2.2.2Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 3 juli 2018 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2018161945-1 (blz. 33 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -
als de op 3 juli 2018 afgelegde verklaring van [aangeefster] :
Mijn ex [verdachte] - verder [verdachte] te noemen - heeft een openbaar Facebookaccount. Iedereen kan zien wat hij op Facebook plaatst en deelt.
Op 19 juni 2018 wilde ik mijn dochter [betrokkene 1] naar school brengen. Die school zit op de [plaats] . Toen ik op de [plaats] liep, zag ik een man vlakbij de gymzaal van de school staan. Ik zei tegen mijn dochter: “Volgens mij staat jouw vader daar”. Ik zag opeens [betrokkene 2] , een andere dochter van [verdachte] , voor mij staan. Ik zei tegen [betrokkene 1] : “Rennen nu”. Ik zei dit omdat ik weet hoe agressief [verdachte] kan zijn als [betrokkene 2] erbij is. Ik rende met mijn dochter richting het winkelcentrum. Bij een T-splitsing zag ik een auto stilstaan. Ik pakte mijn dochter vast, stopte haar in de auto en zei tegen de vrouw die in de auto zat: “Neem haar mee”. Ik was in paniek. Ik zag dat [verdachte] achter ons aan kwam rennen. Ik schreeuwde tegen de vrouw dat ze weg moest rijden.
[verdachte] begon tegen mij te schreeuwen en bleef achter mij aan lopen. Ik zei dat hij daarmee moest stoppen. Ik zag dat hij alles met zijn telefoon aan het filmen was. Ik heb diverse malen geroepen dat hij weg moest wezen. [verdachte] bleef achter mij aan rennen. Ik ben de Jumbo in gerend en heb daar de politie gebeld.
Toen ik op het politiebureau was, kreeg ik appjes van diverse mensen. In die appjes stond dat ik rondging op Facebook. Ik heb vervolgens op Facebook gekeken en zag dat het beeldmateriaal van alles wat er net was gebeurd op het openbare account van [verdachte] stond. Ik vind het schokkend en voel me erg in mijn eer aangetast. Zijn hele account staat vol met filmpjes en foto’s die mij in een kwaad daglicht plaatsen. Hij krijgt heel veel reacties van mensen, heel veel mensen zien de berichten die [verdachte] plaatst.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven om het feit waarvan ik aangifte heb gedaan te plegen.
2. Een proces-verbaal “ontvangst klacht door hulpofficier van justitie” d.d. 3 juli 2018 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2018161945-6 (blz. 37 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -
als de op 3 juli 2018 afgelegde verklaring van [aangeefster] :
Mijn ex [verdachte] heeft mij op de openbare weg gefilmd en daarbij diverse onwaarheden geroepen, zoals dat ik zijn kind heb ontvoerd. Hij geeft hier ruchtbaarheid aan door het in de openbaarheid te brengen door het filmpje op Facebook te plaatsen. Het is voor iedereen zichtbaar en er wordt ook door mensen op gereageerd.
3. Een proces-verbaal d.d. 3 juli 2018 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2018161945 (blz. 43 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Ik, verbalisant [verbalisant] , heb het Facebookaccount van [verdachte] bekeken. Dit betreft een open account, dat voor iedereen vrij toegankelijk is. Het account wordt door 67 mensen gevolgd en heeft 666 Facebookvrienden.
Op 19 juni 2018 is [verdachte] live gegaan. Op dit filmpje is te zien dat hij achter personen aanrent. Hij roept meermalen “ [betrokkene 1] ” en hij roept dat ze niet harder kunnen rennen dan hij. Als hij de personen nadert, is te zien dat het om een vrouw en een kind gaat. De vrouw is in paniek. Zij stopt het kind in een auto en schreeuwt in paniek: “Neem haar mee, neem haar mee”.
De vrouw wijst naar [verdachte] en zegt dat hij weg moet gaan. De vrouw blijft roepen dat hij weg moet wezen. Hij wijst naar de vrouw en zegt dat zij zijn kind heeft ontvoerd. Hij blijft achter haar aanlopen en haar filmen. Hij zegt: “ [aangeefster] , jij hebt mijn kind ontvoerd, jij zorgt dat ik mijn kind terugkrijg”. Hij blijft achter de vrouw aanlopen en tegen haar schreeuwen. De vrouw blijft doorlopen. Hij roept meerdere keren naar haar dat zij zijn kind heeft ontvoerd.
De vrouw spreekt een voorbijgangster aan en vraagt haar de politie te bellen omdat die man haar lastigvalt. De vrouw rent naar de overkant van de straat en vraagt aan een voorbijganger om de politie te bellen omdat de man een contactverbod met haar dochter heeft. [verdachte] blijft achter de vrouw aan lopen tot aan het winkelcentrum, alwaar de vrouw de supermarkt Jumbo inloopt.
Het filmpje duurt in totaal ruim 7 minuten en is 1100 keer bekeken en 13 keer gedeeld. Een aantal personen heeft ook op het filmpje gereageerd.
4. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 1 oktober 2019, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 19 juni 2018 was ik in de buurt van de school van mijn dochter, waar ik een filmpje heb gemaakt dat ik live op Facebook heb uitgezonden. In dat filmpje was [aangeefster] te zien en is te horen “jij hebt mijn kind ontvoerd”. Ik bleef achter [aangeefster] aanlopen terwijl ik haar filmde.
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 14 december 2020, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 19 juni 2018 kwam ik in [plaats] mijn ex [aangeefster] en mijn dochter [betrokkene 1] tegen. Ik ben naar hen toegelopen. Ik film bepaalde situaties en de livestream van die dag begint al op het moment dat ik begon te rennen toen ik mijn dochter zag. Het klopt dat ik een aantal keer heb geroepen: “Jij hebt mijn kind ontvoerd”.
6. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 juli 2018 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2018161945-16 (blz. 75 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -
als de op 5 juli 2018 afgelegde verklaring van de verdachte:
Mijn account van Facebook is een open account. Iedereen kijkt mee. Ik zet alles op mijn livestreams, alles op openbaar.”
2.2.3Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“Uit de hiervoor onder 1 en 3 opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, komt naar voren dat de verdachte gedurende ongeveer 7 minuten achter [aangeefster] is aangelopen en achter haar is aangerend, haar ondertussen met zijn telefoon filmend en die film live op Facebook uitzendend, terwijl [aangeefster] aan hem tracht te ontkomen, meermalen naar hem heeft geroepen dat hij moest stoppen en weg moest gaan en met het oog op het gedrag van de verdachte twee voorbijgangers heeft gevraagd de politie te bellen.
Naar het oordeel van het hof is aldus, anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte door zijn hierboven beschreven gedrag opzettelijk wederrechtelijk heeft veroorzaakt dat [aangeefster] had te dulden dat zij door hem werd achtervolgd en gefilmd, terwijl die film live op Facebook werd uitgezonden en zijn aldus de bestanddelen, die liggen besloten in de zinsnede "wederrechtelijk dwingt iets te dulden" van artikel 284, eerste lid, onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht, wettig en overtuigend bewezen.”