ECLI:NL:RBNNE:2023:4200

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
LEE 22/1369 en LEE 22/1403
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omgevingsvergunning voor festival op Terschelling

Op 13 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de verlening van een omgevingsvergunning aan Chasing the Hihat b.v. voor het organiseren van het festival Eilân op Terschelling. De vergunning, verleend op 28 september 2021, was geldig voor één jaar en gold voor een evenement dat zou plaatsvinden tussen 15 augustus en 19 september 2022. Eisers, bestaande uit buren van Hee en Stichting ons Schellingerland, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank. De rechtbank heeft de zaak op 20 december 2022 behandeld en op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat de eisers procesbelang hadden, omdat het evenement in 2024 opnieuw georganiseerd zou worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning in strijd was met de bestemmingsplannen, maar dat verweerder op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bevoegdheid had om de vergunning te verlenen. De rechtbank heeft de belangenafweging van verweerder als zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende maatregelen waren getroffen om schade aan de natuur te voorkomen. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard, wat betekent dat de vergunning voor het festival geldig blijft.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een goede ruimtelijke onderbouwing en de afweging van belangen bij het verlenen van omgevingsvergunningen, vooral in gebieden met een natuur- of recreatieve bestemming. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de geluidsoverlast en andere bezwaren van eisers niet voldoende onderbouwd waren om de vergunning te vernietigen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling bestuursrecht
zittingsplaats Groningen
zaaknummers: LEE 22/1369 en LEE 22/1403

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2023 in de zaken tussen

1. de buren van Hee, te Hee,

a. [eiser 1],
b. [eiser 2],
c. [eiser 3],
d. [eiser 4],
e. [eiser 5],
f. [eiser 6],
2.
Stichting ons Schellingerland, gevestigd te Lies
(gemachtigde mr. J.W. Spanjer),
gezamenlijk te noemen eisers en eiseressen,
en

het college van burgemeester en wethouders van Terschelling, verweerder.

als derde belanghebbende heeft
Chasing the Hihat b.v., gevestigd te Amsterdam, aan het geding deelgenomen.
(gemachtigde: mr. M. Diepenhorst)

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan Chasing the Hihat (vergunninghouder) ten behoeve van de organisatie van het festival Eilân op Terschelling. De vergunning is geldig voor de periode van één jaar, tot uiterlijk 1 oktober 2022.
Bij besluit van 4 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben eisers en eiseressen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting van 20 december 2022 behandeld. Voor eisers en eiseressen zijn [eiser 1], [eiser 5], [eiser 7], [eiser 8] en
mr. J.W. Spanjer verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door [naam 1], [naam 2], mr. T. Tuenter, [naam 3], [naam 4], [naam 5] en mr. H. Haakmeester. Namens vergunninghouder zijn [naam 6] en mr. A.J. Durville verschenen. De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Bij de beoordeling van het onderhavige beroep neemt de rechtbank de volgende feiten als vaststaand aan.
1.1.
Op 19 augustus 2020 heeft belanghebbende een aanvraag ingediend voor verlening van een omgevingsvergunning voor het organiseren van een muziekfestival dat
zal plaatsvinden op de percelen op en rond camping de Kooi en rond het meertje van Hee. De aanvraag is in eerste instantie ingediend voor een vergunning voor een periode van vijf jaren, maar is later gewijzigd in een vergunning voor één jaar.
1.2.
Bij besluit van 28 september 2021 heeft verweerder de vergunning verleend. In de voorschriften is bepaald dat het festival dient plaats te vinden tussen 15 augustus 2022 en 19 september 2022.
1.3.
Eisers en eiseressen hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.4.
Naar aanleiding van de bezwaren zijn eisers en eiseressen gehoord door de commissie van advies voor de bezwaarschriften. De commissie heeft verweerder bij brief van 3 februari 2021 advies uitgebracht en daarbij verweerder geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren.
1.5.
Onder overneming van het advies heeft verweerder bij besluit van 4 maart 2022 het bezwaar ongegrond verklaard, onder wijziging en toevoeging van enkele voorschriften.
1.6.
Eisers en eiseressen hebben beroep tegen dit besluit ingesteld.
procesbelang
2. De rechtbank beoordeelt allereerst ambtshalve of eisers en eiseressen procesbelang hebben bij deze beroepsprocedure. De bestuursrechter is alleen geroepen tot het beantwoorden van rechtsvragen als het doel dat eisers en eiseressen voor ogen staat met het ingestelde rechtsmiddel kan worden bereikt en voor haar feitelijk van betekenis is. De bestuursrechter dient het beroep niet-ontvankelijk te verklaren als het procesbelang ontbreekt.
2.1.
Het beroep van eisers en eiseressen is gericht tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het houden van een evenement dat belanghebbende in de periode van 7 tot 23 september 2022 te Terschelling wilde laten plaatsvinden. Het gaat om een uitgewerkt besluit, nu de vergunning ziet op een evenement dat zou plaatsvinden in 2022. Het procesbelang blijft bij een uitgewerkt of vervallen besluit echter behouden als er sprake zal zijn van toekomstige besluitvorming waarbij het inhoudelijke oordeel over het besluit kan worden betrokken. Het moet wel aannemelijk zijn dat die toekomstige besluitvorming zal plaats vinden. Dat zal met name het geval zijn bij een voortdurende activiteit waardoor periodiek vergunningen worden verleend of een activiteit die in de toekomst zal worden herhaald, zoals een jaarlijks evenement.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat eisers en eiseressen nog procesbelang hebben bij deze procedure. Belanghebbende heeft aangegeven in 2024 het evenement te willen organiseren en heeft daarvoor deels ook al de benodigde vergunningen. Daarmee staat naar oordeel van de rechtbank ook voldoende vast dat er sprake is van een terugkerend evenement. De rechtbank zal de beroepsgronden van eisers en eiseressen dan ook inhoudelijk bespreken.
Wettelijk kader
3. Ter plaatse gelden verschillende bestemmingsplannen, namelijk het bestemmingsplan “buitengebied polder”, de beheersverordening “beheersverordening Natuurgebieden” en het bestemmingsplan “bestemmingsplan Halfweg Hee”. De relevante gronden hebben de bestemming recreatie-1 of natuur. Niet in geschil is dat de activiteiten in strijd zijn met de onderliggende ruimtelijke plannen.
3.1.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid onder c van de wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, (…)
Op grond van artikel 2.12, eerste lid onder a van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°.met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking.
3.2.
Verweerder heeft op grond van artikel 2.12, eerste lid onder a, sub 1 van de Wabo toestemming verleend voor de strijdige activiteiten omdat het op grond van de verschillende ruimtelijke plannen is toegestaan af te wijken van de planregels en er volgens verweerder geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Toetsing rechtbank
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder de omgevingsvergunning heeft verleend door gebruik te maken van zijn bevoegdheid op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1°, van de Wabo. Bij een beslissing om al dan niet gebruik van deze bevoegdheid te maken, heeft verweerder beleidsruimte. De rechtbank kan de keuzes die verweerder heeft gemaakt bij het afwegen van de betrokken belangen daarom slechts terughoudend toetsen. De rechtbank moet wel vol toetsen of de belangenafweging op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en of deugdelijk is gemotiveerd waarom een bepaalde keuze is gemaakt.
Natuur
5. Eisers en eiseressen stellen dat het toestaan van een festival waar de bestemming van de locatie “natuur” is, wel erg ver verwijderd is van het “beheer, behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke landschappelijke en cultuurhistorische waarden (…), waar de gronden voor bestemd zijn.
5.1.
Verweerder wijst naar de bevoegdheid die in de beheersverordening is opgenomen om evenementen toe te kunnen staan. Daarbij moet wel een afweging gemaakt worden of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Verweerder is van mening dat deze afweging is gemaakt en dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening.
5.2.
Op grond van artikel 16, eerste lid onder 6 (f) van de beheersverordening Natuurgebieden wordt in ieder geval tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken gerekend: het gebruik van gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen.
In het tweede lid van de planregels is bepaald dat van deze bepaling met een omgevingsvergunning van kan worden afgeweken mits:
 het gebruik van gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen niet langer duurt dan ten hoogste zes weken per jaar;
 geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de (verkeers)veiligheid en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals beschreven in bijlage 1 en bijlage 3 behorende bij deze regels.
5.3.
Dat het houden van een evenement als onderhavige ver verwijderd is van de bestemming die aan de gronden is gegeven, neemt niet weg dat aan verweerder de bevoegdheid is gegeven om een dergelijk evenement wel te kunnen toestaan. Als voorwaarde geldt daarbij wel dat geen onevenredige afbreuk aan de genoemde waarden mag worden gedaan. De rechtbank constateert dat verweerder zich hiervan bij de besluitvorming rekenschap heeft gegeven.
6. Eisers en eiseressen hebben aangegeven dat zij vinden dat in de vergunning onvoldoende geborgd is dat geen schade wordt toegebracht aan de natuur. Zo is onvoldoende aandacht besteedt aan onzichtbare vormen van afval, zoals urine, ontlasting en braaksel. Ook is niet aangegeven hoe voorkomen wordt dat schade ontstaat op de festivallocatie. De natuurwaarden rondom het meertje van Hee zijn niet goed verwoord en de bescherming strekt zich ten onrechte enkel uit tot de beschermde natuurwaarden.
6.1.
Verweerder is van mening dat voldoende rekening is gehouden met het herstellen van gebruikssporen op de evenementenlocatie. Buiten dat stelt verweerder dat zaken zoals afval en drugs(gebruik) niet via het ruimtelijke spoor geregeld moeten worden, maar via de APV/evenementenvergunning. Voor wat betreft de bescherming van onder andere plantensoorten betoogd verweerder dat dat via voorschrift 1.24 tot en met 1.26 is geregeld.
6.2.
Allereerst overweegt de rechtbank dat het regelen van overlast door drugsgebruik of alcoholmisbruik, zoals terecht door verweerder wordt opgemerkt, niet valt onder de reikwijdte van de Wabo. Deze problemen moeten via de evenementenvergunning worden geregeld. Voorts overweegt de rechtbank dat artikel 16, tweede lid van de planregels niet vereist dat helemaal geen schade aan natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden mag worden toegebracht. Het artikel vereist dat geen onevenredige afbreuk aan de verschillende waarden mag worden gedaan. Ten aanzien van het beschermen van de natuurwaarden heeft verweerder, voor zover hier relevant, voorschrift 1.3 en 1.24, 1.25 en 1.26 opgenomen.
6.3.
In voorschrift 1.3 van de vergunning is bepaald dat gebruikssporen vanwege het evenement aan de fysieke leefomgeving in overleg met de beheerder/verhuurder van het terrein na afloop van het evenement hersteld te worden.
In voorschrift 1.24 is opgenomen dat de vergunninghouder het lichtplan, de plattegrond en objecten op het water ecologisch laat begeleiden door een ecoloog die niet in dienst is bij vergunninghouder en stuurt het college voorafgaand aan het opbouwen van het evenement de bevestiging dat het lichtplan, de plattegrond en objecten op het water zo worden aangebracht dat schade aan natuurlijke waarden wordt voorkomen.
In voorschrift 1.25 is opgenomen dat kort voorafgaand aan de opbouw van het evenement een veldbezoek plaatsvindt door een ter zake deskundige ecoloog, die groei- en verblijfplaatsen, inclusief nesten, van beschermde planten en dieren in kaart brengt en op basis van deze actuele inventarisatie maatregelen aanbeveelt om beschadiging of verstoring te voorkomen, bijvoorbeeld door op voldoende afstand zichtdichte hekken te plaatsen of vergelijkbare maatregelen. Het gaat om beproefde maatregelen die bij eerdere festivals met succes zijn toegepast.
