ECLI:NL:RBNNE:2023:402

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
18.103076.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan mensenhandel, hennepteelt en diefstal van elektriciteit

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, heeft op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan mensenhandel, hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de omstandigheden waaronder een vrouw, aangeefster, in de loods van de verdachte verbleef en werkte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de uitbuitingssituatie van de aangeefster en dat hij zijn loods ter beschikking had gesteld voor de hennepteelt. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte in de periode van 1 september 2018 tot en met 16 februari 2020 opzettelijk hennepplanten had aanwezig gehad en dat hij in diezelfde periode elektriciteit had gestolen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte door zijn handelen de uitbuitingssituatie van de aangeefster in stand had gehouden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, en legde een gevangenisstraf op die deels voorwaardelijk was. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de aangeefster en de politie.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.103076.21
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.053214.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 januari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 december 2022 en 31 januari 2023 (sluiting onderzoek).
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M. Veld, advocaat te Hoogeveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met
parketnummer 18.053214.21ten laste gelegd dat:
1
verdachte in de periode van 1 september 2018 tot en met 16 februari 2020, te Wittelte, tezamen en in vereniging met anderen, telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een loods op een perceel aan de [adres] ), aldaar,) een hoeveelheid van (in totaal) (ongeveer) 936, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer (onbekend gebleven) andere perso(o)n(en), in of omstreeks de periode van 1 september 2018 tot en met 16 februari 2020, te Wittelte, (althans) in de gemeente Westerveld, tezamen en in vereniging, althans een van hen,
(telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een loods op een perceel aan de [adres] ), aldaar,) een hoeveelheid van (in totaal) (ongeveer) 936, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk bovenomschreven misdrijf verdachte toen en (al)daar (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die (onbekend gebleven) andere perso(o)n(en) die loods voor de teelt/het kweken van hennep(planten) te verhuren, althans ter beschikking te stellen;
2
verdachte in de periode van 1 september 2018 tot en met 16 februari 2020, te Wittelte, tezamen en in vereniging met anderen telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen hoeveelheid elektrische energie, toebehorende aan [benadeelde partij] , waarbij verdachte en/of zijn mededaders die weg te nemen elektrische energie onder zijn/hun bereik heeft/hebben verschaft door middel van verbreking.
3
verdachte in of omstreeks de periode van 11 t/m 15 februari 2020, te Wittelte, (althans) in de gemeente Westerveld, opzettelijk en wederrechtelijk een viertal, in ieder geval één of meer, vogelhuisjes en/of een (film)camera (van het merk Arlo, type Go) en/of een (zogenaamde) powerbank (van het merk Xtorm), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehorende aan de Politie, eenheid Noord-Nederland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Aan verdachte is in de zaak met
parketnummer 18.103076.21, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] in of omstreeks de periode van 3 oktober 2020 tot en met 16 december 2020 te Wittelte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuitingvan die [slachtoffer] (sub 1°) en/of
  • heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid ofdiensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander, te weten die [slachtoffer] (sub 6°),
immers heeft die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of (met) diens mededader(s):
  • die [slachtoffer] naar een hennepkwekerij/stekkerij gebracht en/of tegen die [slachtoffer] gezegd datzij in die hennepkwekerij/stekkerij werkzaamheden moest verrichten en/of daarvoor die [slachtoffer] niet betaald en/of
  • tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij niet naar buiten mocht en/of indien zij naar buiten zou gaan zijgeslagen zou worden en/of
  • die [slachtoffer] in een ruimte laten verblijven waar zij niet beschikte over een (westers) toilet en/ofverwarming
terwijl die [slachtoffer] niet over eigen inkomsten en/of woonruimte en/of een verblijfsstatus in Nederland beschikte en/of de Nederlandse taal niet spreekt en/of (aldus) gebruik heeft gemaakt van de
afhankelijksheids- en/of kwetsbare positie van die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] zich niet kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken tegen/aan die uitbuiting door die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s)
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte in of omstreeks de periode van 1 september 3 oktober 2020 tot en met 16 december 2020 te Wittelte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte en/of (met) diens mededader(s):
  • een ruimte (met hennepplanten-/stekken) ter beschikking gesteld waar die [slachtoffer] moestwerken en/of
  • een douchewagen gehuurd voor die [slachtoffer] .
