manier bij het festival aanwezig te kunnen zijn, de normale dienstregeling biedt hiervoor genoeg ruimte. Aangezien er dit jaar geen vergunningen zijn verleend op grond van de Wnb is er ook geen sprake van andere projecten die moeten worden meegewogen in de beoordeling van dit project.
10.2.
De rechtbank stelt vast dat de aan- en afvaarten van de veerdienst naar Terschelling een belangrijke factor zijn in de totale stikstofuitstoot die door het festival kan worden veroorzaakt. Ter zitting is duidelijk geworden dat verweerder, bij het bepalen van de totale stikstofbelasting dat voor rekening van dit project komt, heeft gerekend met 4 extra retourvaarten. Dit komt neer op een extra capaciteit van ongeveer 800 mensen. In de jurisprudentie is meerdere malen uitgesproken dat bij het beoordelen van projecten in het kader van de Wnb, gelet op het voorzorgprincipe, dient te worden uitgegaan van “worst case” omstandigheden. In dit geval betekent dat, dat er moet worden gerekend met het maximum aantal festivalbezoekers dat op de dag voor aanvang van het festival naar het eiland wil reizen en op de dag na afloop weer naar huis wil terugkeren. De stelling dat bezoekers eerder naar het eiland moeten afreizen, kan daarom niet worden gevolgd. Daarbij overweegt de rechtbank dat uit informatie op de website van het vervoersbedrijf rederij Doeksen blijkt dat aanvullend op de dienstregeling vraag gestuurd wordt gevaren en dat het uitgangspunt is dat extra capaciteit wordt ingezet als de markt daarom vraagt. Dit is ook in overeenstemming met hetgeen eisers en eiseressen over de werkwijze van de rederij hebben betoogd.
10.3.
Ter zitting is door verweerder en vergunninghouder betoogd dat voor de vervoersconcessies van schepen in de Noordzeegebieden een passende beoordeling is gemaakt. Volgens verweerder en vergunninghouder zijn de extra afvaarten in deze passende beoordeling meegenomen. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder deze stelling niet nader heeft onderbouwd. Bovendien lijkt deze stelling niet in overeenstemming met hetgeen de rederij op de website meldt: “
Indien een vraag gestuurde afvaart twee jaar op rij wordt ingezet, dan wordt deze afvaart normaal gesproken in de basisdienstregeling van het volgende jaar opgenomen. De basisdienstregeling voor 2023 hebben wij echter gebaseerd op de bezettingscijfers van 2022 (t/m april) en 2021, maar voor wat betreft de afvaarten rondom evenementen die plaatsvinden van mei t/m december alleen op die van 2019 omdat veel evenementen in 2020 en 2021 geen doorgang konden vinden door de coronacrisis. Het jaar 2020 was door de coronacrisis ook buiten de evenementen om geen representatief jaar door de coronacrisis.”Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van deze informatie niet aannemelijk dat de extra afvaarten voor het onderhavige festival al in de basisdienstregeling van de rederij zijn opgenomen.
10.4.
De rechtbank is gelet op bovenstaande van oordeel dat met het toevoegen van slechts 4 extra retourvaarten ontoereikend is gemotiveerd dat daarmee alle mogelijke stikstofdepositie die door het festival wordt veroorzaakt, ook is meegenomen in de Aerius-berekening. Nu de passende beoordeling uitgaat van de Aerius-berekening is daarmee eveneens ontoereikend gemotiveerd dat de stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden geen significante negatieve gevolgen zullen hebben.
10.5.
Ten aanzien van de stelling van eisers en eiseressen dat verweerder ten onrechte niet heeft gecumuleerd met andere projecten, overweegt de rechtbank dat verweerder terecht heeft opgemerkt dat dit de eerste Wnb-vergunning is, die is verleend. Er zijn derhalve nog geen andere projecten vergund, waarmee verweerder rekening moet houden. Dat er wel feitelijk activiteiten zijn waarbij dieselgeneratoren worden gebruikt, of een Motor Cross Club waarbij de vergunningaanvraag nog in behandeling is, maakt dit niet anders.
Conclusie
11. Bovenstaande overwegingen leiden tot de conclusie dat de beroepen gegrond zijn. Het bestreden besluit zal worden vernietigd omdat deze in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. Gelet op de aard van de geconstateerde gebreken, ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten.
Proceskosten en griffierecht
12. Aangezien de beroepen gegrond zijn dient verweerder het betaalde griffierecht aan eisers en eiseressen te vergoeden. Dit is voor Stichting Ons Schellingerland een bedrag van € 360,- en voor de buren van Hee en [eiser 7] ieder een bedrag van € 184,-.
13. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eisers en eiseressen hebben moeten maken. Deze proceskosten stelt de rechtbank voor eiseres sub 2 op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.092,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en een halve punt voor een nadere reactie, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Een reiskostenvergoeding voor het bijwonen van de zittingen is in de zaken LEE 21/3603, LEE 21/3742 en LEE 23/132 reeds uitgesproken, zodat daar thans geen aanleiding voor bestaat.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep tegen het besluit van 8 juni 2021 niet-ontvankelijk;
 verklaart het beroep tegen het besluit van 7 oktober 2022 gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit van 7 oktober 2022;
 bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres sub 2 tot een bedrag van in totaal € 2.092,50;
 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van in totaal € 728,- aan eisers en eiseressen te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Veenstra, griffier. De beslissing is op 13 oktober 2923 in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
de rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden aan partijen op: