ECLI:NL:RBNNE:2023:3497

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
23/3019
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor schuur en haven met ligplaatsen

Op 18 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, bestaande uit drie personen, hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Fryske Marren is verleend voor het legaliseren van een schuur, een haven met zes ligplaatsen en de verhuur van maximaal drie boten op het perceel Utbuorren 17 te Terherne. De vergunning was eerder verleend op 2 juni 2021, maar werd door de rechtbank op 9 december 2022 vernietigd, waarna het college een nieuw besluit heeft genomen op 8 juni 2023. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en tegelijkertijd een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.

Tijdens de zitting op 15 augustus 2023 hebben de verzoekers hun bezwaren toegelicht, waarbij zij vooral de overlast van de ligplaatsen en de botenverhuur benadrukten. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er op dat moment geen sprake was van onverwijlde spoed die een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De rechter stelde vast dat de overlast, hoewel vervelend, niet zodanig was dat het wachten op de bodemprocedure niet kon worden afgewacht. Bovendien was er geen bewijs dat het gebruik van de vergunning zou leiden tot onomkeerbare gevolgen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen, met de conclusie dat er geen spoedeisend belang was.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/3019

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 augustus 2023 in de zaak tussen

[verzoeker 1], [adres] te [plaats],

[verzoeker 2],[adres] te [plaats],
[verzoeker 3],[adres] te [plaats],
verzoekers,
(gemachtigde: mr. A. Speksnijder),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Fryske Marren

(gemachtigde: S. van Hoving).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [woonplaats] (eigenaar perceel Utbuorren 17).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het legaliseren van een schuur, een haven met zes ligplaatsen en de verhuur van maximaal drie boten op het perceel Utbuorren 17 te Terherne.
1.1.
Het college heeft deze vergunning met het besluit van 2 juni 2021 verleend. Het betreft een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. De omgevingsvergunning is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure. [1]
1.2.
Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. Met de uitspraak van 9 december 2022 heeft de rechtbank het besluit van 2 juni 2021 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen.
1.3.
Met het bestreden besluit van 8 juni 2023 heeft het college een nieuw besluit genomen.
1.4.
Verzoekers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en gelijktijdig een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
1.5.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [verzoeker 3], de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigde van het college en de derde-partij.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers enkel gronden hebben aangevoerd tegen het gebruik van de ligplaatsen en de schuur voor de bedrijfsmatige verhuur van boten en niet tegen de bouw van de schuur.
3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Er moet dus niet gewacht kunnen worden op de afhandeling van het geschil in de bodemprocedure. Daarvan kan sprake zijn als er door de werking van het besluit een feitelijke of juridische situatie zou ontstaan die onomkeerbare gevolgen zou hebben.
3.1.
Verzoekers voeren aan dat de spoedeisendheid is gelegen in de aanzienlijke en onaanvaardbare overlast die zij ervaren van het gebruik van de zes ligplaatsen en de botenverhuur. De ligplaatsen grenzen aan hun tuinen en eigen ligplaatsen. De overlast betreft onder andere geluidsoverlast van de bootmotoren en de recreërende bezoekers (waaronder ook zwemmers en suppers), stank van de motoren en vervuiling van het water. Huurders van de boten zijn bovendien niet altijd kundig in het besturen daarvan en er zijn al meermaals boten van omwonenden aangevaren.
3.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er op dit moment geen sprake is van onverwijlde spoed op grond waarvan een voorlopige voorziening moet worden getroffen.
3.3.
Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat door verzoekers overlast wordt ervaren, is niet gebleken dat de overlast zodanig is dat een uitspraak in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter dat ter zitting naar voren is gekomen dat de op dit moment ervaren overlast al sinds 2018 bestaat en verder dat het een recreatiegebied betreft dat in de zomermaanden meer bezoekers aantrekt.
3.3.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat niet is gebleken dat het gebruik van de verleende omgevingsvergunning leidt tot onomkeerbare gevolgen. Het gebruik van de haven en de schuur voor de botenverhuur kan eenvoudig worden gestaakt en de boten kunnen worden verplaatst.
3.4.
Gelet op het voorgaande is geen sprake van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.T. de Boer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a en onder 3°, en artikel 3.10 en verder van de Wabo.