ECLI:NL:RBNNE:2023:3481

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
LEE 23/3221 en LEE 23/3220
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de voorzieningenrechter in verzoek om voorlopige voorziening en beroep niet tijdig met betrekking tot festival Psylân – Soul of Essence

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 16 augustus 2023, geregistreerd onder de zaaknummers LEE 23/3220 en LEE 23/3221, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Dit verzoek is ingediend door een verzoeker die bezwaar maakt tegen het vijfdaagse festival Psylân – Soul of Essence, dat gepland staat van 23 tot en met 27 augustus 2023 op camping [camping] in [locatie]. De verzoeker stelt dat het festival in strijd is met het bestemmingsplan en dat hij hinder zal ondervinden van geluidsoverlast.

De voorzieningenrechter constateert dat de verzoeker geen belanghebbende is, omdat het geluidsniveau van het festival, zoals blijkt uit een akoestisch rapport, niet significant zal zijn voor de woning van de verzoeker, die op meer dan 1500 meter afstand ligt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de verzoeker niet kan worden aangemerkt als belanghebbende, omdat hij niet rechtstreeks door het besluit van het college van burgemeester en wethouders is geraakt. Hierdoor is er geen sprake van een aanvraag voor handhaving, en kan de voorzieningenrechter zich niet bevoegd verklaren om het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep niet tijdig te behandelen.

De uitspraak concludeert dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaart en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak, met inachtneming van de wettelijke termijn van zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 23/3220 en LEE 23/3221

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 augustus 2023 in de zaken tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. W. Koster),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel, het college
(gemachtigde: mr. P. Zoeten).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [plaats] (derde-partij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek is bij de rechtbank geregistreerd onder het nummer LEE 23/3221. Deze voorlopige voorziening is ingediend hangende een door verzoeker ingediend beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college. Het beroep niet tijdig is bij de rechtbank geregistreerd onder het nummer LEE 23/3220.
1.1.
Verzoeker heeft bij het college een verzoek om handhaving ingediend vanwege het vijfdaagse festival Psylân – Soul of Essence, welke zal plaatsvinden van 23 tot en met 27 augustus 2023 op camping [camping] aan de [adres] te [locatie] .
1.2.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker, namens het college heeft deelgenomen zijn gemachtigde en A. Visser en namens de derde-partij zijn verschenen [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] .

