ECLI:NL:RBNNE:2023:3513

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
182704
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatie- en omgangsregeling voor minderjarige met niet met gezag belaste ouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 juli 2023 een beschikking gegeven inzake de omgangsregeling en informatieplicht van een niet met gezag belaste ouder ten aanzien van zijn minderjarige dochter. De minderjarige wordt verzorgd door haar voogden, de grootouders, en haar moeder, die niet met gezag is belast. De rechtbank heeft de verzoeken van de man, de vader van de minderjarige, tot het vaststellen van een omgangsregeling en het opleggen van een informatieplicht afgewezen. De bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) hebben geadviseerd om geen omgangsregeling op te leggen, omdat de minderjarige geen behoefte heeft aan contact met haar vader. De rechtbank heeft deze adviezen gevolgd en benadrukt dat de belangen van het kind voorop staan. De rechtbank heeft echter wel een informatieverplichting opgelegd aan de moeder en de voogden, zodat de man op de hoogte kan blijven van belangrijke zaken die de minderjarige aangaan. Dit is in het belang van de ontwikkeling van de minderjarige en haar relatie met haar vader, ondanks dat er momenteel geen contact is. De rechtbank heeft bepaald dat de vrouw en de voogden de man eens per drie maanden schriftelijk moeten informeren over zaken die de minderjarige betreffen, inclusief schoolrapporten en recente foto's. De bijzondere curator is ontslagen uit haar functie, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/182704 / FA RK 22-149
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 24 juli 2023
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen: de man,
advocaat: mr. M.J. Buitenhuis, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. S. Vaupell, kantoorhoudende te Wolvega.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de voogden],
wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen: de voogden,
en
[de bijzondere curator],
in haar hoedanigheid van bijzondere curator van
[de minderjarige],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
hierna ook te noemen: [de minderjarige].

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij beschikking van 22 juli 2022, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd, heeft de rechtbank de zaak verwezen naar een nadere zitting, in afwachting van de resultaten van het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de RvdK) en de bevindingen van de bijzondere curator.
1.2.
Nadien heeft de rechtbank kennisgenomen van:
- een bericht met bijlage van de man, ontvangen op 14 september 2022;
- een bericht van de vrouw, ontvangen op 15 september 2022;
- het advies van de bijzondere curator, ontvangen op 8 november 2022;
- een bericht van de man, ontvangen op 7 december 2022;
- een bericht van de vrouw, ontvangen op 8 december 2022;
- een bericht van de man, ontvangen op 15 december 2022;
- een e-mailbericht met bijlagen van de man, ontvangen op 19 december 2022;
- een brief van de RvdK, ontvangen op 17 januari 2023;
- een bericht met bijlage van de man, ontvangen op 20 januari 2023;
- het rapport van het onderzoek van de RvdK, ontvangen op 6 maart 2023;
- een bericht van de vrouw, ontvangen op 20 maart 2023;
- een bericht met bijlage van de man, ontvangen op 20 maart 2023;
- een e-mailbericht van de bijzondere curator, ontvangen op 23 maart 2023.
1.3.
De voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 juni 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door mr. Buitenhuis;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Vaupell;
- de voogden;
- de bijzondere curator;
- [de vertegenwoordiger van de RvdK], namens de RvdK.

2.Beoordeling

2.1.
De rechtbank moet nog een beslissing nemen op de verzoeken van de man tot het bepalen van een omgangsregeling en een informatieplicht.
Advies bijzondere curator
2.2.
De bijzondere curator heeft de rechtbank geadviseerd om geen enkel contact tussen de man en [de minderjarige] af te dwingen. De bijzondere curator is van mening dat het voor [de minderjarige] te veel stress en spanningen zal opleveren als zij verplicht wordt tot omgang met haar vader, maar ook als aan de vrouw een informatieplicht zou worden opgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de bijzondere curator aangegeven dat zij veel en langdurige gesprekken heeft gevoerd met [de minderjarige]. [de minderjarige] heeft zeer duidelijk aangegeven dat zij geen enkele behoefte heeft aan welke vorm van contact dan ook. [de minderjarige] is inmiddels een pittige dame van [leeftijd]. Zij is op de hoogte van wie haar vader is, maar ze heeft nooit contact met hem gehad. [de minderjarige] heeft de vrijheid om met haar vader in contact te treden, op het moment dat zij daar zelf aan toe is. Als dat moment zich aandient, dan zullen haar moeder en de voogden haar daarin steunen en begeleiden. Ten aanzien van de informatieplicht heeft de bijzondere curator opgemerkt dat zij is geschrokken van het advies van de RvdK om een dergelijke plicht op te leggen. Volgens de bijzondere curator is het niet in het belang van [de minderjarige] dat achter haar rug om informatie wordt verschaft aan de man. Dit zou de vertrouwensband met een kind kunnen schaden.
