ECLI:NL:RBNNE:2023:4000

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
18-296348-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting, bewezenverklaring van heimelijk filmen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van twee verkrachtingen en heimelijk filmen. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de vereiste dwang bij de verkrachtingen. De verdachte zou de aangever hebben gedwongen tot seksuele handelingen door te dreigen met het verspreiden van naaktfoto's. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de verkrachtingen, maar komt tot een bewezenverklaring van het heimelijk filmen. De rechtbank stelt vast dat de verdachte op een doortrapte wijze filmopnamen heeft gemaakt van de seksuele handelingen tussen hem en de aangever, zonder dat de aangever hiervan op de hoogte was. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de verdachte zorgvuldig gewogen en komt tot de conclusie dat de seksuele handelingen niet onder dwang hebben plaatsgevonden. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren voor het heimelijk filmen, met vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen zijn.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18/296348-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 oktober 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 september 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L. Noordanus, advocaat te Lelystad. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1) hij, op of omstreeks 19 november 2019 te [adres] , gemeente Westerveld door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door het dreigen met het publiceren en/of verspreiden aan familie en/of vrienden en/of bekenden van [slachtoffer] , althans het online verspreiden van (reeds in zijn bezit zijnde) naaktfoto's, althans seksueel getinte foto's van die [slachtoffer] , die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
  • het kussen/zoenen op/in de mond en/of
  • het brengen en/of duwen van zijn penis in de mond van voornoemde [slachtoffer] en/of
  • het laten brengen en/of duwen van de penis van voornoemde [slachtoffer] in zijn, verdachtes, monden/of
  • het zich af laten trekken door voornoemde [slachtoffer] en/of
  • het aftrekken van voornoemde [slachtoffer] , althans het betasten van diens penis en/of- het brengen van zijn vingers in de anus van voornoemde [slachtoffer] .
2. hij, op of omstreeks 19 november 2019 te [adres] , gemeente Westerveld, gebruik makende vaneen technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt opzettelijk en wederrechtelijk van [slachtoffer] aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten het pand staande en gelegen aan de [adres] een afbeelding heeft vervaardigd.
3. hij op of omstreeks 12 januari 2021 te [adres] , gemeente Westerveld door geweld of een anderefeitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door het dreigen met het publiceren en/of verspreiden aan familie en/of vrienden en/of bekenden van [slachtoffer] , althans het online verspreiden van (reeds in zijn bezit zijnde) naaktfoto's, althans seksueel getinte foto's van die [slachtoffer] en/of een video van hem, verdachte en [slachtoffer] waarbij zij seksuele handelingen bij elkaar verrichten, die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
  • het kussen/zoenen op/in de mond en/of
  • het brengen en/of duwen van zijn penis in de mond van voornoemde [slachtoffer] en/of
  • het laten brengen en/of duwen van de penis van voornoemde [slachtoffer] in zijn, verdachtes, monden/of
  • het zich af laten trekken door voornoemde [slachtoffer] en/of
  • het aftrekken van voornoemde [slachtoffer] , althans het betasten van diens penis en/of- het brengen van zijn vingers in de anus van voornoemde [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Met betrekking tot de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verklaring van aangever [slachtoffer] voldoende betrouwbaar, consistent en eenduidig is. De seksuele handelingen die tussen aangever en verdachte hebben plaatsgevonden en de omstandigheden die aangever ertoe hebben gebracht om tot die handelingen over te gaan, zijn door hem met het verloop van de tijd niet groter of ernstiger gemaakt. De verklaring van aangever wordt voorts ondersteund door getuige [naam 1] , aangever [naam 2] die in zijn aangifte over een soortgelijke ervaring met verdachte heeft verklaard, door het proces-verbaal van verbalisant [naam 3] waarin staat beschreven dat verdachte ook in zijn contacten met [naam 4] en [naam 5] heeft geprobeerd een seksafspraak te maken onder dreiging van verspreiding van naaktfoto’s en filmpjes, en de door verdachte bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring dat het klopt dat hij enige druk op aangever heeft uitgeoefend. Op basis van deze bewijsmiddelen acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever op 19 november 2019 en