Totstandkoming van het besluit

2. De burgemeester van de gemeente Tytsjerksteradiel heeft op 8 juni 2023 een evenementenvergunning en een toestemming incidentele festiviteit verleend voor festival Psylân – Soul of Essence met muziek, workshops, markt en overnachting op camping [camping] aan de [adres] te [locatie] , voor de periode van 23 tot en met 27 augustus 2023.
2.1.
Tegen deze vergunning zijn verzoeken voor een voorlopige voorziening ingediend. Bij uitspraak van 3 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de verzoeken afgewezen.
3. Op 27 juli 2023 heeft verzoeker het college gevraagd om handhavend op te treden. Hiertoe heeft verzoeker aangegeven dat het vijfdaagse evenement Psylân – Soul of Essence in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft verzoeker aangegeven dat ter plaatse slechts incidentele evenementen zijn toegestaan welke ondergeschikt dienen te zijn aan de hoofdfunctie. Een vijfdaags festival met daarbij een camping en het afspelen van versterkte muziek met open deuren bij twee van de podia valt hier, aldus verzoeker, niet onder. Ook is het evenement niet ondergeschikt aan de gebouwen ten behoeve van de horeca nu bij een dergelijk evenement deze rollen juist omgedraaid zijn en de horeca ondergeschikt is aan het evenement. Ten slotte betoogt verzoeker dat niet is gewaarborgd dat het festival niet nogmaals op deze locatie zou mogen plaatsvinden. Door verzoeker is betoogt dat hij met deze procedure(s) probeert te bewerkstelligen dat de door het evenement veroorzaakte nadelige gevolgen voor zijn goede woon- en leefklimaat, met name door geluid, worden voorkomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter constateert allereerst dat door het college, afgezien van een verweerschrift, geen inhoudelijke stukken zijn ingediend die betrekking hebben op het festival. Ook door verzoeker zijn afgezien van het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep niet tijdig geen inhoudelijke stukken ingediend. Tegen die achtergrond heeft de voorzieningenrechter ter zitting kort de vraag besproken of verzoeker belanghebbende zou zijn en daarbij aangegeven dat hij, bij gebrek aan informatie, er vooralsnog van uit zou gaan dat verzoeker wel belanghebbende is.
5. Ter zitting is gebleken dat er een geluidsrapport over de akoestische gevolgen van het festival op de omgeving beschikbaar is. Partijen hebben vervolgens toestemming gegeven om het rapport Akoestisch onderzoek muziekgeluid Evenement ‘Psylân 2023 – Soul of Essence' (het akoestisch onderzoek) van dBBrothers van 18 mei 2023 bij de gedingstukken te voegen.
5.1.
Op basis van dit rapport is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat verzoeker niet kan worden aangemerkt als belanghebbende. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
5.2.
De onderhavige procedure heeft betrekking op een verzoek om een voorlopige voorziening hangende een beroep niet tijdig, nu het college, aldus verzoeker, niet tijdig op zijn verzoek om handhaving heeft beslist. De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) onder een aanvraag wordt verstaan een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen. Uitsluitend een belanghebbende kan derhalve een verzoek om handhaving indienen waarop verweerder moet beslissen. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder een belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
5.3.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het evenement bestaat uit een mainstage en een chillstage. Daarbij komt de mainstage in de afgesloten loods op het perceel en de chillstage in de glazen kas aan de zuidzijde van het perceel. Er is daarom sprake van een inpandig evenement, zodat in het akoestisch onderzoek geluid uitstralende gevels en daken zijn gebruikt om het geluidsniveau van de geluidsuitstraling op omliggende woningen en referentiepunten te berekenen. In het akoestisch onderzoek is uitgegaan van een equivalent geluidsniveau LAeq van niet meer 70 dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter. Uit het akoestisch rapport blijkt dat aan die 70 dB(A) kan worden voldaan en dat er zelfs lagere waarden zijn berekend. Ook blijkt uit het akoestisch onderzoek dat het geluidsniveau op een omliggende woning welke is gelegen op ongeveer 700 meter ten zuiden van het evenement 42 dB(A) betreft.
5.4.
In het onderzoek is uitgegaan van een worst-case scenario. Nu de woning van verzoeker, zoals niet is betwist, op ruim 1500 meter ten noorden van het evenement ligt, acht de voorzieningenrechter het zeer onwaarschijnlijk dat verzoeker hinder van enige betekenis zal ondervinden van het evenement. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter ook dat door de derde-partij ter zitting is toegelicht dat aan de noordzijde van de loods een (extra) isolatiemuur zal worden aangebracht welke niet is meegenomen in de geluidsberekening. Door verzoeker is nog gesteld dat de deuren van de mainstage aan de noordzijde van de loods continu geopend zullen zijn zodat aannemelijk is dat de geluidsuitstraling richting verzoeker zal leiden tot een hogere geluidsuitstraling. Door de derde-partij is gesteld, zoals ook door het geluidsrapport wordt onderbouwd, dat de deuren van de mainstage aan de zuidkant van de loods zitten. De voorzieningenrechter constateert dat er in het rapport rekening mee is gehouden dat ze continu geopend zullen zijn. Tegen deze achtergrond is de voorzieningenrechter van oordeel dat het op grond van de extra isolatie van de noordelijke wand en de zuidelijke situering van de deuren van de mainstage zeer onwaarschijnlijk is dat het festival richting verzoeker tot een hogere geluidsbelasting zal leiden dan in zuidelijke richting zodat de te berekenen geluidsbelasting op de woning van verzoeker dusdanig laag zal zijn dat er niet gesproken kan worden van hinder van enige betekenis. Verzoeker is daarom geen belanghebbende.
6. Hierna legt de voorzieningenrechter uit welke gevolgen het oordeel dat verzoeker geen belanghebbende is, heeft.
7. Zoals hierboven uiteen is gezet is verzoeker geen belanghebbende bij het verzoek om handhaving. Er is dan ook geen sprake van een aanvraag, zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Nu geen sprake is van een aanvraag kan er, op grond van artikel 1:3, tweede lid, van de Awb, ook geen besluit op een aanvraag ontstaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zal de reactie van het college op dit verzoek dan ook niet kunnen worden aangemerkt als een besluit op het verzoek om handhaving. Gelet hierop is er ook geen beslistermijn gaan lopen waarbinnen het college op verzoekers verzoek diende te beslissen en stond de mogelijkheid van het indienen van een beroep niet tijdig niet open. De voorzieningenrechter zal zich dan ook onbevoegd verklaren ten aanzien van het door verzoeker ingediende beroep niet tijdig.
8. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist, indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld. Dit is het formele connexiteitsvereiste. Nu de bestuursrechter niet bevoegd is of zal worden om te oordelen over het beroep niet tijdig, is hij eveneens niet bevoegd om kennis te nemen van het verzoek om voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

9. Gelet op het bovenstaande is de voorzieningenrechter niet bevoegd om kennis te nemen van het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep niet tijdig. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep niet tijdig.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.I. Havinga, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat voor zover dit betrekking heeft op de voorlopige voorziening geen hoger beroep of verzet open.
Tegen deze uitspraak staat voor zover deze betrekking heeft op het beroep niet tijdig verzet open. Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.