Advies RvdK
2.3.
Evenals de bijzondere curator ziet de RvdK (op dit moment) geen mogelijkheden om een omgangsregeling op te leggen tussen de man en [de minderjarige]. Volgens de RvdK is er sprake van een zeer zorgelijke situatie. Anders dan de bijzonder curator, ziet de RvdK een systeem waarin de vrouw en de voogden [de minderjarige] geen ruimte geven om een band op te bouwen met haar vader. Zij voelen zoveel weerstand tegen de man dat zij dit (mogelijk onbewust) overbrengen op [de minderjarige]. Het negatieve beeld dat zij van de man hebben lijkt onherstelbaar. Voor [de minderjarige] is de man een vreemde. Hij heeft nooit deel uitgemaakt van haar leven. Voor de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige], haar zelfbeeld en toekomstige relaties zou het erg goed zijn als door de vrouw en de voogden aan haar de gelegenheid wordt geboden om haar vader te leren kennen. De weerstand bij de vrouw, de voogden en [de minderjarige] tegen enig contact met de man is echter zo groot, dat de RvdK verwacht dat het de verhoudingen alleen maar meer op scherp zet. Wel zou het volgens de RvdK mooi zijn als de man een 'vader op afstand' wordt. Als de man [de minderjarige] af en toe laat weten hoe het met hem gaat en wat hem bezig houdt, kan [de minderjarige] de man leren kennen. [de minderjarige] heeft eerder laten zien nieuwsgierig te zijn naar de man en is dit mogelijk (ondanks dat zij anders aangeeft) nog steeds. Wel is het noodzakelijk dat de man niets van [de minderjarige] terug verwacht. Als hij bijvoorbeeld een kaartje stuurt, dan moet hij haar geen vragen stellen die beantwoord moeten worden. Andersom is de RvdK van mening dat het goed is dat vanuit de voogden en/of de vrouw eenmaal per kwartaal informatie over [de minderjarige] wordt verstrekt aan de man. Deze informatievoorziening hoeft [de minderjarige] niet te belasten.
Omgangsregeling
2.4.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) een ouder die niet met het gezag belast is, recht heeft op omgang met zijn kind. Dit kan anders zijn wanneer omgang met zijn ouder niet in het belang is van het kind. Bij de vraag of er een omgangsregeling vastgesteld moet worden, vormen de belangen van het kind de eerste overweging van de rechter, een en ander op grond van artikel 3 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind.
2.5.
Door zowel de bijzondere curator als de RvdK is aan de rechtbank geadviseerd om geen omgangsregeling vast te leggen. De rechtbank zal deze adviezen opvolgen en het verzoek van de man tot het bepalen van een omgangsregeling afwijzen.
2.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is de rechtbank gebleken dat [de minderjarige] op geen enkele wijze open staat voor contact en/of omgang met de man. Mede gelet op haar leeftijd acht de rechtbank het vastleggen van vaste omgangsmomenten niet in het belang van [de minderjarige]. Wel herkent de rechtbank zich in de zorgen die de RvdK heeft over de totstandkoming van de stellige mening van [de minderjarige]. De vrouw, de voogden, maar ook overige familieleden zijn allemaal erg negatief over de man, hetgeen ook ter zitting nog eens is gebleken uit de verbale en non-verbale houding van de vrouw én de voogden. Deze negatieve meningen zijn grotendeels gebaseerd op ervaringen uit het verleden. De weerstand bij de naasten van [de minderjarige] richting de man is zo enorm groot, dat het voor [de minderjarige] vrijwel onmogelijk moet zijn geweest om een onafhankelijke, eigen mening te vormen. De rechtbank is van oordeel dat het voor [de minderjarige] goed zou zijn om de gelegenheid te krijgen om eigen ervaringen op te doen met de man, zodat zij ook de positieve kanten van de man kan leren kennen. Want of er nu contact is (geweest) of niet en of [de minderjarige] het nu wil of niet, de man is en blijft haar vader, en zij draagt voor 50% het DNA van haar vader. Voor de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] zou het goed zijn als [de minderjarige] meer te weten komt over de man. De rechtbank beveelt de man daarom aan om [de minderjarige] als een 'vader op afstand' op de hoogte te houden van zijn leven, op de wijze zoals door de RvdK geschetst in het raadsrapport. Mocht [de minderjarige] in de toekomst nieuwsgierig worden naar haar vader, dan is de drempel om in contact te treden mogelijk lager.
