Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2023 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
In artikel 1.18 van het bestemmingsplan wordt onder bouwperceel verstaan: ‘een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.’
Het gebouw aan de [adres 1] heeft de voorgevel naar de [straat 1] gericht. De hallen hebben hun voorgevels naar de [adres 2] en de [adres 3] gericht. De bedrijven in die hallen hebben hun eigen ontsluiting op de doorgaande weg (de [adres 2] en [adres 3]) en hun eigen parkeergelegenheid. De twee hallencomplexen worden van elkaar en van de bebouwing aan de [adres 1], gescheiden door bestrating.
Dat de bebouwing aan de [straat 1] en [adres 2] en [adres 3] in hetzelfde bouwvlak gelegen is, maakt dit ook niet anders omdat een bouwvlak niet hetzelfde is als een bouwperceel.
Ook het feit dat eiseres voornemens is het bedrijfspand aan de [straat 1] op precies dezelfde wijze te renoveren als de al gerenoveerde loodsen, leidt niet tot een ander oordeel omdat die situatie zich nog niet voordoet.
Dat de bebouwing voornamelijk gebruikt wordt voor jachthavengerelateerde activiteiten, op alle gronden dezelfde bestemming rust en er sprake is van ruimtelijk samenhangend gebruik, is niet van doorslaggevend belang voor beantwoording van de vraag of er sprake is van één bouwperceel en leidt evenmin tot een ander oordeel.
De beroepsgrond van eiseres slaagt derhalve niet.
Het college is niet ingegaan op het voorstel om aan de vergunning een voorschrift te verbinden dat de bedrijfswoningen aan de [adres 2] en [adres 3] als zodanig niet meer mogen worden gebruikt. Ook is het college niet ingegaan op de rapporten van WSP Nederland en de FUMO waaruit blijkt dat aan een binnenniveau van 35 dB(A) kan worden voldaan. Verder is het college in het bestreden besluit niet ingegaan op de mogelijkheid om van de richtlijn van 300 meter uit de VNG-brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering (VNG-brochure) af te wijken.
Ten slotte is er volgens eiseres geen onderscheid tussen deze woonunits en de overige woningen die al aanwezig zijn op het onderhavige bedrijventerrein.
Het college is in bezwaar ingegaan op het voorstel van eiseres om de omgevingsvergunning te verlenen onder de voorwaarde dat de bedrijfswoningen aan de [adres 2] en [adres 3] als zodanig niet meer mogen worden gebruikt. Het college heeft daarover het standpunt ingenomen dat er geen sprake kan zijn van clustering van gebruiksmogelijkheden omdat de bestaande gebruiksmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor de hallencomplexen, blijft bestaan.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet aan de richtafstanden wordt voldaan, het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat dat betekent dat de normen voor een goed woon- en leefklimaat voor de arbeidsmigranten in deze situatie niet worden bereikt.