12 januari 2021 heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, door te dreigen seksueel getinte foto’s en filmpjes – en in het geval van feit 3, een filmpje van de onder feit 1 gemaakte seksuele handelingen tussen verdachte en aangever – openbaar te maken en te versturen naar familie en vrienden van aangever.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit het op 22 januari 2020 gevoerde chatgesprek tussen verdachte en aangever niet anders kan blijken dan dat verdachte de op 19 januari 2019 tussen hem en aangever verrichte seksuele handelingen heeft gefilmd zonder dit voorafgaand aan aangever kenbaar te maken en zonder diens voorafgaande toestemming daartoe.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij en aangever voorafgaand aan de eerste afspraak veelvuldig online contact hebben gehad waarbij zij beiden seksueel getinte foto’s hebben verstuurd en seksuele handelingen voor de camera hebben verricht. Over het maken van een fysieke afspraak veranderde aangever steeds van gedachten. Verdachte vond dit moeilijk en hij heeft aangever daarom onder druk gezet met de seksueel getinte foto’s en filmpjes die hij van hem had ontvangen en gemaakt. Verdachte heeft dit in een opwelling gedaan en hiervoor ook zijn excuses aangeboden. De seksuele handelingen hebben wel met instemming van aangever plaatsgevonden. Verdachte heeft meerdere malen aan aangever gevraagd of hij echt wilde afspreken en zij hebben samen ook duidelijk besproken wat zij wel en niet wilden doen tijdens de afspraak, aldus de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Verdachte heeft ontkend de seksuele handelingen tussen hem en aangever te hebben gefilmd zonder medeweten van aangever. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat in een chatgesprek is afgesproken dat verdachte beeldopnamen zou maken. Daarnaast stond de telefoon op een tv-kastje middenin de kamer, met de camera gericht op het bed. Dit was voor aangever duidelijk te zien. Verdachte heeft ontkend aangever met deze beelden onder druk te hebben gezet om zo nog een tweede keer met hem te kunnen afspreken.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 1 en 3 stelt de raadsvrouw zich hiertoe op het standpunt dat de verklaring van aangever [slachtoffer] onvoldoende betrouwbaar is en om die reden niet voor het bewijs kan worden gebruikt, terwijl het strafdossier voor het overige onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Subsidiair stelt de raadsvrouw dat de ten laste gelegde dwang niet wettig en overtuigend kan worden bewezen vanwege gebrek aan (steun)bewijs. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit nu aangever wist dat verdachte de seksuele handelingen tussen hen aan het filmen was.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten
De rechtbank acht de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Als vaststaand kan worden aangenomen dat aangever en verdachte op 19 november 2019 en 12 januari 2021 in de woning van verdachte seks hebben gehad, waarbij zij elkaar hebben gepijpt en afgetrokken en waarbij verdachte met zijn vinger in de anus van aangever is geweest. Over de omstandigheden waaronder deze handelingen hebben plaatsgevonden, verklaren aangever en verdachte echter verschillend. Aangever verklaart dat hij zich door verdachte onder druk gezet voelde. Verdachte beschikte over naaktfoto’s en filmpjes waarop aangever seksuele handelingen bij zichzelf verricht en dreigde deze beelden te versturen naar familie en vrienden van aangever als hij niet akkoord zou gaan met het maken van een fysieke afspraak. Uit gevoelens van angst en schaamte heeft aangever hiermee uiteindelijk ingestemd. Verdachte ontkent de door aangever geschetste gang van zaken. Verdachte verklaart dat hij aangever weliswaar onder druk heeft gezet om met hem af te spreken omdat aangever hierover steeds van gedachten veranderde, maar de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden met wederzijdse instemming.
De vraag die de rechtbank in onderhavige zaak dient te beantwoorden, is of, gelet op de verklaring van aangever en de ontkenning van verdachte, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat ten aanzien van de seksuele handelingen tussen aangever en verdachte sprake is geweest van dwang door bedreiging met een andere feitelijkheid in de zin van artikel 242 van het Wetboek van strafrecht. Dit is volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad het geval indien de dwang van dien aard is dat de ander zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten, dan wel door toedoen van de verdachte in een zodanig bedreigende situatie is gebracht dat deze zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken. Of dit het geval is, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
1Volgens artikel 342 lid 2 Sv kan de rechter het bewijs dat verdachte de ten laste gelegde dwang op aangever heeft uitgeoefend, niet uitsluitend aannemen op de verklaring van één getuige (aangever). Er moet, met andere woorden, voldoende steunbewijs zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van aangever onvoldoende steun in andere, objectieve bewijsmiddelen.
Allereerst laten de chatgesprekken tussen verdachte en aangever voorafgaand aan de eerste afspraak, geen eenduidig beeld zien van de dynamiek tussen verdachte en aangever. Uit die gesprekken blijkt enerzijds dat verdachte op een vervelende manier aangever onder druk zet om te doen wat verdachte wil. Onder dreiging van het verspreiden van naaktfoto’s en seksueel getinte filmpjes bewerkstelligt verdachte dat aangever online komt om met hem te chatten, hem als contact niet deblokkeert of verwijderd, gesprekken niet (voortijdig) afsluit, voor de camera zijn shirt uittrekt en seksueel getinte gesprekken met hem voert. Anderzijds blijkt uit de chatgesprekken niet dat verdachte nog een stap verder gaat en aangever ook onder dreiging van het verspreiden van de beelden onder druk zet om een (fysieke) seksafspraak te maken of om seksuele handelingen te verrichten die aangever niet wil doen. Daarnaast blijkt uit die gesprekken dat het onderlinge contact, ondanks de vervelende communicatiewijze van verdachte, van beide kanten komt. Ook aangever neemt het initiatief tot het voeren van seksueel getinte gesprekken met verdachte en hij neemt daaraan ook actief deel, zo ook op de avond voor de eerste afspraak. Uit dat chatgesprek komt voorts het beeld naar voren dat aangever op dat moment nieuwsgierig is naar en open staat voor een ontmoeting met verdachte en het verrichten van seksuele handelingen met verdachte. Dit beeld wordt versterkt door chatgesprekken tussen verdachte en aangever die hebben plaatsgevonden na de eerste afspraak. Aangever benoemt daarin dat hij zich, achteraf, niet goed voelt bij het hebben van seks met een jongen, dat dit niet aan verdachte ligt, maar dat hij het niet nog een keer wil en dat hij dit van tevoren niet kon weten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van deze chatgesprekken niet worden uitgesloten dat aangever, ondanks de vervelende berichten van verdachte, mede uit eigen beweging heeft ingestemd met een ontmoeting met verdachte en dat de seksuele handelingen met hun beider instemming hebben plaatsgevonden. In een situatie als deze kan de rechtbank niet anders dan de ontstane twijfel in het voordeel van verdachte laten uitvallen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
De zich in het strafdossier bevindende chatgesprekken tussen verdachte en aangever hebben plaatsgevonden in de periode van 5 november 2019 tot en met 22 januari 2020. De seksuele handelingen ten laste gelegd onder feit 3 hebben evenwel plaatsgevonden op 12 januari 2021. Uit het strafdossier blijkt niet welk contact er tussen verdachte en aangever in die tussenliggende periode is geweest. Ook bevat het strafdossier geen andere bewijsmiddelen aan de hand waarvan de rechtbank kan vaststellen wanneer en onder welke omstandigheden de tweede afspraak tussen verdachte en aangever tot stand is gekomen en of daarbij door verdachte op aangever dwang in de zin van artikel 242 Sr is uitgeoefend. De verklaring van aangever dat hij ook op 12 januari 2021 tot seksuele handelingen is gedwongen door verdachte, staat daardoor op zichzelf. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van getuige [naam 1] , aangever [naam 2] , getuige [naam 5] en [naam 4] niet als steun- en of schakelbewijs voor de ten laste gelegde dwang kunnen gelden. De verklaring van [naam 1] komt in de kern neer op hetgeen aangever aan hem heeft verteld en daarmee is hij een zogenoemde de-auditu getuige. [naam 2] , [naam 5] en [naam 4] verklaren over hun eigen ervaringen met verdachte. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen in de kern gelijkenissen vertonen in het handelen van verdachte, in die zin dat verdachte betrokkenen onder druk zet om online contact met hem te (blijven) houden door te dreigen naaktfoto’s en/of filmpje’s te verspreiden. Uit de verklaringen volgt echter niet dat verdachte op deze wijze ook druk op betrokkenen heeft uitgeoefend om een (fysieke) seksafspraak met hem te maken. Zo verklaart [naam 4] tijdens een telefoongesprek met de politie dat ‘de persoon (de rechtbank begrijpt: verdachte) destijds ook een fysieke seksafspraak met hem had willen hebben, maar dat dit nooit gebeurd is.’ [naam 2] verklaart ‘Ik bedenk me ineens dat hij via Snapchat ook voorstelde om een seksafspraak te maken met elkaar.’ Uit deze beide verklaringen kan niet worden afgeleid in welke context door verdachte is voorgesteld om een seksafspraak te maken. In het bijzonder kan uit deze verklaringen niet worden afgeleid dat hierbij sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 Sr. Alleen [naam 5] verklaart dat ‘hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) bijvoorbeeld ging zeggen dat ik met hem moest afspreken, dat hij anders foto’s ging sturen naar al mijn vrienden.’ Naar het oordeel van de rechtbank is deze verklaring echter te summier en onvoldoende kenmerkend om als schakelbewijs en daarmee als steunbewijs voor de verklaring van aangever te kunnen dienen. Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal zij hem ook van dit feit vrijspreken.
Bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 18 september 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 19 november 2019 heb ik een telefoon neergezet op een tv-kastje in mijn slaapkamer. De camera was gericht op mijn bed. Ik heb de filmopname direct gestart. Ik heb dit gedaan voordat ik [slachtoffer] ging ophalen van het station. De camera filmde dus al voordat [slachtoffer] en ik de slaapkamer binnenkwamen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 april 2022, opgenomenop pagina 21 e.v., van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRBC22-096 (onderzoek Eboli) d.d. 10 januari 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 19 november 2019 ben ik naar de woning van [verdachte] in [adres] gegaan. We lagen beiden in bed en ik keek de kamer rond. Rechts naast zijn bed stond een tafeltje met daarop een kleine tv. Ik zag dat er een kleine telefoon tegen die tv stond. Ik vroeg: ‘He wat doet die telefoon daar ben je ook aan het filmen?’ Hij zei toen: ‘Nee, dat is een ontvanger voor zenders op de tv.’ Hij wilde ook snel weer door en begon mij dus weer over mijn lichaam te strelen, zoenen en mij te pijpen. Hij wilde contact blijven houden. Toen ik wat droog bleef reageren, zei hij dat de telefoon die ik destijds zag in de slaapkamer dus wel had gefilmd tijdens de seksuele handelingen in zijn slaapkamer. Hij heeft een stukje van dat filmpje laten zien en ik schrok echt heel erg.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 november2022, opgenomen op pagina 333 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant:
Ik heb nader onderzoek gedaan naar de aangetroffen data op de Samsung van verdachte [verdachte] . Ik trof een video aan met een lengte van de duur van 59 minuten en 9 seconden. Deze opname was van 19 november 2019, de datum waarop aangever [slachtoffer] naar [adres] is geweest naar de woning van verdachte [verdachte] . In het begin van de video zag ik de verdachte [verdachte] in beeld. Na 52:40 minuten zag ik twee manspersonen binnen komen. De ene persoon herkende ik als verdachte [verdachte] . De andere persoon herken ik als aangever [slachtoffer] . Achter het bed staan de beide mannen elkaar te zoenen. Daarna zag ik dat ze op bed gingen liggen en dat er seksuele handelingen werden verricht. Na enige tijd gingen de mannen elkaar weer op de mond zoenen, waarna de opname stopte.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten screenshots van een gesprek d.d. 22 januari 2020 gemaakt vande telefoon van [slachtoffer] , voor zover inhoudend:
[verdachte] : [verdachte]
[slachtoffer] : Ja, [slachtoffer]
: Onthoud 1 ding goed. Nou ik ga je vast vertellen die telefoon die er stond filmde wel...
Bewijsoverweging
Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft ontkend de seksuele handelingen tussen hem en aangever stiekem te hebben gefilmd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze filmopname zonder toestemming van aangever heeft gemaakt en ook zonder dat hem tevoren kenbaar was gemaakt dat verdachte de filmopname zou maken. De rechtbank acht de verklaring die aangever hierover heeft afgelegd, consistent en betrouwbaar. De betrouwbaarheid van zijn verklaring wordt verder versterkt door het proces-verbaal van bevindingen waarin wordt benoemd dat pas 52:40 minuten nadat de filmopname is gestart, verdachte en aangever de slaapkamer binnenkomen en het op 20 januari 2020 door verdachte zelf aan aangever verstuurde tekstbericht “Onthoud 1 ding goed. Nou ik ga je vast vertellen die telefoon die er stond filmde wel...”
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat aangever wist dat de seksuele handelingen tussen hen werden gefilmd. Dit was in een chatgesprek afgesproken. Daarnaast stond de telefoon op een tvkastje middenin de kamer, met de camera gericht op het bed, en daardoor voor aangever duidelijk te zien. De rechtbank vindt deze verklaring onvoldoende aannemelijk en niet geloofwaardig en schuift deze verklaring dan ook, mede gelet op bovenstaande bevindingen, terzijde. De rechtbank heeft hierbij tevens in aanmerking genomen dat verdachte steeds wisselende verklaringen over het filmen heeft afgelegd. Zo heeft verdachte bij de politie in eerste instantie niet over het filmpje en wat aangever daarvan wist, willen verklaren. Vervolgens heeft verdachte verklaard dat aangever de camera op het tv-kastje heeft
kunnenzien staan en dat hij daarom had
kunnenweten dat hij werd gefilmd. Nog later heeft verdachte verklaard dat aangever van het filmpje op de hoogte was omdat hij er
laternaar heeft gevraagd. Op geen enkel moment heeft verdachte bij de politie verklaard dat aangever wist dat hij werd gefilmd omdat hier van tevoren afspraken over waren gemaakt. De reden voor zijn wisselende verklaringen ligt, volgens de verklaring van verdachte ter terechtzitting, in de slechte verstandhouding die hij met de verhorende verbalisant had en waardoor hij tegenover haar niets over het filmpje wilde zeggen. De rechtbank acht deze reden evenwel onvoldoende aannemelijk gemaakt en niet geloofwaardig.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 19 november 2019 te [adres] , gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van [slachtoffer] , aanwezig in een woning een afbeelding heeft vervaardigd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Feit 2: gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning, een afbeelding vervaardigen
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, feit 2 en feit 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere
voorwaarden en van het toezicht gevorderd, nu de door de reclassering afgenomen risicotaxatieinstrumenten een matig tot hoog risico op nieuwe zedendelicten laten zien.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsrouw de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft, dat uit de adviesrapportage van het NIFP naar voren komt dat bij verdachte geen sprake is van psychiatrische of psychische problematiek en dat hij zijn leven thans goed op de rit heeft. Verdachte heeft een eigen woning, werk en een sociaal netwerk. Voorts heeft verdachte, naar aanleiding van de verdenking van onderhavige feiten, vrijwillig psychologische hulp gezocht en hij is voornemens deze hulp na afloop van de strafzaak voort te zetten. De raadsvrouw heeft tot slot aangevoerd dat verdachte geen bezwaar heeft tegen het door de benadeelde partij verzochte contactverbod. Wel meent de raadsvrouw dat er geen noodzaak bestaat tot het opleggen hiervan, nu er al gedurende lang tijd geen contact heeft plaatsgevonden tussen verdachte en de benadeelde partij en verdachte ook niet voornemens is dit contact weer op te starten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport d.d. 2 mei 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft heimelijk filmopnamen gemaakt van de seksuele handelingen die hij en aangever bij elkaar verrichtten. Hiertoe heeft verdachte op de dag dat hij met aangever bij hem thuis had afgesproken, in zijn slaapkamer op een tv-kastje een telefoon klaargezet waarbij de camera gericht stond op het bed. Verdachte heeft de filmopname direct gestart en is daarna in zijn auto gestapt om aangever op te halen van het treinstation. Ruim