2
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 16 december 2020 te Wittelte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3.790 hennepstekken en 353 moederplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of (een) ander(en) in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 16 december 2020 te Wittelte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3.790 hennepstekken en 353 moederplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 16 december 2020, te Wittelte, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
  • een ruimte voor het telen en/of kweken en/of stekken van hennep ter beschikking te stellen aan die[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of
  • een aggregaat en/of een kweekbak te huren en/of te verstrekken aan die [medeverdachte 2] en/of[medeverdachte 3] .
3 hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 16 december 2020 te Wittelte, in de gemeente Westerveld, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18.053214.21 onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer
18.103076.21 onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18.103076.21 onder 1 ten laste gelegde, medeplichtigheid aan uitbuiting van aangeefster [slachtoffer] (hierna: aangeefster), heeft officier van justitie - kort gezegd - aangevoerd dat verdachte zich bewust was van de omstandigheden waaronder aangeefster in zijn loods werkzaamheden verrichtte en was gehuisvest. Verdachte is desondanks doorgegaan met het verschaffen van onderdak aan aangeefster en was ook betrokken bij de huur van een douchecabine voor in die loods.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18.053214.21
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, kort gezegd het medeplegen van telen van hennep dan wel aanwezig hebben van hennep. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen (in werking zijnde) hennepkwekerij in de loods is aangetroffen, dat ten aanzien van de in de loods aangetroffen resten niet is vastgesteld dat het daadwerkelijk om hennep ging en dat de eventuele pleegperiode evenmin kan worden vastgesteld. Verdachte had bovenal geen wetenschap van de aanwezigheid van een hennepkwekerij of hennep in zijn loods.
Ten aanzien van de onder 2 ten gelegde in vereniging plegen van diefstal van elektriciteit heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte hier evenmin wetenschap van had.
Ten aanzien van de onder 3 ten gelegde vernieling heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 18.103076.21
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn, daarbij onder meer wijzend op tegenstrijdigheden in haar verklaringen. Er is onvoldoende bewijs voor onvrijwilligheid bij aangeefster en dus van uitbuiting. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet wist van de uitbuiting van aangeefster en dat hij daar dan ook geen opzet op had, hetgeen met zich meebrengt dat medeplichtigheid evenmin bewezen kan worden.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18.053214.21
Ten aanzien van
feit 1 primair, kort gezegd medeplegen van het telen dan wel aanwezig hebben van hennep, overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het dossier
1blijkt dat op 17 februari 2020 in een loods achter de woning van verdachte aan de [adres] (hierna: de loods) een situatie is aangetroffen die door de politie wordt geduid als een geruimde hennepkwekerij.
2In de loods stonden stellages en werden onder meer verlichtingsarmaturen en een tijdschakelklok aangetroffen. Tevens werden in de loods vaten met de geur van hennep aangetroffen, alsmede stekblokjes met hennepresten en waterslangen met hennepresten. Op diverse plaatsen in de ruimte lagen hennepresten op de vloer. Op 14 november 2019 is er een thermische opname gemaakt waarop een warmtebron zichtbaar was in de loods. Uit een netmeting van [benadeelde partij] volgt dat in het stroomverbruik een kweekpatroon van hennep zichtbaar was.
3
De toenmalige partner van verdachte, [naam 1] , heeft op 17 oktober 2019 aan de politie verteld dat in een loods achter de woning van verdachte aan de [adres] (hierna: de loods) mogelijk hennep zou worden gekweekt. Verdachte had haar verteld dat de enige oplossing om uit de financiële problemen te komen zou zijn om een ruimte ter beschikking te stellen voor het kweken van hennep.
4
Gelet op het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat in de loods van verdachte binnen de ten laste gelegde periode (blijkens de thermische opname in ieder geval op 14 november 2019 en blijkens de verse hennepresten tot kort de inval op 17 februari 2020) meerdere hennepplanten aanwezig zijn geweest. Nu een gemiddelde hennepplant 28,2 gram hennep levert
5mag ervan uitgegaan worden dat er in totaal in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram aanwezig is geweest.
De rechtbank schuift de verklaring van verdachte inhoudend dat hij van niets wist en dat hij in december 2019 had ontdekt dat er een geruimde hennepkwekerij in zijn loods zat, terzijde, nu de op 17 februari 2020 aangetroffen hennepresten vers waren.
6
Dat sprake was van medeplegen leidt de rechtbank af uit het feit dat verdachte heeft verklaard dat hij de loods aan iemand had verhuurd
7en dat op camerabeelden is te zien dat op 11 februari 2020 twee voertuigen de betreffende loods inrijden en er ruim twee uur later weer uitrijden.
8
Ten aanzien van
feit 2, kort gezegd diefstal van elektriciteit, overweegt de rechtbank dat tijdens het onderzoek op 17 februari 2020 werd geconstateerd dat de stroomvoorziening in de loods op illegale wijze werd afgenomen.
910Verdachte heeft verklaard dat hij hier niets van afwist. De rechtbank constateert echter dat hij desondanks de precieze locatie van de illegale aansluiting kon aanwijzen, overigens niet dan nadat de inspecteur hem voor had gehouden dat anders de bestrating van zijn perceel zou worden opgebroken.
11In combinatie met het feit dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank wist dat er een hennepkwekerij in zijn loods zat, zoals hiervoor overwogen, maakt dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte wist dat er via een illegale aansluiting elektriciteit voor de loods werd afgenomen waarvoor hij niet betaalde. De rechtbank acht feit 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht
feit 3wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 december 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2020,opgenomen op pagina 56 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland van onderzoeksnummer NN3R019108 / APOLLO d.d. 9 februari 2021.
Parketnummer 18.103076.21
Feit 2
Inleiding
Op 16 december 2020 doet de politie een inval in de loods van verdachte. In de loods blijkt een hennepstekkerij te zitten die sinds de zomer van 2020 in werking is. In en rondom de loods worden op 16 december 2020 vier Vietnamese personen aangetroffen, waaronder aangeefster en medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). Aangeefster blijkt illegaal in Nederland te zijn en verklaarde dat zij in de loods woonde en van de medeverdachten voor de hennepstekken moest zorgen.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van haar verklaringen is van belang of deze consistent en logisch zijn. Ook en vooral acht de rechtbank van belang of deze verklaringen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster op grote lijnen consistent en logisch. Aangeefster geeft in haar verklaringen ook meermalen aan dat zij bang is voor verdachte en enkele medeverdachten. Dit komt authentiek over.
De verklaringen worden op een groot aantal punten ondersteund door andere bewijsmiddelen. Uit de locatiegegevens van de telefoon van aangeefster kan worden afgeleid dat zij gedurende een onafgebroken periode van ongeveer drie en vervolgens vier weken in de loods heeft verbleven. De verklaring van onder meer [naam 2] (roepnaam [naam 2] , hierna: [naam 2] ) bevestigt dat aangeefster in de loods aanvankelijk haar behoefte moest doen op een emmer. De verklaringen van onder meer medeverdachten [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) ondersteunen de kern van de verklaringen van aangeefster inhoudend dat [medeverdachte 1] de baas over haar was. De rechtbank heeft in dit verband tevens acht geslagen op de vele chatberichten die het dossier bevat, onder meer de berichten tussen aangeefster en [medeverdachte 1] .
Het is de rechtbank, evenals de verdediging, opgevallen dat de verklaringen van aangeefster niet op alle punten (volledig) worden ondersteund door andere bewijsmiddelen of zelfs worden tegengesproken door objectieve gegevens (zoals het aantreffen van een mobiele telefoon, waarvan aangeefster het bezit aanvankelijk heeft ontkend). Dit kan naar het oordeel van de rechtbank verklaard worden door de lastige positie waarin aangeefster zich bevond. Zij is aanvankelijk immers zelf aangemerkt als verdachte en mogelijk meende ze er belang bij te hebben om haar situatie (nog) kwetsbaarder te doen voorkomen en/of de rol van verdachte en de medeverdachten kwalijker te maken. Bovendien was aangeefster illegaal en onbekend in Nederland, wat met zich mee kan brengen dat zij zich aanvankelijk niet veilig voelde om volledig te verklaren.
Het voert naar het oordeel van de rechtbank dan ook te ver om te stellen dat de verklaringen van aangeefster in het geheel als onbetrouwbaar en niet bruikbaar voor het bewijs te beschouwen, vooral gelet op de mate van steun die zij vinden in andere bewijsmiddelen, waaronder bijvoorbeeld de verklaring van [medeverdachte 3] met betrekking tot de slechte manier waarop aangeefster werd behandeld. De suggestie dat [medeverdachte 3] in het politieverhoor observaties over de leefomstandigheden van aangeefster heeft gedeeld (‘moederziel alleen’ in ‘een koude schuur’, behandeld ‘als een stuk stront’, ‘zou ik mijn hond nog niet aandoen’) om er blijk van te geven dat hij het hart op de juiste plek heeft, of om zichzelf gunstig te laten afsteken bij ‘de Vietnamezen’, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan het waarheidsgehalte van die observaties, zeker niet nu die ook door andere bewijsmiddelen worden geschraagd.
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster in de kern en voor zover deze worden ondersteund door andere bewijsmiddelen dan ook betrouwbaar en zal deze als bewijsmiddel gebruiken.
Beoordeling van feiten 2 (hennepteelt) en 3 (diefstal van elektriciteit)
De rechtbank acht vooreerst - op grond van de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen
12- wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde. Daartoe overweegt de rechtbank dat in de loods 3.790 hennepstekken en 353 hennepplanten (zogenoemde moederplanten) zijn aangetroffen
13en dat verdachte heeft verklaard dat hij zijn loods heeft verhuurd aan [medeverdachte 2] , wetend dat [medeverdachte 2] er een hennepstekkerij in zou starten. [medeverdachte 2] heeft de hennepstekkerij samen met [medeverdachte 3] opgebouwd en opgestart. Later gingen zij samenwerken met een aantal Vietnamese medeverdachten. 7
De stroom voor de loods werd illegaal afgenomen.
14Hiertoe heeft verdachte in samenspraak met
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] besloten.7
Beoordeling van feit 1 (mensenhandel),
Met betrekking tot de onder 1 ten laste gelegde (medeplichtigheid aan) mensenhandel in de vorm van criminele/arbeidsuitbuiting van aangeefster overweegt de rechtbank als volgt.
De beantwoording van de vraag of sprake is van 'uitbuiting' in de zin van art. 273f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht in zaken waarin gedragingen gericht zijn op uitbuiting in arbeid of diensten van een ander (anders dan seksuele uitbuiting van die ander) sterk is verweven met de omstandigheden van het geval, waarbij onder meer betekenis toekomt aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.
15
Voor oogmerk van uitbuiting is vereist dat het handelen van verdachte, naar hij of zij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus gewild gevolg meebracht dat de ander door hem of haar werd of zou kunnen worden uitgebuit.
Tot slot overweegt de rechtbank dat instemming van het slachtoffer met de uitbuiting niet in de weg staat aan een bewezenverklaring wanneer er sprake is van gebruik van dwangmiddelen.
De rechtbank constateert met betrekking tot de voor uitbuiting relevante omstandigheden in de onderhavige zaak als volgt.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gingen in september 2020 in de hennepstekkerij samenwerken met de medeverdachten [naam 4] en [naam 3] (hierna: [naam 3] ). [naam 3] kende aangeefster. Aangeefster had geen verblijfsrechtelijke status in Nederland. Zij had eerder in hennepkwekerijen gewerkt en werd naar de loods gebracht om daar te werken.
16Dit was in ieder geval vóór 16 september, getuige een WhatsApp-gesprek op die dag tussen [medeverdachte 2] en [naam 4] inhoudend dat “de vrouw” alles heeft weggeknipt en de stekjes niet tergkomen.
17
Aanvankelijk sliep aangeefster deels in een caravan in de loods en deels elders (onder meer bij [medeverdachte 1] ). Als ze in de loods verbleef, deed ze haar behoefte op een stoel met een gat erin en daaronder een emmer.
181920Begin oktober raakt [medeverdachte 1] betrokken bij de hennepstekkerij omdat zij [naam 3] geld had geleend dat in de stekkerij werd geïnvesteerd.20
21Op 13 oktober is een door verdachte bestelde douchecabine met toilet in de loods geplaatst,
2223zodat aangeefster in de loods kon leven.
24
Vanaf ongeveer 20 oktober tot 10 november 2020 en van 17 november tot en met 16 december 2020 straalt de telefoon van aangeefster onafgebroken de mast in Wittelte aan.
25Hieruit en uit de verklaring van onder meer Thi Hong Thuy [naam 4] , roepnaam [naam 2] (hierna: [naam 2] )20 leidt de rechtbank af dat aangeefster in ieder geval in die periodes permanent in de loods verblijft.
Aangeefster mocht de loods (‘s avonds) niet verlaten, omdat de buren van verdachte haar dan zouden kunnen zien.
26Aangeefster vond het saai in de loods.20 Het was (relatief) donker in de loods en de temperatuur was er ongeveer gelijk aan de buitentemperatuur. In de caravan stond weliswaar een kacheltje, maar de stroom in de caravan was zeer brandgevaarlijk aangelegd.
27Ook viel de stroom wel eens uit; aangeefster was dan afhankelijk van verdachte om dit op te lossen.
28Aangeefster sms’te verdachte bijvoorbeeld op 7 november 2020 ”Stroom problem, wilt their kome”
29(de rechtbank begrijpt: stroom probleem, wilt u hier komen”). Verdachte was boos op haar als er kortsluiting was ontstaan.
30
Aangeefster was voorts afhankelijk van anderen voor vervoer, eten en beltegoed.20
31
Gedurende de ten laste gelegde periode deelde aangeefster niet mee in de opbrengst van hennepstekkerij.
3233Wanneer in WhatsApp-berichten werd gesproken over de verdeling van de opbrengst, werd aangeefster daarin ook niet genoemd.
34Verdachte was aanwezig bij verschillende besprekingen met betrekking tot de hennepstekkerij, onder meer op 17 november en 7 december 2020.
35Er is onder meer afgesproken dat verdachte eerst geld zou ontvangen, en dat dan pas geleend geld zou worden terugbetaald. Verdachte heeft meermalen huur ontvangen voor de loods.7
De voorgaande omstandigheden - de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen voor aangeefster en het economisch voordeel voor verdachte - afwegend, daarbij zwaar tillend aan de beperkingen voor aangeefster, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van uitbuiting van aangeefster door [medeverdachte 1] , [naam 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
Zoals reeds overwogen, staat eventuele vrijwilligheid of instemming van een slachtoffer - waarvan volgens de verdediging sprake was - met de uitbuiting niet in de weg aan een bewezenverklaring indien gebruik is gemaakt van dwangmiddelen. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is en de medeverdachten gebruik heeft gemaakt van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Dat [verdachte] zich bewust was van de uitbuiting van aangeefster door de medeverdachten en dat hij daar ook opzet op had, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit zijn handelen.
Hij wist dat aangeefster in zijn loods verbleef en hoe de omstandigheden in de loods waren. Hij heeft zelfs aangegeven dat aangeefster ’s avonds de loods niet mocht verlaten omdat de buren haar dan mogelijk zouden zien. Ook wist verdachte dat de stroom uitviel en dat hij (vanaf enig moment) als eerste betaald zou krijgen; zich kennelijk niet bekommerend om de betaling van aangeefster, die nota bene permanent in de loods woonde en werkte. Door desondanks zijn loods beschikbaar te blijven stellen voor de hennepstekkerij hield hij haar afhankelijkheids- en uitbuitingssituatie in stand en was hij (minst genomen) behulpzaam bij de uitbuiting van aangeefster. De rechtbank zal het onder 1 ten laste gelegde dan ook bewezen verklaren.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht in de zaak met
parketnummer 18.053214.21de feiten 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair verdachte in de periode van 1 september 2018 tot en met 16 februari 2020, te Wittelte, tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad in een loods op een perceel aan de Wittelterweg nummer 14a een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2
verdachte in de periode van 1 september 2018 tot en met 16 februari 2020, te Wittelte, in de gemeente Westerveld, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, toebehorende aan [benadeelde partij] , waarbij verdachte en zijn mededaders die weg te nemen elektrische energie onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
3
verdachte in de periode van 11 t/m 15 februari 2020, te Wittelte, opzettelijk en wederrechtelijk vogelhuisjes en een camera van het merk Arlo, type Go en een powerbank van het merk Xtorm, die toebehoorden aan de Politie, eenheid Noord-Nederland, heeft vernield.
De rechtbank acht in de zaak met
parketnummer 18.103076.21de feiten 1, 2 primair en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de periode van 3 oktober 2020 tot en met 16 december 2020 te Wittelte, tezamen en in vereniging,
A) een ander, te weten [slachtoffer] , door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
  • hebben vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 1°) en
  • hebben bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten en
B) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander, te weten die [slachtoffer] (sub 6°),
immers heeft of hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] :
  • die [slachtoffer] naar een hennepstekkerij gebracht en tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij in diehennepstekkerij werkzaamheden moest verrichten en daarvoor die [slachtoffer] niet betaald en
  • tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij niet naar buiten mocht en
  • die [slachtoffer] in een ruimte laten verblijven waar zij niet beschikte over een westers toilet enverwarming
terwijl die [slachtoffer] niet over eigen inkomsten en woonruimte en een verblijfsstatus in Nederland beschikte en de Nederlandse taal niet spreekt en aldus gebruik heeft gemaakt van de afhankelijksheids- en kwetsbare positie van die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] zich niet kon of durfde te verzetten tegen en/of onttrekken aan die uitbuiting door die [medeverdachte 1] en diens mededaders,
tot en bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte in de periode van 3 oktober 2020 tot en met 16 december 2020 te Wittelte opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte:
- een ruimte met hennepstekken ter beschikking gesteld waar die [slachtoffer] moest werken en- een douchewagen gehuurd voor die [slachtoffer] .
