Uitspraak
Burgemeester en Wethouders van de gemeente [Z]tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 6 augustus 1990 betreffende na te melden aan
[Z]
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de afvalstoffenheffing die is opgelegd aan een bewoner van een serviceflat in de gemeente [Z]. De belanghebbende, [X], ontving voor het jaar 1988 een aanslag in de afvalstoffenheffing van f 86,--. De aanslag was gebaseerd op het feitelijk gebruik van appartement nr. [001] van de Serviceflat ‘[A]’. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafde de burgemeester en wethouders de aanslag, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof. Het Hof vernietigde de aanslag, maar de burgemeester en wethouders gingen in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat de belastingplicht voor de afvalstoffenheffing geldt voor degenen die feitelijk gebruik maken van een perceel waarvoor de gemeentelijke inzamelplicht geldt. De Hoge Raad stelt vast dat de definitie van een perceel in de Verordening reinigingsheffingen van de gemeente [Z] niet correct is toegepast door het Hof. Het Hof had geoordeeld dat het appartement van de belanghebbende niet als een afzonderlijk geheel kan worden beschouwd, omdat de keukenvoorzieningen niet geschikt zijn voor normaal koken. De Hoge Raad oordeelt echter dat de belanghebbende, ondanks de beperkingen in de keuken, wel degelijk een huishouding voert waar geregeld afvalstoffen ontstaan.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukt dat de belastingplicht niet alleen afhankelijk is van de kookvoorzieningen, maar ook van het feit dat er huishoudelijke afvalstoffen ontstaan. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de afvalstoffenheffing in situaties waar de indeling en inrichting van een perceel niet volledig voldoen aan de eisen voor een zelfstandige huishouding.