Voorschrift 1.26 bepaalt dat het festivalterrein met hekken moet worden afgezet en de organisatie tijdens het festival actief zal tegengaan dat grote groepen festivalgangers het duingebied binnentrekken.
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder op deze wijze voldoende rekening heeft gehouden met het voorkomen van schade en het achteraf zoveel mogelijk herstellen van de natuurwaarden. Hierbij is van belang dat zoals verweerder heeft gesteld, in voorschrift 1.25 niet alleen de Natura 2000-waarden worden beschermd, maar ook die planten die op de zogenaamde rode lijst voorkomen. Dat het plaatsen van hekken tot schade kan leiden, neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat daarmee meer en ernstigere schade kan worden voorkomen.
Overlast en woongenot
7.1.
Eisers en eiseressen begrijpen niet dat verweerder kan zeggen dat hun woongenot niet wordt aangetast door het festival. Eisers en eiseressen menen dat zij geluidsoverlast zullen ervaren.
7.2.
Verweerder heeft opgemerkt dat uit voorschrift 1.7 van de omgevingsvergunning blijkt dat bij de woning van eiser en eiseres sub 1a en 1b maximaal 58 dB(A) gedurende het festival mag worden gemeten en 80 dB(C). Door de afstand tussen de woning en het festivalpodium neemt het geluid af, daarom ligt het geluidniveau bij de festivalpodia hoger. De rechtbank is van oordeel dat met deze waarden en over de redelijk beperkte periode, niet gesteld kan worden dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen overwegen dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het woongenot. Eisers en eiseressen voeren daar naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende voor aan.
Goede ruimtelijke onderbouwing
8. Eisers en eiseressen stellen zich op het standpunt dat het besluit niet is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Naar de mening van eisers en eiseressen heeft verweerder enkel verwezen naar andere vergunning en procedures maar ontbeert het besluit een eigen, zelfstandige afweging of er geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening
8.1.
Volgens verweerder is in het besluit toegelicht dat een aantal aspecten, zoals natuur en geluid in een stiltegebied, een eigen toetsingskader hebben en daarvoor een aparte afweging moet worden gemaakt, door in dit geval Gedeputeerde Staten van Friesland. Dit laat onverlet dat deze belangen weldegelijk zijn betrokken bij het verlenen van de omgevingsvergunning in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
8.2.
De rechtbank constateert dat vergunninghouder verschillende onderzoeken bij de aanvraag heeft overgelegd. Zo zijn de effecten naar de natuur beoordeeld door Tauw b.v., Koolstra advies en Zumkehr Ecologisch Advies. Een akoestisch onderzoek is uitgevoerd door onderzoeksbureau Westerveld. De verkeerseffecten zijn in beeld gebracht in een mobiliteitsplan en er is een ruimtelijke onderbouwing bijgevoegd. Al deze rapporten maken onderdeel uit van de omgevingsvergunning en zijn betrokken bij de afweging die verweerder heeft gemaakt, dit blijkt ook uit het primaire besluit. In het thans bestreden besluit heeft verweerder op enkele punten de motivering van het primaire besluit aangevuld en aanvullende voorschriften toegevoegd. Hiermee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de vergunning voorzien van een toereikende ruimtelijke onderbouwing. Dat op enkele punten wordt verwezen naar andere vergunningstrajecten maakt dit niet anders.
Stichting Hee
9. Eisers en eiseressen hebben aangevoerd dat deze vergunning de activiteiten van Stichting Hee beperkt en dat de vergunning daarom niet verleend had mogen worden. Zoals verweerder terecht heeft opgemerkt kan deze beroepsgrond niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. In artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is opgenomen dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Eisers en eiseressen kunnen zich derhalve niet beroepen op de belangen van Stichting Hee.
Andere vergunningen
10. Eisers en eiseressen voeren aan dat zij van mening zijn dat er de nodige gebreken kleven aan de ontheffing die is verleend in het kader van het stiltegebied en de vergunning die is verleend op grond van de Wet natuurbescherming. Zoals verweerder terecht heeft opgemerkt vallen deze beroepsgronden buiten de reikwijdte van het bestreden besluit.
Conclusie
11. Bovenstaande overwegingen leiden tot de conclusie dat de beroepen ongegrond zijn.
Proceskosten en griffierecht
12. Aangezien de beroepen ongegrond zijn bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Verweerder hoeft ook het griffierecht niet terug te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Veenstra, griffier. De beslissing is op 13 oktober 2923 in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
de rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden aan partijen op: