ECLI:NL:RBNNE:2023:4005

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
LEE 21/3310
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afvalstoffenheffing en kwalificatie van afvalstoffen in de context van personeelsverblijven op een camping

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een exploitant van een camping, en de heffingsambtenaar van de gemeente Ameland over de opgelegde aanslagen afvalstoffenheffing voor het jaar 2021. Eiseres had 13 aanslagen ontvangen, die in totaal € 2.204,02 bedroegen, en stelde dat deze ten onrechte waren opgelegd omdat de afvalstoffen afkomstig van de personeelsverblijven als bedrijfsafvalstoffen moesten worden gekwalificeerd en niet als huishoudelijke afvalstoffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de personeelsverblijven uitsluitend bestemd zijn voor de werknemers van eiseres en dat er geen particuliere huishoudingen worden gevoerd. De rechtbank oordeelde dat de afvalstoffen die in de personeelsverblijven ontstaan, niet afkomstig zijn van particuliere huishoudens, en dat de aanslagen afvalstoffenheffing daarom ten onrechte waren opgelegd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de aanslagen afvalstoffenheffing vernietigd. Tevens is bepaald dat de gemeente het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden en dat de proceskosten worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3310
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 3 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Ameland, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2021 met dagtekening 26 februari 2021 aan eiseres 13 aanslagen afvalstoffenheffing opgelegd voor het adres [adres] te [plaatsnaam] ten bedrage van in totaal € 2.204,02.
Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 23 september 2021 heeft verweerder de bezwaren van eiseres afgewezen.
Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2023. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [persoon 4] .
Ter zitting is de zaak gezamenlijk behandeld met de zaak van eiseres met het zaaknummer LEE 21/3314 betreffende de aan eiseres opgelegde aanslagen rioolheffing gebruiker voor het jaar 2021 voor het adres [adres] te [plaatsnaam] .

Overwegingen

Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
Eiseres exploiteert een recreatiebedrijf in de vorm van een camping gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam] . De camping is in eigendom van eiseres.
1.2.
De camping beschikt over een zogenaamd centrumgebouw waarin zich onder andere de receptie van de camping en een horecagelegenheid bevinden. Aan de achterzijde van het centrumgebouw bevindt zich een aanbouw/schuur waar zich 17 personeelsverblijven bevinden. Elk personeelsverblijf heeft een oppervlakte van 9 m2 en beschikt over een douche, een toilet, en een keukenblok met twee kookplaatjes. Verder staan er in elk personeelsverblijf twee bedden die van elkaar zijn afgescheiden door middel van een tussenschot, een bankstel en een televisie. De personeelsverblijven beschikken tevens over een kleine veranda.
1.3.
De personeelsverblijven zijn uitsluitend beschikbaar voor de werknemers van eiseres. De werknemers mogen uitsluitend van de personeelsverblijven gebruik maken gedurende de periode dat zij daadwerkelijk werkzaam zijn op de camping. Om van de personeelsverblijven gebruik te kunnen maken, betaalt een werknemer aan eiseres een huur van € 5 per dag. De verhuur is kortdurend van een weekend tot een paar weken, afhankelijk van de periode dat de werknemer daadwerkelijk aan het werk is op de camping.
1.4.
Wat betreft de verhuur van de personeelsverblijven verzorgt eiseres de planning en de indeling. Dit betekent dat eiseres in beginsel toewijst welke werknemer – al dan niet gezamenlijk met een andere werknemer – gebruik mag maken van welk personeelsverblijf.
1.5.
Eiseres beschikt over een vergunning voor de personeelsverblijven waarin is bepaald dat deze uitsluitend zijn bestemd voor personeelshuisvesting.
Geschil en beoordeling
2. In geschil is of de aanslagen afvalstoffenheffing terecht zijn opgelegd. Meer specifiek in geschil is of de van de personeelsverblijven afkomstige afvalstoffen kwalificeren als bedrijfsafvalstoffen of huishoudelijke afvalstoffen.
Standpunten van partijen
3.1.
Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte aanslagen afvalstoffenheffing heeft opgelegd, omdat het uit in de personeelsverblijven afval bedrijfsafval is en geen huishoudelijk afval. Daartoe voert eiseres aan dat er geen particuliere huishoudingen worden gevoerd in de personeelsverblijven, maar dat de personeelsverblijven bedrijfsmatig worden geëxploiteerd in het kader van de onderneming van eiseres.
3.2.
Verweerder stelt, met verwijzing naar de arresten van de Hoge Raad van 18 september 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC4709 en 17 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD0984, dat er wel particuliere huishoudingen worden gevoerd in de personeelsverblijven, omdat deze beschikken over een eigen kook-, zit- en slaapgelegenheid en een sanitaire voorziening. Daardoor is volgens verweerder sprake van huishoudelijk afval, zodat is voldaan aan de voorwaarden voor het belastbare feit voor de afvalstoffenheffing. De aanslagen afvalstoffenheffing zijn daarom terecht opgelegd.
Wettelijk kader
4.1.
De Verordening op de heffing en invordering van reinigingsheffingen in de gemeente Ameland 2021 (hierna: de Verordening) luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt verstaan onder:
a. huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen;
b. perceel: een onroerende zaak, of een gedeelte daarvan, die blijkens indeling en inrichting is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld afvalstoffen kunnen ontstaan.
(…)
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit
1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 4 Belastingplicht
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
4.2.
In de artikelgewijze toelichting op de Verordening staat – voor zover hier van belang – het volgende:

Artikel 4 Belastingplicht
(…)
Indien een deel van een perceel voor gebruik is afgestaan, bijvoorbeeld door kamerverhuur, dan wordt diegene die het deel voor gebruik heeft afgestaan aangemerkt als belastingplichtige. Is er sprake van volgtijdig gebruik (bijvoorbeeld indien gemeubileerde recreatiewoningen e.d. voor korte perioden worden verhuurd), dan wordt de verhuurder aangemerkt als gebruiker.
4.3.
De Wet milieubeheer luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

Artikel 1.1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
afvalstoffen: alle stoffen, mengsels of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;
(…)
bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen;
(…)
huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen;
Artikel 10.21
1. De gemeenteraad en burgemeester en wethouders dragen, al dan niet in samenwerking met de gemeenteraad en burgemeester en wethouders van andere gemeenten, ervoor zorg dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen met uitzondering van grove huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan.
Artikel 15.33
1. De gemeenteraad kan ter bestrijding van de kosten die voor haar verbonden zijn aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen een heffing instellen, waaraan kunnen worden onderworpen degenen die, al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
2. Voor de toepassing van het eerste lid, wordt:
(…)
c. het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie het perceel ter beschikking is gesteld.
Oordeel van de rechtbank
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres gebruiker is van de personeelsverblijven omdat sprake is van volgtijdig gebruik als bedoeld in artikel 4 van de Verordening en artikel 15.33, tweede lid, onderdeel c, van de Wet milieubeheer. De rechtbank ziet geen aanleiding partijen daarin niet te volgen.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank worden, gelet op de vaststaande feiten, de personeelsverblijven door eiseres als gebruiker bedrijfsmatig in het kader van haar recreatiebedrijf geëxploiteerd, in die zin dat de personeelsverblijven een integraal onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering van de camping van eiseres. De rechtbank stelt bij dit oordeel voorop dat de aard van het exploiteren van een recreatiebedrijf, zoals de camping van eiseres, op een Waddeneiland noodzakelijkerwijs meebrengt dat de werknemers, die veelal van de vaste wal afkomstig zijn, op het eiland gehuisvest moeten worden. Eiseres voorziet in de huisvestingsbehoefte van haar werknemers middels het beschikbaar stellen van de personeelsverblijven, waarbij de personeelsverblijven ook uitsluitend beschikbaar zijn voor de werknemers gedurende de periode dat zij werkzaam zijn op de camping. Deze wijze van gebruik van de personeelsverblijven is ook in lijn met daarvoor afgegeven vergunning, waarin is bepaald dat personeelshuisvesting de enige toegestane gebruiksmogelijkheid is.
6.2.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiseres met de personeelsverblijven geen particuliere huishoudingen voert, waardoor de afvalstoffen die er ontstaan niet afkomstig zijn van particuliere huishoudingen. Dit betekent dat de personeelsverblijven niet bestemd zijn voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld huishoudelijke afvalstoffen ontstaan. [1] De personeelsverblijven zijn daarom geen percelen ten aanzien waarvan een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt als bedoeld in artikel 4 Verordening. Verweerder heeft de aanslagen afvalstoffenheffing daarom ten onrechte opgelegd. [2]
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar. De rechtbank vernietigt de aanslagen afvalstoffenheffing.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.970 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 296, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1). Voor wat betreft de proceskostenvergoeding is sprake van samenhang met het door de rechtbank gegrond verklaarde beroep van eiseres in de zaak met het zaaknummer LEE 21/3314, omdat de onderhavige aanslagen afvalstoffenheffing en de aanslagen rioolheffing die onderwerp van beroep zijn in de zaak met het zaaknummer LEE 21/3314 op hetzelfde aanslagbiljet zijn vermeld. De rechtbank zal de proceskostenvergoeding daarom gelijkelijk verdelen over beide zaaksnummers.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de aanslagen afvalstoffenheffing;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 985.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.R. van der Heide, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Bontsema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
U kunt digitaal hoger beroep instellen via www.rechtspraak.nl . Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Artikel 10.21 van de Wet milieubeheer, zie ook Hoge Raad 18 september 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC4709.
2.Zie ook de in artikel 4 van de Verordening aangehaalde artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer.