ECLI:NL:RBNNE:2023:4046

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
C/18/226372/ KG RK 23-292
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 21 september 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een wrakingsverzoek van de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Nijholt, behandeld. Het verzoek richtte zich tegen mr. F. Sijens, de rechter die betrokken was bij een bestuursrechtelijke procedure tussen de verzoeker en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker stelde dat de rechter niet onafhankelijk was, omdat hij geen maatregelen had genomen om haar in staat te stellen medische stukken in te brengen, die cruciaal waren voor haar zaak. De verzoeker had deze stukken eerder, maar door fouten bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers was het haar niet gelukt deze tijdig in te dienen. De verzoeker betoogde dat de rechter de belangen van de IND had gediend en dat dit leidde tot een oneerlijke procedure.

De wrakingskamer overwoog dat de beoordeling van wrakingsverzoeken is gebaseerd op artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond was, omdat de verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die de vooringenomenheid van de rechter konden onderbouwen. De wrakingskamer verklaarde het verzoek ongegrond en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/226372/ KG RK 23-292
beslissing van 21 september 2023
van de meervoudige wrakingskamer op het verzoek van
[verzoeker],
hierna te noemen: de verzoeker,
gemachtigde: mr. H.J.M. Nijholt,
kantoorhoudende te Emmen,
strekkende tot de wraking van
mr. F. Sijens,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 14 september 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld
- de schriftelijke reactie van de rechter van 14 september 2023.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. F. Sijens, bestuursrechter in deze rechtbank, locatie Groningen, in de zaak met nummers NL23. 18983 en NL23. 18984 tussen de verzoeker en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker is eiseres in die procedure.
2.2.
De verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, kort samengevat, aan het verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter teveel de belangen van de IND heeft gediend, nu hij geen maatregelen genomen heeft om verzoeker in de gelegenheid te stellen medische stukken in het geding te brengen. Hoewel zij deze medische stukken eerder had, heeft zij deze stukken door fouten bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers niet kunnen inbrengen. Daar komt bij dat het voor Dublinclaimanten heel moeilijk is om dergelijke stukken te verkrijgen en dat dit vaak heel lang duurt. Door de procedure niet aan te houden, de behandeling niet te schorsen en/of geen andere passende maatregelen te nemen, is de rechter niet onafhankelijk geweest en is er volgens de verzoeker geen sprake geweest van een eerlijke procedure.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 8:15 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
3.2.
Artikel 8:15 Awb bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 8:15 Awb/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening gehouden worden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.3.
De wrakingskamer overweegt dat het verzoek tot wraking van mr. Sijens zich richt op de procesbeslissing om de procedure niet aan te houden of te schorsen om daarmee de verzoeker in de gelegenheid te stellen om medische stukken in het geding te brengen. Uit het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) volgt dat de wrakingskamer geen oordeel toekomt over de juistheid van een procesbeslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in bestuursrechtelijke zaken brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig geen grond kan vormen voor wraking. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit anders zijn. De wrakingskamer is van oordeel dat de verzoeker geen verdere feiten of omstandigheden heeft aangedragen waaruit de vooringenomenheid van de rechter blijkt.
3.4.
Gelet op het voorgaande is de wrakingkamer van oordeel dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is. Een mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking kan op grond van artikel 4 lid 2 onder a van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Noord-Nederland achterwege blijven.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het wrakingsverzoek ongegrond;
4.2.
bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevond;
4.3.
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan:
- verzoeker;
- mr. F. Sijens;
- partijen in de hoofdzaak.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en
mr. H.J. Idzenga, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2023 in tegenwoordigheid van mr. H.J. Boon als griffier.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open