vijftig minuten later komen verdachte en aangever de slaapkamer binnen en worden de seksuele handelingen die dan tussen hen plaatsvinden, gefilmd. Door aldus te handelen heeft verdachte op een doortrapte en onaanvaardbare wijze inbreuk gemaakt op de privacy van aangever en zijn vertrouwen ernstig beschaamd. Dat verdachte het bestaan van de beelden vervolgens heeft gebruikt op het moment dat aangever verdachte liet weten zich niet langer goed te voelen bij hun contact en dit te willen beëindigen, neem de rechtbank hem extra kwalijk. Voorts zal de rechtbank rekening houden met de houding van verdachte, waaruit blijkt dat hij geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor het door hem gepleegde feit.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank zal bij haar beslissing over de hoogte van de straf in het voordeel van verdachte rekening houden met zijn persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft zijn leven goed op de rit en heeft vrijwillig psychologische hulp gezocht. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard deze hulp ook na afloop van de strafzaak te willen voortzetten. Daarnaast blijkt uit de justitiële documentatie d.d. 27 juli 2023 dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een strafbaar feit en dat hij sinds het onderhavige feit niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De straf
Alle omstandigheden in acht genomen, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren is verricht, passend en geboden. De rechtbank ziet – mede gelet op de bewezenverklaring die wezenlijk anders is dan waartoe de officier van justitie heeft gerekwireerd – geen aanleiding om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Voorts ziet de rechtbank geen reden om een contactverbod op te leggen, nu niet is gebleken dat er ernstig rekening mee gehouden dient te worden dat verdachte na afloop van de strafzaak opnieuw contact met aangever zal opnemen.
De op te leggen straf is lager dan de straf die de officier van justitie heeft gevorderd, nu de rechtbank -anders dan de officier van justitie- tot een vrijspraak van het onder 1 en 3 ten laste gelegde feit komt.

Het beslag

Onder verdachte zijn gegevensdragers in beslag genomen. Het betreft drie Samsung telefoons, een Dell Pp411 computer en een HP 3168ngw computer. De rechtbank acht de inbeslaggenomen Samsung telefoon met goednummer 1502660 en Dell Pp411 computer met goednummer 1502644 vatbaar voor verbeurdverklaring, nu met behulp van deze voorwerpen het onder 2 bewezen verklaarde feit is begaan en zij toebehoren aan verdachte. De rechtbank acht ook de overige inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een Samsung telefoon met goednummer 1502627, een Samsung telefoon met goednummer 1502669 en een HP 3168ngw computer met goednummer 1502673, vatbaar voor verbeurdverklaring nu deze toebehoren aan verdachte en bestemd kunnen worden voor het begaan van soortgelijke misdrijven, mede gelet op de op de gegevensdragers aangetroffen foto’s, filmpjes, chatgesprekken en software.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich, door tussenkomst van zijn raadsman, mr. R.A.H. van Huijgevoort, advocaat te Tilburg, in het geding gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 15.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Nu de rechtbank de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan, niet bewezen acht, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering te worden verklaard.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a,en 139f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 en feit 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag voorlopige hechtenis.
Verklaart verbeurd de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
  • Samsung telefoon met goednummer 1502660;
  • Dell Pp411 computer met goednummer 1502644;
  • Samsung telefoon met goednummer 1502627;
  • Samsung telefoon met goednummer 1502669;
  • HP 3168ngw computer met goednummer 1502673.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De benadeelde partij en verdachte dragen ieder de eigen proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. H. Supèr, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes-Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 oktober 2023.
1. HR 27 augustus 2013 ECLI:NL:HR:2013:494
(https://new.navigator.nl/document/id1808fb33360d43e8a90e0c967aa863ec),
NJ 2013/427 (https://new.navigator.nl/document/idc3f156a8f83843cf937d87381f73712c), r.o. 4.2.1.