ECLI:NL:RBNNE:2023:3485

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 399
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag onroerende zaakbelasting (OZB) en WOZ-waarde

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een aanslag onroerende zaakbelasting (OZB) die aan eiseres is opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Hoogeveen. De aanslag, gedateerd op 30 juni 2021, betreft een onroerende zaak met een WOZ-waarde die door verweerder is vastgesteld op € 4.530.000 per waardepeildatum 1 januari 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, waarbij zij aanvoert dat de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld en dat deze exclusief BTW moet worden gewaardeerd. Verweerder heeft het bezwaar op 23 december 2021 gegrond verklaard, maar de WOZ-waarde verlaagd naar € 4.490.000. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij de rechtbank op 1 augustus 2023 oordeelt dat de WOZ-waarde niet kan worden herzien in het kader van het bezwaar tegen de OZB-aanslag, omdat deze WOZ-waarde eerder was vastgesteld en daartegen geen bezwaar was gemaakt. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en laat de uitspraak op bezwaar in stand. De rechtbank wijst erop dat vernietiging van de uitspraak alleen mogelijk is als dit in het belang van de belastingplichtige zou zijn, wat hier niet het geval is. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/399
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 1 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: G. Gieben),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hoogeveen, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 30 juni 2021 een aanslag onroerende zaakbelasting (OZB) opgelegd voor eigenaren niet-woningen, met aanslagnummer [nummer A] betreffende de onroerende zaak aan [adres] (hierna: de onroerende zaak). De aanslag kent een heffingsgrondslag voor de OZB van € 4.213.000 en bedraagt € 14.901.
Eiseres heeft bij brief van 30 juli 2021 bezwaar gemaakt tegen de aanslag OZB.
Bij uitspraak op bezwaar van 23 december 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en € 795 aan proceskostenvergoeding toegekend
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2023. Namens eiseres is daar verschenen [kantoorgenoot gemachtigde] en namens verweerder zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand] .

Overwegingen

Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
Bij besluit van 28 februari 2021 heeft verweerder op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak, per waardepeildatum 1 januari 2020, vastgesteld voor het kalenderjaar 2021 op € 4.530.000.
1.2.
In de aanhef van het onder het procesverloop vermelde bezwaarschrift van eiseres van 30 juli 2021 heeft zij het aanslagnummer ( [nummer A] ) en de dagtekening (30 juni 2021) van de aanslag OZB vermeld. In dit bezwaarschrift heeft eiseres aangevoerd dat de WOZ-waarde en de daarmee samenhangende aanslag OZB te hoog is vastgesteld. In een nadere aanvulling op het bezwaar van 12 november 2011 is aangevoerd dat de onroerende zaak exclusief BTW moet worden gewaardeerd en dat de vrijstelling van het crematorium te laag is. Gesteld is dat de WOZ waarde niet hoger kan zijn dan € 3.388.000.
1.3.
Verweerder heeft in zijn uitspraak op bezwaar van 23 december 2021 erkend dat in het kader van de bepaling van de heffingsmaatstaf de vrijstelling voor het crematorium te laag was. Daarnaast heeft verweerder de WOZ-waarde van de onroerende zaak, in verband met een onjuist gehanteerd archetype, verlaagd en vastgesteld op € 4.490.000. De waardering inclusief BTW is gehandhaafd.
Geschil en beoordeling
2. Partijen verschillen van mening over de juistheid van de uitspraak op bezwaar van 23 december 2021. Eiseres stelt enkel dat in geschil is de WOZ-waarde en voert als grond aan dat de WOZ-waarde van de onroerende zaak exclusief BTW moet worden vastgesteld, hetgeen verweerder in zijn verweerschrift bestrijdt.
3. Eiseres heeft in haar bezwaarschrift van 30 juli 2021 expliciet verwezen naar het aanslagslagnummer en de dagtekening van de aanslag OZB van 30 juni 2021 (zie 1.2.). Hieruit volgt dat eiseres met dit bezwaarschrift bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag OZB van 30 juni 2021. Eiseres heeft als grond van dit bezwaar tegen de aanslag OZB mede aangevoerd dat de WOZ-waarde van de onroerende zaak te hoog is vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank kan in bezwaar tegen de aanslag OZB, de WOZ-waarde alleen onderdeel uitmaken van dat bezwaar als die WOZ-waarde op hetzelfde biljet als de aanslag OZB voor het eerst bekend is gemaakt. Dat is hier niet het geval (1.1.). Bij de vaststelling van de OZB-aanslag heeft verweerder met betrekking tot de waarde van de onroerende zaak geen beslissing genomen die op enig rechtsgevolg is gericht. Nu de WOZ-waarde bij de beschikking van 28 februari 2021 is vastgesteld en daartegen geen bezwaar is gemaakt, stond de WOZ-waarde vast. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen de aanslag OZB voor zover het was gericht tegen de hoogte van de vastgestelde WOZ-waarde daarom ten onrechte gegrond heeft verklaard. De door verweerder toegepaste vermindering van de WOZ-waarde van de onroerende zaak dient als een ambtshalve vermindering te worden aangemerkt, waartegen eiseres geen bezwaar en beroep kan instellen. Dat die vermindering is opgenomen in de uitspraak op bezwaar, maakt overigens niet dat de WOZ-waarde alsnog in beroep aan de orde kan komen. Omdat eiseres in beroep enkel heeft gesteld dat de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld, kan het beroep van eiseres tegen de aanslag OZB nergens toe leiden.
4. De rechtbank overweegt voorts dat vernietiging van een gedane uitspraak wegens een (vermeende) misslag in het dictum slechts aangewezen is indien de belangen van de belastingplichtige daarmee kunnen worden gediend. Met vernietiging van de uitspraak op bezwaar zou in het onderhavige geval geen belang gediend worden, nu het bezwaar ongegrond verklaard had moeten worden. De rechtbank zal daarom de uitspraak op bezwaar niet vernietigen, maar zal deze in stand laten. [1]
5. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
6. Nu het beroep ongegrond zal worden verklaard, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.A.M. Kager, voorzitter, en mr. R.R. van der Heide en mr. M. Pelinck, leden, in aanwezigheid van mr. H.J. Haanstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl . Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.zie Hoge Raad 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1033.