ECLI:NL:RBNNE:2023:3865

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
18-305461-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van identificerende persoonsgegevens en dwang tot het ontvangen van ongewenste beelden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het misbruiken van identificerende persoonsgegevens van een slachtoffer, alsook aan het ongevraagd versturen van ongepaste beelden naar een ander slachtoffer. De verdachte, geboren in 1972, heeft in de periode van 22 maart 2022 tot en met 23 april 2022 herhaaldelijk de persoonsgegevens van het slachtoffer [slachtoffer 1] gebruikt met het doel om zijn identiteit te verhullen en daarmee schade te berokkenen. Daarnaast heeft hij in de periode van 1 januari 2022 tot en met 7 mei 2022 een ander, [slachtoffer 2], door middel van geweld en bedreiging gedwongen om ongewenste beelden te ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere naaktfoto's heeft gestuurd naar [slachtoffer 2] en dat hij daarbij ook seksueel getinte en opruiende berichten heeft verstuurd naar [slachtoffer 3]. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van dwang in de zin van artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft echter wel de andere ten laste gelegde feiten bewezen verklaard, waaronder het misbruik van persoonsgegevens en de poging tot uitlokking van vernieling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/305461-22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 7 september 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 augustus 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L. Klewer, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Rademacher.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 22 maart 2022 tot en met 23 april 2022 te [adres] en/of [adres] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten de naam en/of het adres en/of het bankrekeningnummer en/of het telefoonnummer en/of de/het e-mailadres(sen) en/of het KVK-nummer van [slachtoffer 1] en/of van het bedrijf van die [slachtoffer 1] ( [bedrijf] ) heeft gebruikt door met deze gegevens
  • een telefoonabonnement af te sluiten en/of
  • (een) bestelling(en) te plaatsen bij (een) webshop(s) en/of
  • advertenties op Marktplaats te plaatsen en/of
  • een escortservice te boeken en/of
  • af te spreken op het adres van die [slachtoffer 1] en/of- contact op te nemen met [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor voor die [slachtoffer 1] enig nadeel kon ontstaan;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2022 tot en met 7 mei 2022 te [adres] en/of [adres] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een ander, te weten [slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten meerdere, althans één, (direct zichtbare) foto(‘s)/afbeelding(en) van een (stijf/stijve) ontblo(o)t(e) mannelijk(e) geslachtsde(e)l(en) te (moeten) zien en/of ontvangen, althans met die foto(‘s)/afbeelding(en) te (moeten) worden geconfronteerd en bestaande die (andere) feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte die foto(‘s)/afbeelding(en) onverhoeds en/of onaangekondigd
(ongecensureerd) via Whatsapp aan die [slachtoffer 2] heeft toegezonden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2022 tot en met 7 mei 2022 te [adres] en/of [adres] , althans in Nederland, één of meerdere afbeeldingen, te weten foto(‘s)/afbeelding(en) van een (stijf/stijve) ontblo(o)t(e) mannelijk(e) geslachtsde(e)l(en), via Whatsapp aan [slachtoffer 2] , anders dan op haar verzoek heeft toegezonden, terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat die afbeeldingen aanstotelijk voor de eerbaarheid waren;
3. hij op één of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 15 april 2022 tot en met 6 mei 2022 te [adres] , althans in Nederland, (telkens) door geweld en/of bedreiging en/of door misbruik van gezag en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen en/of giften en/of beloften, een of meer anderen heeft gepoogd te bewegen een misdrijf te begaan, te weten het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen, beschadigen en/of onbruikbaar maken van een ruit van de woning van [slachtoffer 1] , althans een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, door een of meerdere berichten met informatie/inlichtingen/gegevens met betrekking tot het beoogde slachtoffer te sturen, te weten:
  • een of meer seksueel getinte berichten te sturen en/of foto(‘s)/afbeelding(en) van een (stijf/stijve) ontblo(o)t(e) mannelijk(e) geslachtsde(e)l(en) te sturen naar [slachtoffer 2] en/of
  • een of meer seksueel en/of uitdagende en/of opruiende getinte berichten te sturen naar [slachtoffer3] en/of
  • de naam van en/of het (verblijfs)adres van de afzender van de berichten ( [slachtoffer 1] ),waaronder:
  • heb je geen foto van je kutje en/of- hé ook nog zo lekker geil en/of
  • hee samen je zusje even neuken haar gladde kutje even likken haar even goed door neuken en/of
  • dat zou jij ook wel willen toch en neuk ik jou ook even lekker dat zij jou pijpt en/of
  • waar je zus ook komt met haar nat kutje en/of
  • [slachtoffer 1] [adres] maar als je komt ik verbouw heel je bek.

Geldigheid van de dagvaarding

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde aangevoerd dat de dagvaarding op dit punt nietig moet worden verklaard. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de tekst van de tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig is. De vermeende poging tot vernieling is strijdig met de in de tenlastelegging opgenomen feitelijke handelingen, aldus de raadsman.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding niet innerlijk tegenstrijdig is en geldig is.
Oordeel van de rechtbank
Ten laste gelegd is -in het kort- een poging tot uitlokking van vernieling. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging op dit punt niet innerlijk tegenstrijdig is, omdat de feitelijke handelingen die zijn gericht op het uitlokken in de tenlastelegging zijn opgenomen. Het verweer van de raadsman lijkt te rusten op een onjuiste lezing van de tenlastelegging. De tenlastelegging ziet op een poging tot uitlokking van vernieling, niet op een poging tot vernieling. De vernielingshandelingen (of een begin daartoe) hoeven daarom niet in de tenlastelegging opgenomen te zijn. Dit verweer van de raadsman wordt aldus verworpen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2 primair en het onder 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat verdachte onverhoeds en onaangekondigd foto’s van stijve en ontblote mannelijke geslachtsdelen heeft gestuurd naar aangeefster. Doordat aangeefster niet de kans heeft gekregen zich hieraan te onttrekken, moet het handelen van verdachte worden gekwalificeerd als dwang als bedoeld in artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde geen verweer gevoerd met betrekking tot het bewijs.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft hij vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat kan worden vastgesteld dat verdachte foto’s van ontblote geslachtsdelen heeft gestuurd naar aangeefster. Uit de bij de aangifte gevoegde afbeeldingen van de WhatsAppgesprekken kan niet worden afgeleid wanneer de gesprekken zijn begonnen. De raadsman verwijst naar een arrest van de Hoge Raad van 18 oktober 2022, vindplaats ECLI:NL:HR:2022:1473, waaruit blijkt dat de expliciete grenslijn van het strafbaar gedrag niet in zijn algemeenheid valt aan te geven. Artikel 284 Sr beoogt de aantasting van de persoonlijke vrijheid te beperken. Het doel van de wetgever is niet geweest om elke hinder te voorkomen. Bij de beoordeling van de ernst van de inbreuk zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard, ernst, duur en intensiteit van de dwang. De duur van het lastigvallen door verdachte valt niet goed vast te stellen, omdat dit alleen uit de aangifte blijkt. Aangeefster noemt daarin echter verschillende periodes. Het handelen van verdachte valt niet als (dreiging met) geweld of een feitelijkheid als bedoeld in artikel 284 Sr aan te merken. Dit maakt dat verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Hij heeft ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde geen bewijsverweer gevoerd.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte weliswaar heeft erkend de gewraakte berichten te hebben verstuurd, maar hij wist niet dat [slachtoffer 3] daadwerkelijk naar het huis van [slachtoffer 1] zou willen gaan. Dat hij zou willen dat [slachtoffer 3] een steen door de ruiten zou gooien bij het huis van [slachtoffer 1] , valt niet af te leiden uit de WhatsApp-berichten die verdachte heeft verstuurd. Ook [slachtoffer 3] verklaart niets over het opzet om bij [slachtoffer 1] een ruit te vernielen. Er kan ten slotte niet worden vastgesteld dat de feitelijke handelingen zien op een poging tot vernieling. Uit het dossier blijkt niet dat het voornemen van de dader zich door een begin van de uitvoering heeft geopenbaard. Dit moet leiden tot vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 augustus 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 april 2022,opgenomen op pagina 44 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
UVA / NN1R022074, gesloten op 23 oktober 2022,inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 april 2022,opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
Vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] blijkt dat verdachte meerdere foto’s van een stijve ontblote penis heeft verzonden naar haar. Verdachte heeft dit ter terechtzitting ook erkend. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of dit handelen moet worden aangemerkt als dwang als bedoeld in artikel 284 Sr.
Van dwang kan sprake zijn als iemand iets moet dulden omdat hij of zij daar onverhoeds of onverwachts mee geconfronteerd wordt, en daardoor niet meer de kans heeft om zich daaraan te onttrekken. Het onverhoeds of onverwachts toesturen van een naaktfoto kan
- onder omstandigheden - op die manier dwang opleveren. Er is dan sprake van dwang door enige feitelijkheid.
Om van zo een feitelijkheid te kunnen spreken, moet het handelen van verdachte zodanig zijn, dat die handelingen in de gegeven omstandigheden leiden tot een zodanige psychische druk dat het slachtoffer daaraan geen weerstand kan bieden. De strekking van artikel 284 Sr is om te voorkomen dat iemand op een wederrechtelijke manier in zijn vrijheid van handelen wordt beperkt doordat dwang jegens hem wordt uitgeoefend. Voor ogen moet daarbij worden gehouden dat hinder of overlast in beginsel buiten de reikwijdte van deze strafbaarstelling valt.
1
Hoewel vaststaat dat verdachte foto’s van een stijf ontbloot mannelijk geslachtsdeel naar aangeefster
[slachtoffer 2] heeft verzonden, blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende uit het strafdossier dat sprake was van dwang. In het strafdossier zijn slechts delen van de WhatsAppgesprekken tussen verdachte en aangeefster [slachtoffer 2] opgenomen. Aangeefster heeft verklaard dat zij erg was geschrokken en bang was geworden door de WhatsApp-berichten die verdachte haar stuurde, maar uit het dossier blijkt niet dat de angst alleen door de ontvangen naaktfoto’s werd veroorzaakt. Uit het dossier blijkt dat verdachte haar ook andere berichten heeft gestuurd, namelijk berichten over vermeend drugsgebruik en dat hij foto’s van aangeefster [slachtoffer 2] zou hebben waarop te zien is dat zij drugs zou gebruiken. Ook heeft verdachte foto’s naar aangeefster gestuurd waarop haar eigen woning te zien is. Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat uit het strafdossier onvoldoende blijkt dat het enkel toesturen van de foto’s van een stijf ontbloot mannelijk geslachtsdeel door verdachte bij aangeefster tot een zodanige psychische druk heeft geleid dat zij daaraan geen weerstand kon bieden.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 augustus 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 augustus 2022,opgenomen op pagina 70 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het derde ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 24 augustus 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb berichten gestuurd. Ik heb naaktfoto’s naar [slachtoffer 2] gestuurd. Ik heb die foto’s ook naar [slachtoffer 3] gestuurd en heb het adres van [slachtoffer 1] naar hem gestuurd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
d.d. 24 juli 2022, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 18 juli 2022 werd onder verdachte [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , een zwarte Samsung A30s in beslag genomen. [slachtoffer 2] verklaarde in zijn eerste verdachte verhoor dat zijn zusje [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , via WhatsApp lastig gevallen werd. Hij verklaarde dat hij zelf via WhatsApp contact had opgenomen met deze persoon. Onder het tabblad “chats” werd onder meer WhatsApp-verkeer aangetroffen. Ik zag dat in dit WhatsApp gesprek de gebruiker, [slachtoffer 3] , van bovengenoemde Samsung gebruik maakte van telefoonnummer [telefoonnummer] . Deze is in dit proces-verbaal van bevindingen aangeduid als “owner”. Er was een chat weer gegeven met een contact onder de naam “ [naam] ” met nummer [telefoonnummer] . Ik heb de WhatsApp berichten op datum en tijdstippen woordelijk uitgewerkt.
15 april 2022
[slachtoffer 3] : 12:24:32 He
25 april 2022
[naam] : 23:20:07 Hee samen je zusje even neuken haar gladde kutje even likken haar even goed door neuken. Dat zou jij ook wel willen toch. en neuk ik jou ook even lekker dat zij jou pijpt.
1 mei 2022
[naam] : 14:22:49 Waar je zus ook komt met haar nat kutje [slachtoffer 1] [adres] maar als je komt ik verbouw heel je bek [slachtoffer 3] : 14:23:12 Tot straks
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 september 2022, opgenomen op pagina 139 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Op de iPhone 7 heb ik contact gehad. Toen deed ik voor dat ik [slachtoffer 1] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) was. Ik appte haar en ik zei dan dat ik wel met haar naar bed wilde. Ze zei dat ik moest ophouden omdat ze anders bij mij zou komen. Ik zei ja kom maar en ik stuurde het adres de [adres] mee. Iemand appte mij toen vervolgens dat ik moest ophouden en hij wilde mij pakken. Ik wilde niks van [slachtoffer 2] . Toen wilde ik dat ze boos werd en misschien naar [adres] ging en daar een steen door de ramen smeet.
V: Bij wie?
A: Bij [slachtoffer 1] .
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Met betrekking tot het verweer van de raadsman overweegt de rechtbank als volgt.
Op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte meerdere naaktfoto’s naar aangeefster [slachtoffer 2] heeft gestuurd. Hij heeft vervolgens meerdere berichten naar haar broer, [slachtoffer 3] , gestuurd. Deze berichten waren seksueel getint en opruiend van aard. Verdachte heeft zelf tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij hiermee wilde bewerkstelligen dat er een steen door de ruiten gegooid zou worden bij [slachtoffer 1] . De feitelijke handelingen, het verzenden van de naaktfoto’s, het verzenden van seksueel getinte en opruiende berichten naar [slachtoffer 3] , en het verzenden van het adres van [slachtoffer 1] , hebben bijgedragen aan deze poging tot het uitlokken van vernieling. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat verdachte heeft gepoogd anderen te bewegen tot het vernielen van de ruit. Niet ten laste is gelegd dat verdachte zelf of anderen zouden hebben geprobeerd de ruit van [slachtoffer 1] te vernielen. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 primair en het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 22 maart 2022 tot en met 23 april 2022 te [adres] en [adres] , meermalen, telkens opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten de naam, het adres, het
bankrekeningnummer, het telefoonnummer en de e-mailadressen en het KVK-nummer van [slachtoffer
1] en van het bedrijf van die [slachtoffer 1] ( [bedrijf] ) heeft gebruikt door met deze gegevens
  • een telefoonabonnement af te sluiten en
  • bestellingen te plaatsen bij een webshop en
  • advertenties op Marktplaats te plaatsen en
  • een escortservice te boeken en
  • af te spreken op het adres van die [slachtoffer 1] en- contact op te nemen met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ,
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van de ander te verhelen en te misbruiken, waardoor voor die [slachtoffer 1] enig nadeel kon ontstaan;
2. Subsidiair: hij op meerdere tijdstippen in de periode van eind maart 2022 tot en met 7 mei 2022 te [adres] en [adres] , meerdere afbeeldingen, te weten foto‘s van een stijf ontbloot mannelijk geslachtsdeel, via Whatsapp aan [slachtoffer 2] , anders dan op haar verzoek heeft toegezonden, terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat die afbeeldingen aanstotelijk voor de eerbaarheid waren;
3. hij in de periode van 15 april 2022 tot en met 6 mei 2022 te [adres] , door het verschaffen van inlichtingen, een of meer anderen heeft gepoogd te bewegen een misdrijf te begaan, te weten het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een ruit van de woning van
[slachtoffer 1] , door een of meerdere berichten met informatie/inlichtingen/gegevens met betrekking tot het beoogde slachtoffer te sturen, te weten:
  • een of meer seksueel getinte berichten te sturen en foto’s van een stijf ontbloot mannelijkgeslachtsdeel te sturen naar [slachtoffer 2] en
  • seksueel, uitdagende en opruiend getinte berichten te sturen naar [slachtoffer 3] en
  • de naam van en het verblijfsadres van de afzender van de berichten, [slachtoffer 1] , waaronder:
  • heb je geen foto van je kutje, en
  • hé ook nog zo lekker geil, en
  • hee samen je zusje even neuken haar gladde kutje even likken haar even goed doorneuken, en
  • dat zou jij ook wel willen toch en neuk ik jou ook even lekker dat zij jou pijpt, en
  • waar je zus ook komt met haar nat kutje, en
  • [slachtoffer 1] [adres] maar als je komt ik verbouw heel je bek.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrischepersoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan;
wetende dat of ernstige reden hebbende om te vermoeden dat een afbeelding aanstotelijk is voorde eerbaarheid en die afbeelding aan iemand, anders dan op diens verzoek, toezenden, meermalen gepleegd;
poging tot uitlokking van het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aaneen ander toebehoort, vernielen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van de reclassering van 30 juni 2023 en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het misbruiken van identificerende persoonsgegevens van het slachtoffer [slachtoffer 1] . Verdachte heeft de naam, geboortedatum en adresgegevens van [slachtoffer 1] misbruikt om diverse goederen online te bestellen, een telefoonabonnement af te sluiten, advertenties te plaatsen op Marktplaats.nl en een escortservice te boeken. Ook heeft verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2] benaderd, haar naaktfoto’s gestuurd en heeft haar nare en intimiderende berichten gestuurd. Vervolgens heeft hij in gesprek met [slachtoffer 3] opnieuw nare, seksueel getinte en opruiende berichten gestuurd en daarbij zich voorgedaan als [slachtoffer 1] en ook het adres van [slachtoffer 1] genoemd. Dit alles deed verdachte – naar eigen zeggen – enkel om [slachtoffer 1] , de ex-partner van zijn vriendin, te pesten. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Al met al heeft dit langere tijd geduurd en heeft het handelen van verdachte niet alleen gevolgen gehad voor [slachtoffer 1] , maar voor meerdere anderen. Waar verdachte zijn telefoon weglegde en de gevolgen voor hem voorbij waren, hadden anderen nog te maken met de gevolgen. De berichten aan slachtoffers [slachtoffer 2] hebben ertoe geleid dat [slachtoffer 3] en zijn vader naar de woning van een kwetsbare jongen zijn gegaan, waar zij die jongen hebben mishandeld, omdat zij dachten dat hij degene was die de berichten naar
[slachtoffer 2] had gestuurd. Hoewel dit laatste voor verdachte misschien niet voorzienbaar was, is dit wel een gevolg geweest van zijn handelen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op voormeld reclasseringsrapport, waaruit blijkt dat verdachte al jaren een vaste baan heeft, een woning heeft en er geen problemen zijn ten aanzien van financiën of middelengebruik. De relatie met zijn vriendin en de familiesituatie worden als delictgerelateerd aangemerkt.
Om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, maar ook om de ernst van de feiten te benadrukken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uren opleggen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 350,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 205,07 ter vergoeding van materiële schade en
€ 1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] en heeft ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] aangevoerd dat de materiële schade kan worden toegewezen, maar dat de immateriële schade moet worden gematigd tot € 500,00.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] op het standpunt gesteld dat het schadebedrag moet worden gematigd tot € 100,00. Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft hij zich, met de officier van justitie, op het standpunt gesteld dat de materiële schade kan worden toegewezen, maar dat de immateriële schade moet worden gematigd tot € 500,00.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2] de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezenverklaarde. Naar het oordeel van de rechtbank is de hoogte van de schade onvoldoende door de verdediging betwist. De rechtbank zal deze vordering toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 mei 2022.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1] de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 april 2022.
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk dat [slachtoffer 1] schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek zal de rechtbank de hoogte van de immateriële schade naar billijkheid schatten. Bij de begroting van de immateriële schade heeft de rechtbank onder meer gelet op de aard en de ernst van het geestelijk letsel. Verder heeft de rechtbank bij de begroting gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken zijn toegekend. De rechtbank merkt op dat de aangevoerde jurisprudentie in de vordering tot schadevergoeding in grote lijnen niet overeenkomt met de huidige zaak, omdat in de aangehaalde jurisprudentie naast dat er sprake was van misbruik van de gegevens van het slachtoffer, er ook sprake was van computervredebreuk. De rechtbank schat de hoogte van de schade op € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 april 2022. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 46a, 57, 63, 231b, 240 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair en het onder 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van € 705,07 (zegge: zevenhonderdenvijf euro en zeven eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 705,07 (zegge: zevenhonderdenvijf euro en zeven eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 205,07 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 14 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van € 350,00 (zegge: driehonderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 350,00 (zegge: driehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor
de duur van 7 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma - Oude Nijeweme en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 september 2023.
Mr. B.F. Hammerle en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Vgl. Hoge Raad 18 oktober 2022, vindplaats ECLI:NL:HR:2022:1473 en Parket bij de Hoge Raad 6 september 2022, vindplaats ECLI:NL:PHR:2022:795.