Informatieplicht
2.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Ten tijde van de geboorte van [de minderjarige] was de vrouw nog minderjarig. In verband met de minderjarigheid van de vrouw zijn haar ouders destijds benoemd als de voogden. Inmiddels is [de minderjarige] al [leeftijd], maar de vrouw is in al die jaren (ondanks dat zij daartoe wel bevoegd was) nooit met het gezag belast. Zou de vrouw met het gezag belast zijn, dan was zij op grond van artikel 1:377b BW gehouden om de man als niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [de minderjarige], tenzij de rechtbank het eerste lid op grond van artikel 1:377b, lid 2 BW buiten toepassing zou laten indien het belang van het kind dat vereist.
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat de man het recht heeft om op de hoogte te blijven van zijn dochter en om te weten hoe het met haar gaat. Dit is te meer het geval nu de man geen omgang met [de minderjarige] heeft en dit ook niet (op korte termijn) valt te verwachten. De wettekst spreekt van het informeren over ‘gewichtige aangelegenheden’. Hierbij kan worden gedacht aan de leerprestaties of schoolkeuze van [de minderjarige], de gezondheid casu quo ontwikkeling van [de minderjarige] of belangrijke financiële aangelegenheden die [de minderjarige] betreffen (en dus niet het vermogen van de vrouw of de voogden). Door het verschaffen van informatie aan de man kan een minimale betrokkenheid van de man bij het leven van [de minderjarige] gewaarborgd worden.
2.9.
De vrouw heeft echter geen gezag en de voogden zijn niet aan te merken als een (met gezag belaste) ouder, waarover in artikel 1:377b BW gesproken wordt. In de literatuur wordt gesproken over een leemte in de wet in het geval van een voogdij. Aldus zou er betoogd kunnen worden dat er geen informatieverplichting aan de vrouw of de voogden opgelegd kan worden.
2.10.
Op dit moment dragen de zowel de vrouw als de voogden zorg voor de (feitelijke) verzorging en opvoeding van [de minderjarige], en daarmee dragen zij de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van [de minderjarige], alsmede haar veiligheid en dienen zij de ontwikkeling van de persoonlijkheid van [de minderjarige] te bevorderen (Hoge Raad 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:943). Naar het oordeel van de rechtbank behoort tot voornoemde zorg en verantwoordelijkheid van de vrouw als feitelijk verzorger en de voogden in beginsel mede dat zij de niet met gezag belaste ouder op de hoogte stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het (geestelijke) vermogen van het kind.
2.11.
Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 1:377b BW volgt dat het artikel als doel heeft om de band tussen het kind en de niet met gezag belaste ouder niet verder onnodig te schaden dan veelal als gevolg van een scheiding al het geval is. De rechtbank is van oordeel dat dit ook geldt indien een voogd benoemd is en/of het kind feitelijk door de voogden en de andere niet met gezag belaste ouder (de vrouw) opgevoed wordt. Aldus stelt de rechtbank de voogden en de vrouw in deze situatie gelijk aan de ‘met gezag belaste ouder’ zoals genoemd in artikel 1:377b BW.
2.12.
Gelet op bovenstaande zal de rechtbank aan zowel de vrouw als de voogden een informatieverplichting opleggen, inhoudende dat de vrouw en de voogden gezamenlijk de man eens per drie maanden schriftelijk moeten informeren over zaken die [de minderjarige] betreffen, in de vorm van een in lettergrootte 12 getypt bericht van minimaal twee pagina’s a4 formaat, vergezeld van drie duidelijke (informele) recente foto’s waarop [de minderjarige] zichtbaar is en die een inzage geven in het dagelijkse leven van [de minderjarige], alsook een afschrift van schoolrapporten en overige relevante dingen die [de minderjarige] betreffen.
2.13.
De rechtbank wijst de vrouw en de voogden erop dat bij niet naleving van deze informatieverplichting de man desgewenst dwangsommen kan vorderen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat de vrouw en de voogden gezamenlijk de man eens per drie maanden moeten informeren over zaken die [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], betreffen, in de vorm van een in lettergrootte 12 getypt bericht van minimaal twee pagina’s a4 formaat, vergezeld van drie duidelijke (informele) recente foto’s waarop [de minderjarige] zichtbaar is en die een inzage geven in het dagelijkse leven van [de minderjarige], alsook een afschrift van schoolrapporten en overige relevante dingen die [de minderjarige] betreffen;
3.2.
ontslaat de bijzondere curator [de bijzondere curator], uit haar benoeming wegens beëindiging van haar werkzaamheden.
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Baken, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 889