2 hij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 16 december 2020 te Wittelte tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van 3.790 hennepstekken en 353 moederplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
3
hij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 16 december 2020 te Wittelte, in de gemeente Westerveld, tezamen en in vereniging met anderen een hoeveelheid stroom dat toebehoorde aan [benadeelde partij] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert in de zaak met
parketnummer 18-053214-21op:
primair Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwetgegeven verbod;
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middelvan verbreking.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aaneen ander toebehoort, vernielen.
Het bewezen verklaarde levert in de zaak met
parketnummer 18.103076.21op:
Medeplichtigheid aan mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd doortwee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
primair Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwetgegeven verbod;
Diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de bewezenverklaarde feiten wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de omstandigheden dat de rol van verdachte beperkt was tot die van verhuurder van de loods en dat hij steeds wilde stoppen, maar vervolgens toch werd overgehaald om door te gaan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapportages van 24 augustus 2022 en 25 augustus 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich binnen het tijdsbestek van een jaar tweemaal schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet door het telen van hennepplanten in een loods bij zijn woning.
In eerste instantie ging het om een hennepkwekerij van flinke omvang, in tweede instantie om een dito hennepstekkerij. In die tweede periode verbleef in een caravan in de loods een vrouw gedurende ongeveer zeven weken permanent (met eenmalig een onderbreking van een week) om voor de hennepstekken te zorgen. De leefomstandigheden in de loods waren mensonterend. Het was er koud en donker en aanvankelijk deed een stoel met een gat in de zitting en daaronder een emmer dienst als toilet. Vanaf enig moment was de loods voorzien van een door de verdachte bestelde toiletunit en douchecabine.
Het slachtoffer was illegaal in Nederland, kon geen kant op en was afhankelijk van de medeverdachten voor huisvesting, eten, vervoer en beltegoed. Verdachte heeft als medeplichtige aan de uitbuiting van het slachtoffer bijgedragen door zijn loods ter beschikking te (blijven) stellen en het toilet en de douchecabine te huren zodat het slachtoffer er (langer) kon verblijven.
Tevens heeft verdachte ten behoeve van de hennepkwekerij en -stekkerij op illegale wijze stroom afgenomen en heeft hij door de politie opgehangen camera’s, een powerbank en vogelhuisjes vernield.
De (doorgaans kwetsbare) slachtoffers van uitbuiting hebben in de regel langere tijd last van de psychische gevolgen van de uitbuiting. Dat dit ook in onderhavige zaak het geval is, volgt onder meer uit de schriftelijke slachtofferverklaring.
Ten aanzien van de overtredingen van de Opiumwet overweegt de rechtbank dat hennep de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC bevat en daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Daarbij komt dat de (illegale) handel in hennep de samenleving onveiliger maakt door de criminaliteit die daardoor wordt gegenereerd. Het aanleggen van een illegale stroomvoorziening levert niet alleen (financiële) schade op voor de energiemaatschappij, maar brengt bovendien gevaar met zich mee, ook voor omwonenden.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich bij zijn handelen met betrekking tot de hennepteelt en uitbuiting kennelijk alleen heeft laten leiden door zijn eigen hang naar financieel gewin. Uit het feit hij slechts enkele maanden na de ontdekking van de geruimde hennepkwekerij in zijn loods heeft ingestemd met het starten van een hennepstekkerij in diezelfde loods, leidt de rechtbank af dat het politiële ingrijpen geen enkele remmende werking heeft gehad.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder meer op zijn plaats.
Voor wat betreft de hoogte van de gevangenisstraf overweegt de rechtbank in de eerste plaats dat er geen LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting zijn bij arbeidsuitbuiting en/of criminele uitbuiting. De rechtbank weegt daarom de aard en duur van de uitbuiting en de (leef)omstandigheden af, alsmede het feit dat verdachte ten aanzien van dit feit als medeplichtige dient te worden bestraft, en acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden dan passend.
Voor het aanwezig hebben van tussen de 25 en 250 kilo hennep geldt volgens de LOVSoriëntatiepunten als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. Ten aanzien van de hennepstekkerij was gelet op het aantal aanwezige planten (> 4.000) zeker sprake van een dergelijke gewicht.
Ten aanzien van de hennepkwekerij overweegt de rechtbank dat zij niet (met zekerheid) kan vaststellen wat de precieze omvang daarvan was.
Over de resterende feiten tot slot het volgende. Doorgaans wordt voor een hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit aan first offenders een taakstraf opgelegd, al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Voor vernieling bestaan geen oriëntatiepunten, maar worden doorgaans geldboetes of taakstraffen opgelegd. De rechtbank acht dit niet opportuun, nu een gevangenisstraf voor de eerder besproken feiten hoe dan ook is aangewezen. Nu bovendien de vernieling tot gevolg had dat opsporingshandelingen werden belemmerd vindt de rechtbank voor de resterende feiten een gevangenisstraf van twee maanden passend.
De rechtbank overweegt dat met betrekking tot de hennepkwekerij, de diefstal van stroom en het vernielen van camera’s en vogelhuisjes sprake is van
undue delay, nu de behandeling van deze (relatief eenvoudige) zaken meer dan twee jaren op zich heeft laten wachten. De rechtbank zal dit verdisconteren in de strafmaat door een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
In het reclasseringsrapport wordt onder meer genoemd dat verdachte de verschillende leefgebieden goed op orde lijkt te hebben. Hij heeft een eigen bedrijf. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat zijn bedrijf in 2021 en 2022 goed heeft gedraaid, dat hij een deel van zijn schuld bij [benadeelde partij] heeft afgelost en dat hij momenteel vijf mensen in dienst heeft.
Ook weegt de rechtbank mee dat uit het dossier met betrekking tot de hennepstekkerij en de uitbuiting volgt dat verdachte op meerdere momenten heeft willen stoppen, en dat de medeverdachten hem overhaalden om toch door te gaan. Ook hierin ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden waarvan de helft voorwaardelijk aangewezen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, zoals gevorderd door de officier van justitie.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer] , tot een bedrag van € 5.700,00 ter zake van materiële schade en € 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij] , tot een bedrag van € 27.582,21 ter vergoeding van materiële schade en €2.010,82 ter vergoeding van proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Politie Noord Nederland, tot een bedrag van € 518,79 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot toewijzing van de vorderingen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [medeverdachte 1] primair standpunt gesteld dat aangeefster niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is aangevoerd dat aangeefster geen vergoeding toekomt voor de door haar verrichte arbeid, nu dit illegale arbeid betrof. Meer subsidiair is verzocht om het door verdachte te betalen deel te matigen, gelet op de beperktere rol die verdachte had ten opzichte van de medeverdachten.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij] primair standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is aangevoerd dat niet bekend is wat de start- en einddatum van de hennepkwekerij is geweest. [benadeelde partij] gaat uit van zeven kweken naar aanleiding van de schatting van de politie. Nu echter niet is vast te stellen hoeveel kweken er daadwerkelijk zijn geweest, kan evenmin worden vastgesteld wat de schade is. De vordering dient daarom te worden afgewezen.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd ten aanzien van de vordering van benadeelde partij Politie Noord Nederland.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot benadeelde partij
[slachtoffer]overweegt de rechtbank als volgt.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade constateert de rechtbank dat dit ziet op misgelopen inkomsten uit het verrichten van werkzaamheden in een hennepkwekerij.
De rechtbank is van oordeel dat de onderliggende afspraak tot betaling (of delen in de opbrengsten van de hennepstekkerij) nietig is ingevolge artikel 3:40 BW, nu dergelijke criminele activiteiten - in tegenstelling tot sommige andere bij wet verboden prestaties
36- onmiskenbaar in strijd zijn met de openbare orde. Nakoming van de afspraak middels het alsnog betalen van aangeefster voor haar werkzaamheden kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet via deze weg alsnog worden afgedwongen. De rechtbank wijst de vordering op dit punt dan ook af.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte op dit punt niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2020.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Met betrekking tot benadeelde partij
[benadeelde partij]is de rechtbank met de raadsvrouw van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat de hennepkwekerij in de loods - zoals [benadeelde partij] heeft gesteld - zeven kweken heeft gehad. Nu dat naar het oordeel van de rechtbank niet met zekerheid kan worden vastgesteld, kan de omvang van de door [benadeelde partij] geleden schade evenmin worden vastgesteld. Het alsnog laten onderzoeken zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet ontvankelijk in de vordering verklaren en bepalen dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Met betrekking tot benadeelde partij
Politie Noord Nederlandoverweegt de rechtbank als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18.103076.21 onder 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2020.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 48, 57, 273f, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart in de zaak met parketnummer 18.103076.21 het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde en in de zaak met parketnummer 18.053214.21 het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van parketnummer 18.103076.21 feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot € 5.000,00 en veroordeelt verdachte, hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 december 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van parketnummer 18-053214-21 feit 2
Verklaart de vordering van
[benadeelde partij]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Bepaalt dat [benadeelde partij] haar eigen proceskosten draagt.

Ten aanzien van parketnummer 18-053214-21 feit 3
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot en veroordeelt verdachte om aan
Politie Noord Nederlandte betalen:
  • het bedrag van € 518,79 (zegge: vijfhonderdachttien euro en negenenzeventig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 februari 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan Politie Noord Nederland te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van Politie Noord Nederland aan de Staat te betalen een bedrag van € 518,79 (zegge: vijfhonderdachttien euro en negenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.V. Nolta, voorzitter, mr. G. Eelsing en mr. O.J. Bosker, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2023.
Mr. Nolta is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Het dossier met onderzoeksnummer NN3R019108 / APOLLO, gesloten op 9 februari 2021.
Het proces-verbaal van relaas, paragraaf 1.2.4, p.12.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 februari 2020, p.56 e.v. 4 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2019, p.43 e.v.
5. BOOM Rapportage over hennep.
6. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 14 juli 2020, pagina 214.
7. De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter zitting van 16 december 2022.
8. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 februari 2020, p.46 e.v.
9. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 februari 2020, p.152 e.v.
10. Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifte van [benadeelde partij] d.d. 20 juli 2020, p.19 e.v.
11. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 februari 2020, p.152 e.v.
12. Wanneer in de voetnoten wordt verwezen naar een dossier wordt telkens bedoeld het dossier NNRCC20024 MASAYA, gesloten op 23 januari 2022. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
13. 2 Het proces-verbaal aantreffen hennepstekkerij d.d. 17 december 2020, p.894 e.v. van voornoemd dossier.
14. Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifte van [benadeelde partij] d.d. 13 januari 2021, p.1033 e.v.
16. Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 8 april 2021, p.164 e.v. van voornoemd dossier.
17. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2021, p.397 e.v. van voornoemd dossier.
18. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2021, p.1023 e.v. voornoemd dossier.
19. Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] d.d. 14 april 2021, p.2713 e.v. van voornoemd dossier.
20. Het proces-verbaal van verhoor van [naam 2] d.d. 6 oktober 2021, p.3014 e.v. van voornoemd dossier.
21. Het proces-verbaal van bevindingen, p.874 e.v. van voornoemd dossier.
22. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2021, opgenomen p.810 e.v. voornoemd dossier.
23. Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 14 april 2021, p.2638 e.v. van voornoemd dossier.
24. Het proces-verbaal van verhoor van [naam 4] d.d. 2 juni 2021, p.2861 e.v. van voornoemd dossier.
25. Het proces-verbaal van bevindingen, p.874 e.v. van voornoemd dossier.
26. De verklaring van verdachte, afgelegd bij de rechter-commissaris op 9 november 2022.
27. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2021, p.1023 e.v. van voornoemd dossier.
28. Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 27 januari 2021, p.149 e.v. van voornoemd dossier.
29. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2021, p.1020 e.v. van voornoemd dossier.
30. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2021, p.397 e.v. van voornoemd dossier.
31. De op p.493 van voornoemd dossier opgenomen WhatsApp-berichten van 10 december 2020 vanaf 12:17:02 uur.
32. Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 7 december 2021 p.186 e.v. van voornoemd dossier.
33. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 2 juni 2021, p.2861 e.v. van voornoemd dossier.
34. Het door [medeverdachte 1] op 7 december 2020 om 20:14:21gestuurde WhatsApp-bericht, opgenomen op p.425 van het dossier.
35. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 mei 2021, p.407 e.v. van voornoemd dossier.